Fons Leroy: ‘Ik pleit voor een holistische aanpak waarbij duurzaamheid de rode draad vormt van het Nieuwe Werken’

De coronacrisis heeft de bestaande knelpunten op de arbeidsmarkt aangescherpt: de hoge graad van onwelzijn op het werk, de gebrekkige leercultuur, het tekort aan langetermijndenken, de verspilling van materiële en immateriële grondstoffen, de digitale competentiekloof, te weinig inclusief hr-beleid … Die knelpunten moeten we dringend aanpakken, want de wereld van morgen, en dus ook de arbeidsmarkt van morgen, zal het komende decennium geconfronteerd worden met nieuwe uitdagingen zoals de verdere digitalisering en robotisering, de vergrijzing van de beroepsbevolking, de klimaatverandering en migratiedruk. We moeten dus dringend nieuwe kaders hanteren die toelaten welvaart en welzijn te garanderen, ook voor de toekomstige generaties.

Ik pleit voor een holistische aanpak waarbij duurzaamheid de rode draad vormt van het Nieuwe Werken. Dat Nieuwe Werken moet volgens mij steunen op een sterk drieluik. Het eerste luik heeft betrekking op de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties. Die duurzaamheidsdoelstellingen zouden geïntegreerd moeten worden in elke bedrijfsstrategie. Zo dragen bedrijven niet alleen bij tot een meer duurzame en circulaire economie, maar ook tot een duurzame wereld. De overheid zou deze aanpak moeten ondersteunen door bedrijven te verplichten de SDG’s te verankeren in de bedrijfsstrategie.

Het tweede luik beoogt meer duurzaamheid in het medewerkersbeleid van ondernemingen. Bedrijven moeten evolueren naar ‘huizen van werkvermogen en werkgeluk’. Medewerkers brengen namelijk een steeds groter deel van hun levensloopbaan door op de werkvloer. Het Finse model van het huis van werkvermogen biedt hiervoor een uitstekend kader. Dit model zorgt voor een permanente en holistische ‘fit’ tussen medewerker en bedrijf. Er wordt niet alleen een afstemming gezocht tussen de gevraagde en aangeboden competenties, maar ook tussen de waarden en normen van bedrijf en medewerkers en er wordt geïnvesteerd in de mentale en fysieke fitheid van de medewerkers. Verder wordt in dit model de arbeidsorganisatie doordrenkt met een toekomstgericht hr-beleid waarbij er werk gemaakt wordt van continue leeren loopbaanmogelijkheden op maat van elke medewerker, van regelvrijheden en werkautonomie, van ergonomische aanpassingen en het gebruik van inclusieve technologieën. Zo is een duurzame arbeidsrelatie tussen medewerker en bedrijf verzekerd.

Als derde luik vermeld ik de 21ste-eeuwse vaardigheden. In een werkomgeving die voortdurend verandert, hebben medewerkers niet alleen beroeps- of functiegebonden vaardigheden nodig, maar zouden ze ook de vaardigheden moeten bezitten die hen wendbaar en weerbaar maken. Het gaat daarbij vooral over ondernemingszin, creatief vermogen, leergoesting, sociaal en cultureel kapitaal, communicatievaardigheden, maar ook digitale skills. Elk beroep zal in de toekomst namelijk een digitale component krijgen zodat digi-taal de nieuwe moedertaal wordt. Die 21ste-eeuwse vaardigheden waarborgen dat medewerkers zelf het stuur van hun loopbaan in handen kunnen nemen en sterk genoeg staan om met veranderingen in hun werkomgeving om te gaan.

Deze heilige drievuldigheid van het Nieuwe Werken – de duurzaamheidsdoelstellingen van de Verenigde Naties, het huis van werkvermogen en de 21ste-eeuwse vaardigheden – vormen de grondslag van een futureproof arbeidsmarktbeleid. Willen we dit echt verankeren om welvaart en welzijn te verzekeren, dan moeten we de moed hebben om onze institutionele arrangementen en kaders aan te passen. We hebben een goed systeem van sociale zekerheid, maar het is niet aangepast aan nieuwe risico’s zoals gebrek aan scholing en competentieveroudering, digitale uitsluiting en robotisering. Ons arbeidsrecht is gedateerd en is niet afgestemd op een transitionele arbeidsmarkt. Het ondersteunen van lerende loopbanen ontbreekt grotendeels in het individueel en collectief arbeidsrecht. Er zijn ook nog te veel muurtjes op de arbeidsmarkt die soepele loopbaanwendingen verhinderen. Kortom, er is nog heel wat werk voor politici, werkgevers en sociale partners voor de boeg om een werkelijk mirakel op de arbeidsmarkt te voltrekken.

Fons Leroy is ex-CEO van VDAB en auteur van ‘Een vaccin voor de arbeidsmarkt: Werken na corona’.

De hoofdreden om na corona met zijn allen terug naar kantoor te gaan

Je moet het de hogepriesters van de technologie nageven. De pandemie heeft onze neus op het feit gedrukt dat zij voor heel wat problemen inventieve oplossingen hebben aangereikt. Zo ook voor intellectuele arbeid. Zoom, Microsoft Teams en soortgelijke communicatietools hebben aangetoond dat je productief kan doorwerken als je in een marketing – of salesfunctie bevindt, technisch advies geeft of boekhouddiensten levert. Het is absoluut verbazend dat de toekomst van thuiswerk al 30 jaar lang werd gepredikt – zonder noemenswaardig succes – en dat één virus de halve werkende wereldbevolking in dit predicament heeft geduwd.

Bovendien heeft het toch iets kafkaiaans want heel wat bedrijven kunnen nu monitoren hoelang je werkt, hoeveel keer je hebt ingelogd en met wie je contact hebt gehad. Het lijkt allemaal wat minder stressvol (nooit meer files!) maar in de realiteit blijkt nu na enkele maanden dat deze nieuwe manier van werken toch iets minder rooskleurig is als voorheen gedacht.

Michel Drets, Frankie Loosveld, Alain Vandam en Guido Pallemans van Het Eiland. Foto: Johan Jacobs

De meesten onder jullie zullen stellen dat de hoofdreden dat we terug naar kantoor willen, ligt in het feit dat we sociale wezens zijn en dat het daarom essentieel is dat we elkaar terugzien op kantoor. Dit zal toelaten dat de medewerkers terug een vertrouwensrelatie kunnen bouwen en je een bedrijfscultuur kan cultiveren. Kantoorverkopers stellen bovendien terecht dat een goed ontworpen kantoor met een juiste koffiehoek, een toffe bar annex restaurant ervoor zorgt dat nieuwe ideeën ontstaan tussen medewerkers die niet elke dag samenwerken – ‘serendipiteit’ heet dit in het jargon. Dat zijn allemaal zeer waardevolle redenen.

Ik bied je echter een nog veel betere reden. Op bureau kan je af en toe eens goed lachen. Humor is de beste remedie tegen stress en mentale druk. Het is het beste cement om een groepsgeest te bouwen. Een onschuldige mop over een gezamenlijke lastige klant gedeeld tussen twee telefonistes of een goed geplaatste farce aan de start van een meeting laadt iedereen weer op. De meest populaire medewerkers zijn meestal ook de grappigste. Slimme bedrijven houden dikwijls dergelijke collega’s in dienst omdat ze waarde toevoegen die niet kan gemeten worden in productiviteit.

Satire is ook ideaal om de serieuze, dikwijls incoherente ‘buzzwords’ van het legertje managers wat te relativeren. Daarom is de beste humor ook altijd degene die vanonder komt en niet van de top. De briljante sitcom ‘The office’ met Ricky Gervais in de hoofdrol – de Amerikaanse heeft Steve Carell als de hopeloze manager – illustreert pijnlijk hoe leidinggevenden zich dikwijls zo serieus nemen dat je er plaatsvervangende schaamte van krijgt. Humor van de top houdt bovendien nog het gevaar seksistisch en racistisch te zijn.

En net dat kunnen de techgoeroes niet oplossen. Een mop vertellen via een Zoomconferentie lukt alvast niet. Een goede mop leeft immers bij spontaneïteit, timing en de juiste context. En deze drie elementen ontbreken vooralsnog in die eindeloze videoconferenties

Werk is een serieuze activiteit, laat dat duidelijk zijn. Maar soms doet het goed om dit werk te relativeren.

Hieronder alvast enkele hilarische stukken die een glimlach op je gezicht zullen toveren van de meesters van de ‘officecomedy’, met onder andere de onovertroffen godfather John Cleese ‘himself’ en het opkomende meesterlijke Vlaamse talent Arnout Van den Bossche.

Nog beter dan de moppen van komieken voor den brode zijn natuurlijk de grappen die spontaan ontstaan op het werk in een onbevangen sfeer waar het goed voelt om samen te bouwen aan een bedrijf … of althans te merken dat je niet alleen bent in een bepaalde onfortuinlijke situatie. Allen daarheen wanneer onze politieke goeroes en gezondheidsexperts ons het groen licht geven.

De legendarische serie Het Eiland 

https://www.youtube.com/watch?v=yWTFk9UBnsM&t=1s

John Cleese als HR Manager

https://www.youtube.com/watch?v=D4iFzweRf3E

Ricky Gervais als motivator van zijn troepen

Steve Carell als salestrainer

Arnout Van den Bossche over de ideale klant

Xavier Verellen is Managing Director van MediaNation

Opgepast, u wordt gefilmd: ‘Laat al die camera’s maar wat vaker achterwege’

De coronacrisis heeft een ontwikkeling versneld en verhevigd die al enige tijd gaande was: steeds vaker willen cultuurhuizen en andere organisatoren van debatavonden en gesprekken alles filmen. Elk woord, elke gedachte moet vereeuwigd worden en voor het nageslacht vastgelegd. Doordat er nu minder mensen aanwezig kunnen zijn op culturele evenementen, is die opnamedrang nog verder doorgeslagen. 

Hoewel het fijn kan lijken om een discussie, over tijdruimtelijke grenzen heen, te kunnen volgen, kleeft er ook een keerzijde aan. De spontaniteit van het spreken, de vrije loop van de gedachten wordt immers ingeperkt door het besef dat ieder woord gewikt en gewogen moet worden. Dat weet ik uit ervaring, als vragensteller en als antwoordengever tijdens zulke debatten en gesprekken.

Mensen beginnen aan een vorm van zelfcensuur te lijden, wanneer ze weten: alles wat ik nu zeg, heb ik voor altijd gezegd. Alles wat ik zeg, kan misschien ooit tegen mij gebruikt worden. Een gedachte die wat mank loopt. Een ingeving die uiteindelijk toch geen groot inzicht blijkt. Het hoort allemaal bij de ontwikkeling van het denkwerk, en in een goed gesprek, in een echte dialoog is er ruimte voor het uiten van ideeën waarvan men later dan toch geen groot voorstander blijkt te zijn. Maar die ruimte dreigt weggenomen te worden doordat de camera’s overal draaien en geen woord ontsnapt aan de opnameapparatuur. Het is ook iets waar het onderwijs onder dreigt te lijden, nu ook lessen alsmaar vaker online gegeven en opgenomen worden. Zeker voor een dialogische discipline als de filosofie is dat een onwenselijke evolutie.

Je moet als denker, schrijver, schepper van woorden en gedachten al bijzonder stevig in je schoenen staan om jezelf niet geremd te zien door camera’s; iemand van het kaliber van Hannah Arendt bijvoorbeeld. In een lang gesprek uit 1964 laat ze haar gedachten over politiek en maatschappij, man en vrouw, goed en kwaad de vrije loop. Dat levert een aantal opvallende bedenkingen op. Zo zegt Arendt onder andere dat vrouwen niet geschikt zijn voor bepaalde beroepen, vooral voor bepaalde leidinggevende rollen. Ze zijn niet gemaakt om ergens het bevel te voeren, want anders verliezen ze hun ‘vrouwelijke kwaliteiten’. Dat klinkt nogal ongemakkelijk uit de mond van een boegbeeld van het feminisme en vrijheid van geest, van een strijder voor de universele menselijke waardigheid en de gelijkwaardigheid van mensen. 

‘Laat al die camera’s en recorders maar wat vaker achterwege’

Het is best denkbaar dat dit vandaag ondenkbaar zou zijn: ik kan me niet inbeelden welke progressieve denker vandaag op camera zo ongegeneerd zijn gedachten de vrije loop zou gunnen. Je woorden zouden nog niet koud zijn of je zou al in een storm van commentaren op sociale media beland zijn. Arendt voegt eraan toe dat ze misschien een beetje ouderwets is op het vlak van vrouwen en hun beroepsactiviteiten. En ze voegt er ook aan toe dat ze het misschien helemaal fout heeft.

Als het op een goed gesprek aankomt, ben ik zelf ook een beetje ouderwets: laat al die camera’s en recorders maar wat vaker achterwege. Het is goed wanneer sommige vluchtige woorden en spontane gedachten gewoon vervluchtigen. 

Het wordt heel snel ‘money time’ voor Vivaldi

Na 493 dagen is het eindelijk zo ver. Er staat een nieuwe federale regering in de steigers. Die drijft nu nog op het enthousiasme van ‘het is gelukt’ en het charisma van kersvers premier Alexander De Croo. Die beseft dat hij heel wat argwaan moet wegwerken. Verdient deze regering het voordeel van de twijfel? Absoluut. Maar de klok tikt ongenadig.

‘We hebben gedaan wat lang onmogelijk leek’, klopte De Croo zich op de borst tijdens de persconferentie met zijn co-formateur Paul Magnette. Dat is, op dit moment, ontegensprekelijk de grootste verdienste van het formateursduo. Alle gescherm met quotes van NBA-legendes als Michael Jordan en Shaquille O’Neal ten spijt.

Het is nog wat vroeg om het akkoord zelf helemaal te beoordelen, vooral bij gebrek aan begrotingstabellen. Maar het is nu al evident dat de financiële invulling van heel wat van de ambities van deze coalitie bijzonder onduidelijk oogt. In een context waarin de economische (na)schokken van de coronacrisis lelijk huishouden is dat niet meteen een geruststellende vaststelling.

Die coronacrisis biedt wel een kans voor De Croo om meteen uit de startblokken te schieten met een daadkrachtig en helder beleid op dat vlak. De nieuwe premier kan in ieder geval terugvallen op meer communicatieve vaardigheden dan zijn voorgangster, al tekende hij tijdens z’n eerste persconferentie wel al meteen voor z’n eerste – zelf toegegeven – ‘gaffe’ door naar haar te verwijzen als Sophie Michel in plaats van Wilmès.

Het is onvermijdelijk dat een ploeg van 7 partijen, die nu belaagd kan worden door de extreme uiteinden van het politieke spectrum (al dan niet in tandem met de grootste partij van Vlaanderen, N-VA), het centrum opzoekt.

Maar daarna liggen er ontegensprekelijk veel meer putten in de weg. De beslissing over de kernuitstap wordt een jaar opgeschoven. Niet meteen bevorderlijk voor het uittekenen van de scenario’s en de investeringen in de benodigde compenserende capaciteit. De verhoging van het minimumpensioen tot 1.500 euro wordt ook gespreid over de legislatuur. Tussen nu en het einde daarvan liggen er nog wel wat begrotingscontroles, waardoor er nog veel kan veranderen. Ook op vlak van het voorlopig uitblijven van nieuwe belastingen, overigens.

Joachim Coens (CD&V)
Joachim Coens (CD&V). Foto: Isopix

Het is onvermijdelijk dat een ploeg van 7 partijen, die nu belaagd kan worden door de extreme uiteinden van het politieke spectrum (al dan niet in tandem met de grootste partij van Vlaanderen, N-VA), het centrum opzoekt. Daar is de meeste ‘common ground’ te vinden om een regeerakkoord op te bouwen. Maar het leidt er ook toe dat iedereen heel wat heeft moeten toegeven. Dat dit bij CD&V intern tot heel wat onvrede leidt, heeft al enkele keren op de straatstenen gelegen. Dat voorzitter Joachim Coens voor een stevige vuurproef staat voor zijn partijcongres, is een understatement.

Water staat velen aan de lippen

Maar ook de partijtop van Open Vld heeft een en ander uit te leggen. Voorzitter Egbert Lachaert, met nadrukkelijke steun van De Croo, raakte als het ware verkozen op een anti-Vivaldi platform, en is nu net de architect van zo’n regering.

De vaststelling blijft: als er geen wiel van de wagen vliegt tijdens de partijcongressen, kunnen we morgen van start met een nieuwe, volwaardige federale regering. Die stond, in welke constellatie het ook zou geworden zijn, voor een gigantische uitdaging. Aan de nog samen te stellen regeringsploeg om het waar te maken. En dat doet ze best snel, want het water staat velen aan de lippen.

Kim Evenepoel is hoofdredacteur van Business AM

Politieke taalarmoede: ‘Respectvol spreken is een morele plicht’

Afgelopen week was ik te gast in een debatprogramma in cultuurhuis de Warande in Turnhout. Samen met politiek filosoof Stefan Rummens – auteur van Wat een theater! Politiek in tijden van populisme en technocratie – boog ik me anderhalf uur lang over de belangrijkste, opvallendste aspecten van de politieke actualiteit. We hadden het daarbij uitvoerig over de taal die de politiek spreekt.  Voor ons allebei gold dat we niet verrast, maar wel getroffen waren door het taalgebruik van onze politici de voorbije weken.   

Vooral Bart De Wever had de aandacht op zich weten te vestigen met enkele eerder platvloerse opmerkingen over andere partijen, over op de knieën gaan en iets te slikken hebben. 

Toch was het een andere uitspraak van De Wever die mijn democratische wenkbrauwen deed fronsen, met name zijn uitspraak dat hij ze ‘kapot’ zou maken. Die ‘ze’, dat betrof de Vivaldi-partijen. Ook Theo Francken had al laten verstaan dat N-VA bikkelharde oppositie zou voeren. Maar in een democratie is het van het grootste belang dat we erkennen dat onze politieke tegenstanders geen vijanden, maar ook onze medestanders zijn in de strijd voor de waarden waarop onze samenleving steunt: vrijheid, verdraagzaamheid, verbondenheid. De ander ‘kapot’ willen maken, staat daar haaks op.

‘Simplistisch, schofferend taalgebruik is alomtegenwoordig in het politieke discours. Gemene sneren zijn gemeengoed geworden’

Indien we in de ‘best mogelijke wereld’ zouden leven, zoals ooit Leibniz beweerde, dan had het natuurlijk heel anders geklonken. Dan steeg er vanuit de oppositiebanken steevast een heel ander geluid op. ‘We zullen op een constructieve manier oppositie voeren, en vanuit die rol bijdragen aan het goede functioneren van de politiek en het welzijn van de samenleving.’ Die best mogelijke wereld lijkt in België 2020, en ook elders, erg veraf.

Het zou uiteraard te eenzijdig zijn om enkel bij deze linguïstische charge van De Wever stil te staan. Simplistisch, schofferend taalgebruik is alomtegenwoordig in het politieke discours. Gemene sneren zijn gemeengoed geworden, en zeker geen eigenheid van partijen die zich aan de uiterste zijden van het politieke spectrum bevinden. Daar moeten we ons toch hoe langer hoe meer zorgen over maken. De crisis van het politieke discours wijst immers op een morele crisis.

Taal is meer dan taal; taal is ook moraal. ‘De essentie van het spreken is ethisch’, zo zei de grote Franse filosoof Emmanuel Levinas ooit. Alles wat we doen, ook onze taalhandelingen, is ingebed in het morele. Hoe we met en over elkaar spreken, is hoe we met elkaar omgaan en over elkaar denken. Schofferend taalgebruik, polariserende uitspraken; het is allemaal meer dan slechts retoriek of politieke strategie. Het is een ethisch gegeven. Respectvol spreken is een morele plicht.

Daarop wees ook Angela Merkel onlangs in een veelbesproken interview. Ze had het over de manier waarop de geschiedenis ons leert dat het mis bejegenen van ‘de ander’ altijd met woorden begint. Ons taalgebruik is de kanarie in de koolmijn van onze collectieve moraal. Precies daarom is het een morele taak voor de betrokken burger om niet door de knieën te gaan: voorbij alle partijgrenzen, politieke voorkeuren en ideologische overtuigingen heen, er is een vorm van politieke retoriek die we echt niet hoeven te slikken.

Edito: Job van de toekomst

Als COVID-19 ons één gigantisch cadeau gegeven heeft, is het toch wel dat we slimmer zijn gaan omspringen met onze werktijd. Terwijl in het precoronatijdperk veel bedrijfsleiders nog dachten dat ‘ik werk van thuis uit’ codetaal was voor ‘ik moet dringend de rododendron snoeien en met de hond naar de dierenarts’, blijkt nu dat onze productiviteit niet geleden heeft onder het verplichte telewerken. Wel integendeel, in sommige sectoren steeg de productiviteit zelfs tot 25%. Daarbij komt dat we ons gezonder en gelukkiger voelen zonder de dagelijkse collectieve afspraak op de Brusselse en Antwerpse ring. Uit een grote Europese enquête blijkt dat amper 16% van de werknemers het ziet zitten om weer elke dag naar kantoor te gaan. Het hybride werken is dus here to stay!

Aangedreven door digitalisering, robotisering en klimaatverandering betreden nog andere gamechangers de arbeidsmarkt. Een kleuter die op 1 september voor het eerst naar school ging, zal hoogstwaarschijnlijk later een beroep uitoefenen dat vandaag nog niet bestaat: microbioommanager bijvoorbeeld, of revivalist. En waarschijnlijk wordt hij het allebei, want niemand heeft over 25 jaar nog maar één carrière per loopbaan. Levenslang leren evolueert met andere woorden van holle hr-term naar een absolute noodzaak om je voortdurend aan te passen aan een snel veranderende wereld. En het is net dat aanpassingsvermogen (het zogenaamde AQ) dat weleens het belangrijkste argument op je cv kan worden. (Goed nieuws: via deze link kun je je AQ nu gratis testen.)

Steeds meer toekomstmodellen gaan uit van de zogenaamde
‘100-year life’-premisse waarbij we toch makkelijk zestig jaar zullen moeten (of mogen, zo je wil) werken. Onder meer dankzij de digitalisering zullen we voor ons huidige werk maar twee à drie dagen nodig hebben in plaats van vijf. De vrijgekomen tijd kunnen we dan perfect invullen met een extra studie of tweede job.

Toen ik als 18-jarige een studie moest kiezen, twijfelde ik tussen biologie, journalistiek en dierengeneeskunde. In het principe van de 100-year life zou ik dus niet hoeven te kiezen tussen mijn passies, maar voor alle drie kunnen gaan.

En dan zou een thuiswerkdag voor mij écht betekenen dat ik tussen de planten en de honden zit. Let the future begin!

Robert Reich: ‘De westkust van de VS staat in brand en het kan Trump niet schelen’

Terwijl het westen van de Verenigde Staten in lichterlaaie staat, bestuurt een onverschillige Trump het land, aldus Robert Reich, gewezen minister van Arbeid onder Bill Clinton en nu professor aan de universiteit van Berkeley. ‘Trump is niet in staat zich om het algemeen belang te bekommeren.’

Buiten mijn raam was de lucht zondag geel. Zaterdag was het oranje. De luchtkwaliteitsindex klom naar meer dan 200. De Environmental Protection Agency definieert dit als een ‘health alert’ waarbij ‘iedereen ernstigere gezondheidseffecten kan ondervinden als ze 24 uur lang worden blootgesteld.’ Helaas bedroeg die index al enkele dagen meer dan 200.

Het westen van de Verenigde Staten staat in brand. Wilde branden in Californië, Oregon en Washington doen huizen in rook opgaan, doden tientallen mensen, maken vele anderen misselijk, zorgen voor de evacuatie van honderdduizenden mensen, verbranden hele steden tot de grond toe, vernietigen miljoenen hectaren en bedekken het westelijke deel van het land met dikke en gevaarlijke rook.

Brandweerlui bestrijden de bosbranden in Californië. Foto: AP Photo/Noah Berger

Toch heeft president Donald Trump bijna niets gezegd en gedaan. Een maand geleden wilde hij mensenlevens in Oregon en Californië beschermen tegen ‘oproerkraaiers en plunderaars’. Hij stuurde federale troepen de straten van Portland op en dreigde ze naar Oakland en Los Angeles te sturen.

Portland loopt het gevaar getroffen te worden door de branden en in Oakland en Los Angeles zijn gezondheidswaarschuwingen uitgevaardigd. Trump bezocht maandag Californië, maar hij heeft weinig gezegd.

Een reden daarvoor is: deze westelijke staten stemden tegen hem in 2016, en hij koestert nog steeds wrok. Hij verwerpte bijna het Californische verzoek om noodfinanciering.

‘Hij zei ons geen geld meer te geven aan mensen wiens huizen waren afgebrand omdat hij zo woedend was dat de mensen in de staat Californië hem niet steunden’, zei Miles Taylor, een voormalige hoge ambtenaar onder Donald Trump.

Een andere verklaring voor het stilzwijgen van Trump is dat de bosbranden te maken hebben met de door mensen veroorzaakte klimaatverandering, die Trump de afgelopen jaren op alle mogelijke manieren alleen maar verergerd heeft. 

Extreme weerrampen doen zich in heel Amerika voor. Afgelopen woensdag heeft het National Oceanographic and Atmospheric Administration zijn laatste State of the Climate-rapport uitgebracht, waarin wordt vastgesteld dat de VS in augustus door vier miljard dollar aan calamiteiten zijn getroffen. Naast de bosbranden waren er twee enorme orkanen en een buitengewone storm in het Midden-Westen.

Het zijn ongemakkelijke feiten voor een president die een groot deel van zijn presidentschap heeft besteed aan het ontmantelen van elk belangrijk klimaat- en milieubeleid dat hij te te pakken kon krijgen. Sinds zijn beslissing om zich terug te trekken uit het klimaatakkoord van Parijs is Trump de meest anti-milieupresident in de geschiedenis van de Verenigde Staten. 

Hij noemde de klimaatverandering een ‘hoax’. Hij beweerde, zonder bewijs, dat windmolens kanker veroorzaken. Hij heeft de grenswaarden van het Obama-tijdperk voor de opwarming van de aarde door elektriciteitscentrales en door auto’s en vrachtwagens verzwakt. Hij heeft de regels voor schone lucht, water en giftige chemicaliën teruggerold. Hij heeft meer openbare ruimtes opengesteld voor olie- en gasboringen.

Hij heeft zich in het bijzonder gericht op Californië, waarbij hij het gezag van de staat heeft herroepen om strengere normen voor de uitstoot van auto’s in te voeren dan die van de federale overheid. 

Alles bij elkaar heeft de Trump-regering bijna 70 milieuregels en -verordeningen omgekeerd, herroepen of op een andere manier teruggerold. Meer dan 30 extra terugdraaiingen zijn nog steeds aan de gang.

Nu, zeven weken voor de verkiezingsdag, met een groot deel van het land ofwel in lichterlaaie, door een laag rook bedekt of lijdend aan andere gevolgen van de klimaatverandering, verdedigt Trump ongegeneerd zijn record en valt hij Joe Biden aan.

‘De kern van [Biden’s] economische agenda is een hard-linkse kruistocht tegen de Amerikaanse energiesector’, zei Trump in een toespraak vanuit de rozentuin van het Witte Huis vorige maand.

Niet helemaal. Hoewel Biden het aanpakken van de klimaatverandering tot een kernpunt van zijn campagne heeft gemaakt en voorstelt om 2 biljoen dollar in een groene jobs te investeren om vernieuwbare energie-infrastructuur te bouwen, zijn zijn ideeën niet radicaal te noemen. Het geld zou worden gebruikt voor het verbeteren van de energie-efficiëntie, het bouwen van 500.000 oplaadstations voor elektrische voertuigen en het verhogen van hernieuwbare energie uit wind-, zonne- en andere technologieën.

Biden wil tegen 2035 een einde maken aan het gebruik van fossiele brandstoffen om elektriciteit op te wekken en tegen 2050 geen broeikasgassen meer uitstoten. Zijn doelstellingen zijn wellicht te bescheiden. Als wat nu in het westen van het land gebeurt een indicatie is, zal 2050 te laat zijn.

Toch staan Amerikanen voor een duidelijke keuze. Over een paar weken, wanneer ze al dan niet beslissen of Trump nog eens vier jaar verdient, staat de klimaatverandering op de agenda.

Het zou geen moeilijke keuze moeten zijn. Net als het coronavirus, zijn de verschrikkelijke gevolgen van de klimaatverandering – gekoppeld aan Trumps kwaadwilligheid – het ondubbelzinnige bewijs dat hij niet in staat is zich om het algemeen belang te bekommeren.



Waarom techbedrijven floreren dankzij corona

Volgens Manuel Moerbach, CEO van statistiekbureau Statista, zal cloud computing een cruciale rol spelen bij het hervormen van bedrijven en industrieën in het post-corona tijdperk. En het zijn de usual suspects, Amazon, Apple, Alphabet en Microsoft, die met de prijzen gaan lopen.

Techbedrijven zijn booming. Amazon, Apple, Alphabet en Microsoft sloegen eind juli iedereen met verstomming en boekten een stijgende omzet in vele van hun verschillende producten en diensten. Amazon zette de meest indrukwekkende prestatie neer, met een explosieve 10,30 dollar per aandeel tegen de 1,50 dollar voorspeld door analisten. De COVID-19 pandemie is elke industrie ter wereld grondig aan het hervormen, en voor Big Tech lijkt dat voornamelijk positief te zijn.

Een van de snelst groeiende diensten die veel van deze bedrijven aanbieden is het zogenaamde ‘enterprise cloud computing’, en coronamaatregelen zouden de vraag ernaar nog verder kunnen doen toenemen. De totale omzet voor de beste cloudsystemen is de voorbije twee kwartalen door het dak gegaan. Amazon Web Services, de meest toonaangevende aanbieder van cloud computing ter wereld, zag een groei van respectievelijk 33 procent en 29 procent in de eerste twee kwartalen van dit jaar. Microsoft Azure en Google Cloud noteerden nog grotere stijgingen van ongeveer 50 procent per kwartaal.

‘COVID-19 blijkt de ultieme test te zijn voor cloudaanbieders en -gebruikers’

Manuel Moerbach, CEO van statistiekbureau Statista

Die explosieve toename van de cloud-inkomsten voor techgiganten is een onderdeel van een tien jaar durende trend. Bedrijven besteden meer aan het uitbesteden van hun computerbehoeften, en in het afgelopen decennium zijn de bedrijfsuitgaven voor de clouddiensten met meer dan 8.500 procent gestegen, van 1,1 miljard dollar in 2009 tot 96,4 miljard dollar in 2019. Cloud-opslag en IT-infrastructuur vervangen in sneltempo de fysieke server.

COVID-19 blijkt de ultieme test te zijn voor cloudaanbieders en -gebruikers. Overal ter wereld zijn werknemers uit vele sectoren genoodzaakt om thuis te werken. Tot nu toe biedt cloud computing een antwoord op deze uitdaging en geeft het bedrijven gemakkelijk toegang tot opslag, tools, IT en andere diensten die nu zo goed als essentieel zijn geworden voor elk modern bedrijf.

Zo kan cloud computing voor bedrijven worden onderverdeeld in drie hoofddiensten: infrastructuur, software en platform. Salesforce is gespecialiseerd in het leveren van software en productiviteitstools via de cloud. Slack heeft een vergelijkbaar bedrijfsmodel, waarbij de software en productiviteitstools op hun servers zijn ondergebracht, zodat gebruikers overal toegang tot hebben. Infrastructure as a Service (IaaS is) een andere populaire vorm van cloud computing, waar bedrijven als Amazon, Microsoft, Google en IBM servers bezitten en beheren voor klanten om voornamelijk te gebruiken voor opslag en complexe netwerken. Dit is de meest voorkomende oplossing voor bedrijven die willen besparen op de kosten die gepaard gaan met de aanschaf en het onderhoud van hun eigen servers en netwerken op grote schaal. 

Platform as a service (PaaS) ligt dan weer op een hoger niveau dan IaaS, waardoor klanten toegang krijgen tot complete hardware via de cloud die ze kunnen gebruiken bij intensieve projecten zoals de ontwikkeling van bepaalde applicaties. Vanuit een breed perspectief wordt grote, dure inhouse hardware en software via het internet vervangen door vergelijkbare specificaties.

Bedrijven die verder willen digitaliseren en hun aanwezigheid online willen stabiliseren, houden dus best een oogje op deze dominante clouddiensten (SaaS en IaaS). Of het nu effectievere communicatie met werknemers betreft, toegang tot essentiële applicaties en opslagdatabases, of de transitie van een bedrijf naar digitale diensten, cloud computing zal een belangrijke rol spelen bij het hervormen van bedrijven en industrieën tijdens een lange periode van economisch herstel.

Gezondheidseconoom Lieven Annemans: ‘Tast COVID-19 het gezond verstand aan?’

Zijn we in de hele COVID-19-saga niet al een tijdje aan het ontsporen, vraag gezondheidseconoom Lieven Annemans zich af. ‘Cijfers worden uit hun verband gerukt, we slikken ze en stellen haast geen vragen bij het waarom en bij de schadelijke gevolgen van sommige maatregelen. Iedereen heeft recht op werk, onderwijs, cultuur, ontspanning, menselijk contact en op goede gezondheidszorg’

Stel je eens de volgende situatie voor. Als een inmiddels volleerd gewoontedier schakel je de tv in om 19 uur voor het avondjournaal. Het nieuwsanker in kwestie start de uitzending met het aantal longontstekingen veroorzaakt door bacteriën de voorbije week: het aantal bedraagt voor België 300. Erger, het aantal ziekenhuisopnames de voorbije week ten gevolge van die longontstekingen loopt op tot 120! 

Er vallen in dezelfde periode bovendien 10 doden te betreuren. Er wordt uiteraard een bacterioloog bij geroepen in de studio en die stelt dat als het zo doorgaat we tot een lockdown moeten overgaan.

‘Elke dode is er een te veel!’ orakelt de expert. Nog andere experten roepen op om de scholen te sluiten, want kinderen kunnen longontstekingen doorgeven aan ouderen, die de meeste kans maken om te overlijden. Bij 80-jarigen loopt de kans om te overlijden aan een longontsteking immers op tot 40%!

Een longontsteking betekent zoveel als een doodvonnis. Een getuige die het overleefde, vertolkt hoe zwaar de revalidatie is. Er gaan verwijten richting de politici dat ze veel te laks optreden tegen de bacterie. Enkele politici wachten niet op een centraal commando en verplichten het dragen van maskers overal in hun gemeente.  

Als elke dode er een te veel is, dan zouden we zware boetes uitdelen voor het eten van een pak friet of het drinken van een glas bier

Fictie? Uiteraard: dit scenario zou helemaal ongezien zijn en niet realistisch. Maar de cijfers van dit ene voorbeeld zijn dat wél: jaarlijks zijn er inderdaad ongeveer 6000 ziekenhuisopnames voor longontstekingen en er gaan ongeveer 500 sterfgevallen mee gepaard. Er bestaan vaccins tegen een bacteriële longontsteking, maar slechts 12% van de 65-plussers wordt gevaccineerd en het vaccin is zelfs niet terugbetaald door de ziekteverzekering.

En dat, beste mensen, dat vinden we al jaren normaal. We aanvaarden als samenleving het risico op sterven. We doen er natuurlijk alles aan om de longontstekingen zo goed mogelijk te behandelen, maar we doen weinig of niets om ze te voorkomen. (Ik vind overigens dat zo’n vaccin wél een terugbetaling verdient door de ziekteverzekering.)

De wereld staat op zijn kop

Maar nu, met een virus dat in het begin weliswaar onbekend en onvoorspelbaar was, maar intussen al veel van zijn geheimen heeft blootgegeven, staat de wereld op zijn kop omdat er opnieuw een 20-tal ziekenhuisopnames per dag zijn. Het onrealistische fictieve scenario van hierboven doet zich nu elke dag voor in de realiteit. Het onderwerp overheerst nog steeds alle media. Zolang er nog mensen zijn die besmet worden met dit virus, al daalt het aantal verder naar slechts enkele tientallen per dag, “kan ons leven niet normaal worden”.

Men neemt maatregelen waarvan de logica ontbreekt. Of hoe moet je dat anders benoemen wanneer je verplicht wordt een masker te dragen als je op een avond helemaal alleen loopt in een verlaten straat van de stad? Of in een bos? Men redeneert in zwart-wittermen, of op zijn best in geel, oranje en rood.

Het virus leidt tot verlies van geur en smaak. Maar daarom moet de manier waarop we ermee omgaan nog geen smakeloze show worden

De redding kan er zogezegd enkel komen via een vaccin, terwijl door het voortschrijdend inzicht de behandeling van de ernstige gevallen al veel beter op punt staat dan in het begin en de sterftekans door het virus dicht bij die van griep komt. Door de angst voor het virus durven sommigen niet meer buitenkomen of mogen ze niet. Men ziet als gevolg daarvan hartaanvallen, kankers en nog vele andere gezondheidsproblemen van een proportie en ernst die men niet meer voor mogelijk hield. 

Voor alle duidelijkheid, die eerste lockdown was wellicht onvermijdelijk, zeker ook om onze ziekenhuiscapaciteit te beschermen, en vandaag nog steeds zijn afstand houden, maskers dragen wanneer langdurig afstand nemen niet lukt, handhygiëne en het menswaardig beschermen van onze ouderen aangewezen. 

Paniek en overdrijving

Maar zijn we niet al een tijdje aan het ontsporen? Staren we ons niet al te blind op het virus? Er heerst hier en daar paniek, overdrijving, desinformatie en opbod. Cijfers worden uit hun verband gerukt, we slikken ze veelal en stellen haast geen vragen bij het waarom en bij de schadelijke gevolgen van sommige maatregelen. Het virus leidt zoals bekend vaak tot verlies van geur en smaak. Maar daarom moet de manier waarop we ermee omgaan nog geen stinkend boeltje of een smakeloze show worden. 

We leren al jaren leven met risico en met sterfte. Het leven leidt in 100% van de gevallen tot sterfte.

‘Elke dode is er een te veel’ is de ultieme dooddoener, niet alleen een figuurlijke dooddoener, maar ook een letterlijke. Want als het zo zou zijn, dat elke dode er een te veel is, dan zouden we alle ongezonde voeding bannen, en zware boetes uitdelen voor het eten van een pak friet of het drinken van een glas bier, dan zouden we roken verbieden (zouden we bij nader inzien eigenlijk wel moeten doen), we zouden de samenleving permanent in (semi-)lockdown plaatsen, of op zijn minst iedereen constant – dag in dag uit, jaar in jaar uit – afstand doen houden en maskers laten dragen om geen enkele infectieziekte waaraan je kan sterven, zoals bacteriële longontstekingen of griep, nog een kans te geven, enzovoort. Dan zou ons leven geen leven meer zijn. 

Zelfreflectie en evenwicht

We hebben dat nooit gedaan, we leren al jaren leven met risico en met sterfte. Het leven leidt in 100% van de gevallen tot sterfte. De dood maakt er deel van uit. Daarom doen we ook ons best om de kwaliteit van leven zo goed mogelijk te maken en doen we dat ook voor de kwaliteit van sterven. We proberen natuurlijk aan onze gezondheid te werken, om vroegtijdige sterfte te vermijden, niet in een angstcultuur, maar wel met evenwicht tussen alle aspecten van ons leven. 

Iedereen heeft recht op werk, onderwijs, cultuur, ontspanning, menselijk contact en op goede gezondheidszorg

Kijk, we hebben allemaal een dosis gezond verstand. Oké, bij de ene moet je daar wat dieper naar graven dan bij de andere, maar het is er, ergens. Laat ons dat gezond verstand eindelijk aanboren. Feestjes met al te veel mensen die op mekaar plakken hoeven dus zeker nog niet, laat staan een groot gemaskerd bal. Wat wel kan en liefst meteen, is het starten van een proces van zelfreflectie, correct informeren, naar evenwichten zoeken en daarbij het recht op werk, onderwijs, cultuur, ontspanning, menselijk contact, op goede gezondheidszorg en dies meer, veel meer in overweging nemen. #gezondverstandnu

Lieven Annemans is gezondheidseconoom. Deze opinie verscheen eerder op vrt.be

Zaak-Chovanec: ‘Er zijn beelden die je beter niet toont. Het zal je man, vader, zoon maar zijn’

Niemand kon er de voorbije weken aan voorbij: de beelden van Jozef Chovanec, de Slovaakse man die in een cel om het leven kwam na zeer bedenkelijk politieoptreden. Pas twee jaar na de feiten ontstond een storm van verontwaardiging. Die kan, in het beste geval, enige politieke gevolgen hebben en de verantwoordelijken aansprakelijk houden. Maar terwijl meermaals gepredikt werd dat enige sereniteit nodig was in het hevig oplaaiende publieke debat – een mens is dood – lijken we er als maatschappij geheel aan gewend te zijn om geconfronteerd te worden met de meest gruwelijke beelden die zelf alle sereniteit ontberen.

‘Het nieuws lijkt de laatste jaren steeds vaker een opbod aan zichtbare gruwelijkheden te zijn’

Net als in ons spreken, moeten we ook in ons kijken een zekere sereniteit aan de dag leggen. Dat we het vanzelfsprekend vinden om een man op zijn buik in een plas bloed te zien liggen, met bloedvlekken die afsteken op zijn witte T-shirt – nee, dat is geen sereniteit. Het zal je man, vader, zoon maar zijn. Zowel de media als wij, consumenten van deze media, dragen daarin een verantwoordelijkheid. 

Het nieuws lijkt de laatste jaren steeds vaker een opbod aan zichtbare gruwelijkheden te zijn. Zo konden we onlangs ook, open en bloot, zien hoe een Amerikaanse politie-agent een zwarte man zeven keer in de rug schiet. Of hoe een wielrenner na een horrorcrash zowat alle botten en beenderen in zijn lichaam en gezicht breekt en ternauwernood aan de dood ontsnapt. Enzovoort. Enzovoort. Die voorvallen en voorbeelden maken deel uit van een evolutie die al een tijdje gaande is: het nieuws wordt steeds explicieter, en dat is een vicieuze cirkel. Hoe meer we immers blootgesteld worden aan gruwelijke beelden, hoe normaler we die gaan vinden. Er vindt een afstomping van onze sensitiviteit plaats. En daardoor moeten we nog meer en nog vaker visueel geprikkeld worden.

‘Een beeld zegt meer dan duizend woorden, en we leven in een visuele cultuur. Als het oog niet geprikkeld wordt, verliezen we algauw onze aandacht en interesse’

Er zijn er die zeggen: ja, maar we moeten die beelden tonen, anders passeert het toch maar gewoon. Als je mensen wilt wakker schudden, als je een terechte verontwaardiging wil oproepen, dan hebben we zulke beelden nodig. Misschien moeten we ons niet overleveren aan een opbod aan beelden, maar moeten we onze gevoeligheid voor de betekenis van woorden aanscherpen: onze verbeeldingskracht sterker maken en ontvankelijker voor woorden. ‘Een Slovaakse man is op gewelddadige wijze om het leven gekomen in een politiecel, waarbij een agent een Hitlergroet uitbracht.’ Zijn die woorden werkelijk niet krachtig genoeg om ons uit ons lood te slaan en een grondig onderzoek op te starten? Moeten we dat zien, om de ernst daarvan te beseffen?

Een beeld zegt meer dan duizend woorden, en we leven in een visuele cultuur. Als het oog niet geprikkeld wordt, verliezen we algauw onze aandacht en interesse. Toch zijn er beelden die je beter niet toont. En een disclaimer dat er schokkende beelden zullen volgen, is geen vrijgeleide hebben om dan maar eender welke beelden te kunnen tonen. Het zal je man, vader, zoon maar zijn.

Regeringsvorming: ‘We zijn een internationale ramp’

Een nieuwsitem zijn is meestal geen goed teken. Het nieuws wordt immers gedomineerd door het onheil van de dag. Een internationaal nieuwsitem zijn, is meestal een heel slecht teken. Aan die gedachte kon ik niet ontkomen toen ik onlangs op een Poolse nieuwszender naar een programma keek dat geheel gewijd is aan het belangrijkste nieuws uit het buitenland. Het betreffende programma duurde een kwartiertje en bestond uit drie blokken: het alsmaar uitdijende protest in Wit-Rusland, de nasleep van de explosie in Beiroet, en … de ‘kopzorgen van koning Filip’.

Het was een heel vreemde en bevreemdende overgang, alsof we van de ene internationale ramp naar de andere gingen. Van de onthutsende beelden van de ravage en ruïnes in de Libanese hoofdstad ging het meteen naar een beeld van onze koning met Bart De Wever en Paul Magnette aan zijn zijde voor het paleis. Dat werd gevolgd door een live-interventie van een correspondent ter plaatse in Brussel. Die liet de Poolse kijker weten dat het helemaal een soep is geworden, daar in dat kleine Belgenlandje. Het lukte de koning maar niet – blijkbaar dichtte de correspondent in kwestie de koning meer politieke macht toe dan hij werkelijk heeft en werd hij medeverantwoordelijk gehouden voor de politieke impasse – om een federale regering op de been te krijgen.

Bart De Wever (N-VA) en Paul Magnette (PS) met koning Filip. Foto: Isopix

Wat internationale imagoschade betreft heeft ons land de voorbije maanden een pijnlijk brokkenparcours afgelegd. Er was de internationale berichtgeving over de schrijnende toestanden in onze woonzorgcentra. En ook de politieke malaise blijft niet onopgemerkt. Misschien kan het geen kwaad wanneer alle politici even de ogen van de eigen navel willen oprichten om de urgentie van onze regeringsvorming te bevatten. Het is belangrijk om onze blik op het buitenland te richten, net zozeer het belangrijk is om oog te hebben voor de blik waarmee het buitenland naar ons kijkt. De afwezigheid van een federale regering heeft een impact die zich ver voorbij de grenzen van ons landje strekt. Een mens went aan alles, ook aan het meest onwennige. Wanneer je hier woont zou je het bijna vergeten hoe ongewoon en vanuit democratisch oogpunt ongezond de moeizame regeringsvorming is. Maar wanneer je dan met de ogen van het buitenland naar ons kijkt, besef je: misschien liggen we wel degelijk op ramkoers richting rampspoed. 

Sommigen beweren dat dit land onbestuurbaar is geworden. Maar misschien ontbreekt het deze generatie politici gewoon aan de nodige stuurmanskunsten. De kunst van het compromis beheersen is daar een onontbeerlijk onderdeel van. In onze tijd lijkt men een compromis echter iets compromitterends te vinden. Misschien is een herwaardering van de nobelheid van het compromis nodig, opdat we verder kunnen met dit land, opdat we weer gewoon dat land van friet en bier en pralines kunnen worden, dat opvalt in zijn onopvallendheid, en dat zelden een hoofditem van het internationale nieuws hoeft te zijn. 

‘Veel bedrijfsleiders rijden op dit moment blind’

Een jaar geleden zei ik aan een topman van een luchtvaartmaatschappij: ‘Bereid je voor op een scenario waarbij de overheid je zo veel beperkingen oplegt dat niemand nog kan vliegen.’ Ik dacht toen aan een energiecrisis. ‘Waarom zou een overheid opeens beslissen om het te verbieden? Dat is wel érg vergezocht’, zei die topman me toen.

Die reactie is tekenend voor hoe de meeste topmanagers en bedrijfsleiders redeneren. ‘Gezien de evolutie van de laatste jaren zal onze winst dit jaar in het beste geval 12 procent stijgen en in het slechtste geval 8 procent, dus we kunnen die miljoeneninvestering wel aan.’

Maar dat is hetzelfde als met 120 kilometer per uur op een snelweg rijden met een afgeplakte voorruit en hopen dat je achteruitkijkspiegel en je eigen rijkunsten voldoende zijn om veilig op je bestemming te raken.

Blijven stilstaan en afwachten, levensgevaarlijk

Maar zelfs corona heeft onze bedrijfswereld niet wakker geschud. De kranten staan vol voorspellingen die even fout als juist kunnen zijn, zoals ‘onze economie zal dit jaar met 6 procent krimpen, maar volgend jaar weer stijgen naar een normaal niveau’.

Doorgaans zijn hierop twee reacties. De positivisten denken: ‘Oh, even wachten met investeringen, wat besparen, dan komt het vanzelf weer goed’. De negativisten slaan volledig in paniek: ‘6 procent krimp dit jaar? Bevries alle investeringen en aanwervingen en bespaar op alles!’

Beide houdingen hebben hetzelfde effect: blijven stilstaan en afwachten. Levensgevaarlijk. Ze zouden juist volop aan de slag moeten. Gooi de voorruit open en kijk voluit naar wat er op je afkomt, zodat je de spookrijder, de wegwerkzaamheden of de trage slak voor je ziet aankomen en op tijd kunt bijsturen.

Toekomstdenken is niet eng of saai met cijfertjes goochelen, het is juist inspirerend

De twee grootste onzekerheden op dit moment zijn de evolutie van het virus en de economie. Niemand kan voorspellen hoe ze zullen evolueren. Dus moeten we enerzijds rekening houden met een worstcasewereld, waarbij we geen vaccin vinden, van lockdown naar lockdown leven, afstand moeten houden én in een economische depressie terecht­komen (L recessie).

Maar anderzijds ook met een wereld waarin we binnenkort een vaccin hebben en we er economisch snel weer bovenop komen (V recessie). Daartussen zitten combinaties van een viruswereld met lockdowns waarin we het economisch beter doen (W recessie) en een virusvrije wereld in een langere recessie (U recessie).

Pas als je je geplande investeringen als bedrijfsleider aftoetst aan hun rentabiliteit en leefbaarheid in ál die mogelijke werelden, weet je welke de moeite zijn. Je voelt meteen welke diensten, producten en skills je in de nabije toekomst nog nodig zult hebben en welke niet. Dat geeft je het vertrouwen om wél vooruit te gaan, met veel beter berekende keuzes.

Toekomstdenken is niet eng of saai met cijfertjes goochelen, het is juist inspirerend en enthousiasmerend. Als je het op de juiste manier aanpakt, tenminste.

Lessen trekken

Nog een veelgemaakte fout is namelijk je toekomstplannen alleen met mensen uit het eigen bedrijf of de eigen sector bespreken. De redenering is: ‘Wij zijn experts in ons vakgebied, dus wij kunnen het best voorspellingen maken.’ Maar doordat iedereen in eenzelfde kader denkt, verhoog je ook de kans op foute aannames en dus ook foute beslissingen.

En het beperkt de innovatie en creativiteit. Elk bedrijf zou minstens één keer per jaar op deze manier moeten ‘scenariodenken’. Als je een crisis ziet aankomen, heb je namelijk een gigantisch voordeel. Bedenk maar eens wat een verschil het gemaakt zou hebben als een ziekenhuis zich vorig jaar voorbereid had op een pandemie.

Ik hoop dat we hier lessen uit trekken. En niet alleen voor pandemieën of acute crisissen. Maar ook voor veranderingen die we al van ver zien komen. Denk maar aan de opkomst van artificial intelligence en wat we hierdoor mogen verwachten.

Dit is dus een oproep aan alle bedrijfsleiders: maak volop gebruik van je voorruit en neem er liefst ook een open dak bij, zodat je alles ziet aankomen en je adequaat kunt reageren. Alleen zo maak je je bedrijf echt toekomstgericht én wendbaar, wat er ook gebeurt.

Joachim De Vos

Joachim De Vos is CEO van Living Tomorrow, het innovatie-beleveniscentrum in Brussel, en van TomorrowLab, het consultancybedrijf dat organisaties en overheden helpt om de toekomst in kaart te brengen en dit om te zetten in strategie en projecten.

Ontvang de Business AM nieuwsbrieven

De wereld verandert snel en voor je het weet, hol je achter de feiten aan. Wees mee met verandering, wees mee met Business AM. Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en houd de vinger aan de pols.