‘Dit is de toekomst van het kind dat vandaag geboren wordt’

Als je op het punt staat een baby te krijgen, dan denk je waarschijnlijk na over de toekomst van je kind. Wetenschappers voorspellen dat de generatie kinderen die nu geboren wordt, mogelijk gemiddeld honderd jaar zal worden.

We hebben geen rijbewijs meer nodig, want alle transport wordt autonoom, zelfrijdend en elektrisch. Waarom nog een rijbewijs halen als alle auto’s zelf rijden?

We hebben geen eigendommen meer en delen alles. Onze planeet telt in 2020 7,6 miljard mensen. Als we zo voortdoen, zijn we met 11,5 miljard tegen 2100. Er worden niet méér kinderen geboren maar we leven vooral langer. Onze planeet kan echter maar 9 miljard mensen van de levensnoodzakelijke producten voorzien. Dus delen we alles: auto, appartement, fiets en zelfs schroevendraaier.

We hebben de klimaatproblemen opgelost. De eerste drie industriële revoluties zorgden voor de grote klimaatveranderingen en -opwarming van vandaag. Nieuwe revoluties hebben dit tegen 2100 voor de aankomende generaties opgelost, zodat we weer van schone lucht, water en energie genieten.

We zien robots als collega’s en vrienden. Ze hebben, net zoals mensen, plichten en rechten. Ze vullen ons aan en versterken onze levenskwaliteit. We vertrouwen technologie. We zijn allemaal techno sapiens, half mens, half machine. We gaan regelmatig naar bodyshops voor upgrades van onze hersenen en lichaam. Technologie laat ons ook toe om mensen te hacken (geest, lichaam en hersenen).

We hebben bijna geen gezondheidsproblemen meer. Er circuleren microscopische nanobots in ons lichaam die onze gezondheid reguleren en continu monitoren. Die geven je de adviezen om gezond te blijven. ‘Drink meer water, want je zult dehydrateren.’ ‘Ga nu naar het ziekenhuis, want over vijf dagen zal je hart falen.’ ‘Ga in quarantaine, want je bent besmet met een een virus.’

Steden worden belangrijker dan landen. Groene megasteden met miljoenen inwoners schieten als paddenstoelen uit de grond en zijn nu door hun grootte belangrijker dan landen. Burgemeesters of ‘stedenmeesters’ hebben meer macht dan eerste ministers of presidenten. Met ruim 10 miljard mensen op onze aardbol is er zo veel lawaai dat we op zoek moeten gaan naar stilte. Stilte is nu een schaars en kostbaar goed.

Televisie, laptops en smartphones zijn achterhaald en vervangen door holografische ervaringen, 3D-afbeeldingen van objecten. Deze technologie wordt nog verder aangevuld met tast- en reukzin, waardoor het net zo echt lijkt als de fysieke wereld. We hebben geen vaste baan meer. We freelancen van job tot job, precies genoeg om te voldoen aan onze basisbehoeften.

In 1930 voorspelde de econoom John Maynard Keynes dat we in 1960 vijftien uur per week zouden werken en de rest zouden besteden aan dingen die we graag doen: reizen, sport, hobby’s en cultuur. Maar hij had niet gerekend op de massamarketing die de Amerikanen uitvonden na de Tweede Wereldoorlog. Advertenties wakkerden een koopgevoel aan, zelfs als je niets nodig had. Veel mensen kochten een tv en later zelfs een tweede. Hetzelfde met auto’s. En om die nieuwe uitgaven te compenseren, moesten beide partners gaan werken, anders kwamen ze financieel niet rond. Die utopie van vijftien uur per week voelt tot op vandaag veeleer als vijftien uur per dag.

Nu is zijn voorspelling voor 2100 eindelijk uitgekomen: we beperken het werken tot vijftien uur per week. We werken net genoeg om te leven en de rest van de tijd genieten we. ‘Less work, more play’. We zijn ook geëvolueerd van ‘headhunting’ naar ‘teamhunting’ omdat mensen beter werken wanneer ze samenwerken en behoefte hebben aan menselijk contact. We gaan niet meer met pensioen, in plaats daarvan nemen we pauzes. Er zijn geen burn-outs meer. We worden positief opgeladen door ons werk.

Wij zijn de laatste generatie die een enkele planeet als zijn thuis heeft, omdat we de levensnoodzakelijke grondstoffen en ruimte zoeken op andere planeten. Elon Musk stuurt in 2050 een miljoen mensen naar Mars en andere planeten zijn gekoloniseerd. Buitenaards leven is geen nieuws meer, maar het nieuwe normaal.

Wat denk je? Is dat een toekomst die je zou willen voor je kinderen? Het is maar een scenario.

Ik gaf in het verleden wel vaker een gedoemde versie van die toekomst, maar ik stopte hiermee, want mensen onthouden tien keer gemakkelijker negatief nieuws dan positief. Ik wil ook liever inspireren, niet deprimeren. Misschien is deze beschouwing voor sommigen onder jullie ook al een doemversie van de toekomst.

Na twintig jaar bij Microsoft is Olivier Van Duüren nu CEO van The Dualarity met één doel: mensen en organisaties futureproof maken.

Alicja Gescinska: ‘Alle ogen van de EU zouden op Minsk gericht moeten zijn’

Iedere dag zie ik Wit-Rusland, het land glinstert in de ogen van mijn overgrootvader, wiens vroeg-twintigste-eeuwse portret op een boekenkast in mijn woonkamer staat. Pjotr was zijn naam. Hij was een Wit-Rus die in Polen verzeild raakte en daar een leven begon, oorlogen en ontberingen doorstond, kinderen en kleinkinderen kreeg. Een van die kleinkinderen was mijn vader; het werd zijn oogappel. Mijn vader groeide op in een gezin met weinig warmte. De herinneringen aan grootvader Pjotr behoorden tot de zeldzame liefdevolle uit zijn kindertijd.

Toch is het niet enkel door die persoonlijke band en het besef dat een beetje Wit-Rusland door mijn aderen stroomt, dat ik de recente ontwikkelingen in het land met grote ogen volg. Iedereen met een beetje historische, geopolitieke kennis moet doordrongen zijn van de immense historische, politieke, sociale, humanitaire én morele inzet van de protesten aldaar.

Protesten in Wit-Rusland. Foto: EPA

Jammer genoeg lijkt die kennis slechts héél langzaam te rijpen binnen de instelling van de Europese Unie. Hoewel daar vaak gepredikt wordt een unie van waarden te zijn, een ware voorvechter voor mensenrechten en vrijheden, bleef het erg lang stil als reactie op de bloedige brutaliteit waarmee Loekasjenko de kritiek op zijn beleid in de kiem wil smoren. De politieke leiders van Polen, de Baltische Staten, Finland en enkele andere naburige landen reageerden veel sneller met krachtige statements. Het is enigszins ironisch dat uitgerekend Polen – het land dat vaak op de vingers wordt getikt als het gaat om het niet eerbiedigen van de waarden en normen van de Europese democratie – zo uitdrukkelijk aan de kar van de EU moet trekken opdat andere lidstaten ook meer interesse in Wit-Rusland krijgen.

Dat is een gevolg van het feit dat de Europese Unie te veel naar het westen kijkt en te weinig naar het oosten. West-Europeanen zijn selectieve Europeanen. Alles wat ten oosten van de Oder ligt, en al zeker wat ten oosten van de Wisla ligt, lijkt een ver, exotisch gebied waar we maar halvelings mee te maken hebben.

Komt er aan de oostelijke buitengrens van de EU een democratische rechtsstaat, of houdt Poetin er zijn autoritaire vazal in het zadel?

Dat was enkele jaren geleden al pijnlijk duidelijk met de onlusten in de Oekraïne. De bekende filosoof Alain De Botton publiceerde toen een polemiserende analyse op zijn online platform, The Philosopher’s Mail, met als titel: Kiev is in flames, but I don’t care. Het artikel zelf is een rechtvaardiging waarom die onverschilligheid niet ondeugdelijk is, waarom het niet geeft om niet te geven om de Oekraïne. We kunnen ons niet om elk land bekommeren en om alle uithoeken van de wereld. Onze empathische vermogens hebben grenzen, en die reiken meestal niet verder dan onze landsgrenzen, of in het beste geval tot die van onze buurlanden.

Iets gelijkaardigs is nu gaande. Mensen beseffen het misschien niet, maar Minsk bevindt zich voor ons Belgen of Nederlanders niet veel verder dan pakweg Madrid. Als het zou stormen in Madrid, voelen we het druppelen tot bij ons. Maar als in Minsk een historische omwenteling gaande is, boeit het ons maar matig. Terwijl dit geopolitiek een enorme gamechanger zou kunnen zijn. Komt er aan de oostelijke buitengrens van de EU een democratische rechtsstaat, of houdt Poetin er zijn autoritaire vazal in het zadel? Zou het de oppositie lukken om én democratiseringen én een goede verstandhouding met Moskou én met Brussel te bewerkstelligen? Een immense uitdaging, maar de inzet is dan ook groot. Alle ogen van de EU zouden op Minsk gericht moeten zijn. Maar misschien moeten Charles Michel en co eerst eens in de ogen van mijn overgrootvader komen kijken vooraleer ze dat ten volle beseffen.

Keith Haring: Kleur voor donkere dagen

Meer dan 180.000 bezoekers op zes maanden tijd. De overzichtstentoonstelling van Keith Haring in Brussel, die op 21 juli de deuren sloot, was zonder meer een succes te noemen. Ze klokte met dat aantal bezoekers af als de meest bezochte expositie ooit in Bozar. Ook bij Bozar zullen ze ongetwijfeld enigszins versteld hebben gestaan van het succes, zeker in de huidige omstandigheden. Eerdere succesvolle tentoonstellingen, van onder andere Michaël Borremans en Frida Kahlo, stelden het immers met enkele tienduizenden bezoekers minder. Wat verklaart het succes van de Haring-expositie?

Ongetwijfeld vertelt dit ons zowel iets over onszelf als over Harings kunstenaarschap. Ook, en misschien zelfs meer dan anders, in crisistijden hebben mensen behoefte aan schoonheid en kunst. Juist wanneer de werkelijkheid erg grim wordt, groeit de nood om eraan te ontsnappen in kunst. En de kunst van Haring leent zich daartoe bij uitstek. In een steeds complexere, moeilijkere, donkere wereld, vormt het eenvoudige, onschuldige (zelfs wanneer er een politieke boodschap in vertolkt werd) en kleurrijke universum van Haring een ideale vluchthaven. 

Een bezoeker met mondmasker kijkt naar werken van Keith Haring in het BOZAR museum in Brussel. Foto: AP Foto/Francisco Seco

Ook een vleugje nostalgie zal een rol gespeeld hebben in het succes van de expositie en de blijvende aantrekkingskracht van Haring. Velen, ook ikzelf, zijn als tiener en adolescent in aanraking gekomen met het werk van de in 1990 aan aids overleden kunstenaar. Ach, de tijd toen we nog jong waren. En terwijl onze esthetische smaken met de jaren veranderd en geëvolueerd kunnen zijn, blijft een enigszins melancholische appreciatie hangen voor Harings werk. De mok, met daarop de bekende afbeelding van twee figuurtjes die een knalrood hart dragen, waaruit ik als tiener thee dronk, staat nog steeds in mijn keukenkast en wordt nog altijd gebruikt. Al is het vaker door mijn zonen dan door mezelf.

Ook mijn achtjarig zoontje is reeds gefascineerd door Haring. Af en toe probeert hij dan iets na te tekenen of zelf te maken in de cartoonesque stijl van Haring. Haring zal nog vele generaties lang doen wat hij altijd heeft gedaan: licht aan de wereld geven, kleur voor donkere dagen. Met de opflakkering van het coronavirus en het sneller aanbreken van de beruchte tweede golf dan verwacht, ziet het ernaar uit dat we nog veel kleur nodig zullen hebben voor de vele donkere dagen voor ons.

Praten over praten over racisme

Het publieke debat is de olie die de motor van de democratie draaiende houdt. De kwaliteit van een open samenleving laat zich afmeten aan de kwaliteit van de manier waarop mensen van mening verschillen. Afgaande op het racismedebat zoals dat de voorbije maanden is gevoerd, is er weinig reden om positief gestemd te zijn over de gezondheidstoestand van onze democratie. 

Onlangs werden weer nieuwe dieptepunten bereikt. Een filmpje van een Vlaams volksvertegenwoordiger ging gretig rond op het internet. Daarin stelde de betreffende politicus dat al die autochtonen en vreemdelingen wel gewoon het land uitgeschopt zouden worden, indien hij het voor het zeggen had. Eveneens viraal ging een interview met een journaliste en activiste, die stelde dat alle witte mannen racisten zijn. Daarin weerklinkt de stelling die antropologe Gloria Wekker al enkele jaren geleden poneerde: ‘witte onschuld’ bestaat niet.

Een tijdje geleden konden we ook al in een debat over het onderwerp in De Zevende Dag horen dat enkel witte mensen racisten kunnen zijn. Zwarten kunnen niet racistisch zijn, omdat zij tot een onderdrukte gemeenschap binnen de gemeenschap zouden behoren. Zulke uitspraken moeten dus niet als toevallige uitschuivers beschouwd worden. Ze maken deel uit van de identiteitspolitiek en een schijnbaar groeiend perspectief op de verhoudingen tussen mensen met verschillende huidskleur in onze samenleving. 

Ook witte mensen kunnen slachtoffer van racisme zijn

Zulk een perspectief is weinig heilzaam. De paradox wil immers dat zulke generaliserende uitspraken over mensen op basis van geen enkel ander criterium dan hun huidskleur prototypisch racistisch is. Bovendien is de wetenschappelijke basis voor zulke generaliserende uitspraken volstrekt onbestaande: geen enkel mens, geen enkele bevolkingsgroep, rijk noch arm, wit noch zwart is niet vatbaar voor racistische gedachten en gevoelens: als subject en als object. Ja: ook witte mensen kunnen slachtoffer van racisme zijn, en ook ik zou daarvan uitvoerig kunnen getuigen. Nee: succesvolle, witte mannen worden niet met een racistische erfzonde geboren. Zij kunnen zelfs de meest fervente tegenstanders van racisme zijn. 

Alle mensen die de polarisatie in de samenleving en het teveel aan simplismen en platitudes in het publiek debat een groot probleem vinden, moeten dringend praten over de manier waarop we over racisme praten. Racisme is een te belangrijk psychologisch, persoonlijk, maatschappelijk, menselijk fenomeen om het over te leveren aan zwart-wit-voorstellingen. Zulke voorstellingen zijn altijd misplaatst – en dat is een van de weinige generaliseringen die men wel voor waar mag nemen. Willen we de kwaliteit van het racismedebat opkrikken, is het des te belangrijker dat de media meer ruimte biedt voor onderbouwde dan voor onbehouwen meningen. De nuance is de kroon op de beschaving. Onze samenleving moet tonen dat zij het dragen van dat kroontje waard is. 

‘Genocide’: Een woord voor het onzegbare

Rafal Lemkin. De naam zegt u waarschijnlijk niet meteen iets. Deze Poolse jurist is een beetje in de plooien van de geschiedenis aan het verdwijnen. Nochtans heeft hij op meer dan één manier een blijvende stempel op de wereld gedrukt. Op de wereld, en op de taal. 

Eind juni werd zijn 120e geboortedag in Polen herdacht. Maar die herdenking zou gerust een internationaal gebeuren mogen zijn. Lemkin was immers een van de grote voorvechters van de mensenrechten in de vorige eeuw. Een monument voor de menselijkheid. 

Lemkin was als jurist gespecialiseerd in volkerenmoord. Die specialisatie was niet enkel theoretisch-juridisch van aard, maar ook concreet, praktisch en moreel. 

Lemkin was in de jaren dertig bij de eersten om de massamoord van Assyrische christenen in Irak op de internationale agenda te plaatsen. Hij was bij de eersten om de Holodomor – de systematische uitroeiing door uithongering van de Oekraïense plattelandsbevolking onder Stalin – aan te klagen (Zijn boek Soviet Genocide in Ukraine is tot op de dag van vandaag verboden in Rusland als ‘extremistische publicatie’!). Hij waarschuwde president Roosevelt al vroeg voor de uitroeiing van de joden door de nazi’s. Hij maakte na de oorlog deel uit van het team van de hoofdaanklagers op het proces van Neurenberg. Tot aan zijn plotse dood in 1959 door een hartaanval bleef hij werken aan het internationaal strafrechtelijk kader inzake het systematisch uitmoorden van groepen mensen op basis van hun etniciteit, geloof of nationaliteit. Ook de term die we vandaag hanteren om zulk een gruwel te beschrijven, danken we aan Lemkin. Hij bedacht een woord voor het onzegbare; een term voor een onbevattelijke, verstandsverbijsterende wandaad. In 1944 bedacht hij de term ‘genocide’, een samenvoeging van het Griekse genos (volk) en het Latijnse achtervoegsel cide (refererend aan de daad van het moorden). 

Het is een treffende symboliek dat enkele weken na de 120e geboortedag van Lemkin ook een andere herdenking plaatsvond: de val van Srebrenica 25 jaar geleden. Na die val van de Bosnische stad werden meer dan 7000 moslims vermoord. 25 jaar zijn er voorbij gegaan, maar open wonden helen niet. Het is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de Balkan, van Nederland, en van Europa. Zwarte bladzijden uit het verleden mogen we nooit omdraaien, of uit het boek der geschiedenis scheuren. We kunnen met het verleden alleen maar in het reine komen, wanneer we toegeven dat sommige dingen zo erg zijn, dat je er niet mee in het reine kan komen. Il n’y a pas de pardon, zei de Franse moraalfilosoof Vladimir Jankélévitch ooit. Sommige historische wandaden zijn zo vreselijk dat vergeving ongepast zou zijn. Of dat werkelijk zo is, valt te bediscussiëren. Maar vergeten is zeker ongepast. En zo ook moeten we ons de naam van Lemkin blijven herinneren. 

In het hoofd van Bill Gates

Beste lezer, ik val graag binnen met goed nieuws: vanaf nu krijg je bij je vertrouwde Newsweek twee gratis bijlagen: tvDigitaal en Artista. De eerste tvDigitaal kon je vorige maand al ontdekken en werd op veel enthousiasme onthaald! Deze maand ziet ook onze tweede bijlage, Artista, het levenslicht. Artista staat voor artista della vita wat zoveel betekent als ‘levenskunstenaar’ en je leest er over alles wat het leven mooi maakt.

Met deze drie magazines willen we graag elke lezer in jou bedienen. Kort door de bocht: Artista bedient je hart en dus je innerlijke levenskunstenaar, tvDigitaal bedient je … ogen en zorgt voor je optimale schermtijdkwaliteit en Newsweek bedient je hoofd en inspireert de vooruitgangsdenker in jou.

‘Gates is gewoon niet zo creatief en inspirerend als zijn rivaal Steve Jobs en ook niet zo flamboyant en gek als Elon Musk’

Over vooruitgangsdenken gesproken, het coververhaal deze maand gaat over niemand minder dan Bill Gates. Onze journalist Mick Van Loon sprak de Microsoftfounder vele jaren geleden en is hem gefascineerd blijven volgen. Zelfs wist ik -eerlijk is eerlijk- niet zoveel over de man, terwijl ik over Jobs en Musk een boek kan schrijven (over die laatste hebben we dat ook effectief gedaan, gratis en voor niets bij dit nummer!) Gates is gewoon niet zo creatief en inspirerend als zijn rivaal (en vriend) Steve Jobs en ook niet zo flamboyant en gek als Elon Musk. Voor mij was hij die erg rijke, beetje nerdy Microsoftbaas die samen met zijn miljardairenclub af en toe -uit eerlijke schaamte- eens iets teruggaf aan de maatschappij. Point final.

Bill Gates. Foto: Isopix

Tot ik Micks artikel las, waarin de laatste zin voor mij toch samenvat waarom Gates niets minder dan een standbeeld verdient (er komen binnenkort toch enkele sokkels vrij): in de hele geschiedenis van de mensheid heeft niemand zoveel geld besteed aan het bestrijden van ziekten als Bill Gates. Gates wil vooral ‘derdewereldziektes’ zoals polio en malaria – die vaak genegeerd worden door de farmaceutische industrie – volledig uitroeien, en liefst op één generatie. Zijn foundation redde zo reeds het leven van 125 miljoen kinderen. 125 miljoen…

Maar wie is de man achter de filantroop? Is hij warm? Grappig? Kweekt hij sanseveria’s? De Netflixdocumentaire Inside Bill’s Brain: Decoding Bill Gates – die ik van harte kan aanbevelen – biedt een prachtige inkijk in zijn hoofd. Dat Gates een absoluut genie is, heb je al door na tien minuten. Hij kan bijvoorbeeld honderdvijftig bladzijden per uur lezen, waarvan hij 90 procent onthoudt. Een vriend omschrijft zijn hersenstructuur als een Excel-spreadsheet. Een ‘warm bad’ kun je de man echt niet noemen, in sommige passages lijkt hij bijna meer op een robot dan op mens. Maar het is net die onvermoeibare focus op het verbeteren van de wereld die ervoor zal zorgen dat hij niet zomaar een steen zal verleggen, maar de volledige rivier.



Famke Robberechts, hoofdredacteur

Rowling heads

Kun je medelijden hebben met een van de meest succesvolle personen op aarde? Die vraag bekroop me bij het volgen van de storm van protest waarin JK Rowling beland is. De schrijfster van Harry Potter, die de rijkste vrouw ter wereld had kunnen zijn, indien ze zoveel van haar geld niet aan liefdadigheid had weggeschonken, kreeg het de voorbije weken hard te verduren. Onze koppenkapperscultuur had haar tot nieuw geliefd doelwit gekozen. Op sociale media werd ze overladen met haatberichten en doodsbedreigingen. Binnen haar eigen uitgeverij waren er mensen die niet meer met haar wilden werken of geassocieerd worden. En ook ‘Harry Potter zelf’ – acteur Daniel Radcliffe – vond het nodig om zich van Rowling te distantiëren. 

J.K. Rowling, de schrijfster van Harry Potter. Foto: Evan Agostini/Invision/AP

Welke doodzonde had Rowling begaan om nu met pek en veren overladen te worden? Ze heeft zich de voorbije maanden een aantal keren kritisch uitgelaten over de mate waarin sekse maakbaar is en de vermeende lichtzinnigheid waarmee, volgens haar, omgesprongen wordt met geslachtsverandering en genderissues. Volgens nieuwe regulering in het VK zou het nog makkelijker moeten worden om van geslacht te veranderen. Geen langdurige behandeling en psychologische bijstand nodig; het zou volstaan om je als man vrouw te voelen, opdat je als vrouw erkend zou kunnen worden, en dat, aldus Rowling, is een groot gevaar.

Dat is niet enkel gevaarlijk en onwenselijk voor de mensen die werkelijk worstelen met hun gender, maar ook voor jonge meisjes die in de knoop liggen met het leven eerder dan met hun geslacht en gender, en voor vrouwen als mogelijk slachtoffer van seksueel misbruik. Gaat de deur van de kleedkamer, de vrouwendag in de sauna ook open voor een man die zegt, ‘ik voel me vrouw’? 

Hoewel er ongetwijfeld enige kritiek op Rowlings interpretatie van de bestaande regulering mogelijk is, staat haar engagement voor zij die het psychisch en sociaal moeilijk hebben in onze samenleving buiten kijf. Zo ook haar engagement voor mensen die worstelen met hun geaardheid, geslacht en gender. Dat maakte ze in een emotionele boodschap op haar website ook duidelijk. Die boodschap was behoorlijk genuanceerd, begripvol opgesteld. Maar in onze tijd vol stelligheid is er voor waardering van nuance weinig ruimte, en dus bleef ze tonnen kritiek krijgen van wat in rechtse kringen heel afkeurend de adepten en aanhangers van de ‘transgenderideologie’ genoemd wordt. Wanneer je in het midden staat van een sociale media-storm, dan helpt geen enkel weerwoord. Wat je ook doet, wat je ook zegt, als de wind van voren blaast zal hij niet keren. 

Vorig jaar was een bevriend schrijver en filosoof van me ook in een vuile mediastorm beland. Zo kon ik de psychische en fysieke schade die zo’n overdaad aan haatberichten en verwensingen aanricht van nabij ervaren. Het is iets dat je zelfs je ergste vijand niet zou toewensen, laat staan iemand die ideologisch en politiek gezien niet eens zo ver van je staat. Dat is wat Rowling nu overkomt. Ze is vele jaren geprezen vanuit linkse hoek om haar progressief engagement en liefdadigheid. En nu is het precies uit die hoek van waaruit de koppensnellers komen, omdat Rowling een mening verkondigt die een beetje afwijkt van wat men zelf denkt. Op het tribunaal van Twitter bestaat geen eerlijk proces. Heads must roll, en zo ook Rowlings hoofd. 

Therapeutisch tuinieren

De voorbije lockdownweken heb ik de waarheid in een oude wijsheid begrepen: Il faut cultiver notre jardin. Het is een bekende uitspraak van de Franse verlichtingsfilosoof Voltaire. Het was een van de weinige zaken waarin hij het waarschijnlijk met zijn tijdsgenoot Jean-Jacques Rousseau eens was. Rousseau hield er een romantische kijk op de natuur op na: hij geloofde sterk in de heilzame werking van de natuur op de menselijke geest. De ‘moderne’ mens heeft het te druk, zijn wereld is te verstedelijkt, zijn geest te veel gericht op het materiële. En dus pleitte Rousseau voor een retour à la nature; zoals die andere bekende leuze van hem klonk.

Il faut cultiver son jardin. Foto: Nagesh Badu

Het was een van de onverwachte neveneffecten van het coronavirus en de lockdown: de latente tuinierder is in velen van ons ontwaakt. De rush op de tuincentra kwam uitgebreid in het nieuws. Ook ik ontkwam er niet aan, en op een dag bleek ik zomaar een moestuin aangelegd te hebben. Ergens achterin de tuin begon ik het onkruid te wieden, de aarde om te woelen en allerlei zaadjes en plantjes in de grond te stoppen. Immers: je moet je tuin cultiveren. 

Die visie van Rousseau kan zowel letterlijk als metaforisch begrepen worden. Ook de tuin van je innerlijk moet je onderhouden. Negatieve gevoelens trek je bij de wortel uit je geest, anders komen ze terug. Het onkruid van onnozele gedachten en foute aannames moet je uit je hoofd wieden. Hoe je dat precies moet doen – je geest en hart bevrijden van zwarte gedachten en gevoelens – is het geheim van een gelukkig leven. Daar bestaat geen toverformule voor. Maar de voorbije weken heb ik Rousseau gelijk moeten geven: een mens kan geluk vinden in het cultiveren van son jardin

Op die heilzame werking van tuinieren wees ook de Engelse psychiater en docent Sue Stuart-Smith. Ze schreef een geweldig onderhoudend boek over haar liefde voor tuinieren, dat dit jaar naar het Nederlands is vertaald als Tuinieren voor de geest. In dat boek verbindt Stuart-Smith haar persoonlijke passie met haar psychiatrische deskundigheid: met groene vingers gaat ze door de menselijke geest. Met een filosofisch en academisch onderbouwd pleidooi toont ze aan hoe zaaien, wieden en snoeien een mens simpelweg gelukkiger maakt. Door met je handen in de grond te wroeten, kun je je meer thuis, meer geworteld in deze wereld voelen. Daarmee is tuinieren een remedie tegen de psychologische last van ontheemding en vervreemding.

We zijn allen ongevraagd op deze wereld geworpen. Waarom zijn we hier? Waar kom ik vandaan? Waar hoor ik thuis? Dat zijn lastige levensvragen. In de tuin vind je het antwoord op die vragen misschien niet, maar de last ervan wordt wel minder zwaar. Zoals Stuart-Smith het aan het eind van haar boek besluit: ‘Tuinieren werkt twee kanten op; het is zowel naar binnen als naar buiten gericht, en een tuin verzorgen kan uitgroeien tot een levenshouding. In een steeds meer door technologie en consumptie overheerste wereld brengt tuinieren ons niet alleen rechtstreeks in contact met de realiteit van het ontstaan van het leven en de wijze waarop dat zichzelf in stand houdt, maar ook met de broze en vluchtige aard daarvan.’ 

De vloek van het verleden

De voorbije weken hebben we het duidelijk kunnen aanschouwen: alles gaat voorbij, behalve het verleden. Dat komt steeds terug. Wereldwijd laaide de discussie over standbeelden van historische figuren met een bedenkelijke nalatenschap hoog op. In ons land ging de aandacht daarbij vooral uit naar de figuur van Leopold II. Het is duidelijk belangrijk dat we daar als Belgische staat toch een beetje meer mee in het reine komen. Immers: als je de dingen in het ongewisse laat, zal het verleden des te harder aan de voordeur van het heden komen kloppen.

Over de vraag of het nuttig is dat een parlementaire commissie zich over Leopold II en ons hele koloniale verleden zal buigen, zijn de meningen verdeeld. Vooral de term ‘waarheidscommissie’ bleek een obstakel. Welke waarheid moet en kan nog onthuld worden? Daarover gaat de discussie in feite niet. We hebben voldoende feitenkennis om onze morele houding ten aanzien van Leopold II te kunnen bepalen. Of het dan gaat om 2, 3, 5 of 10 miljoen mensen die gestorven zijn onder zijn bewind; daarvan hangt onze erkenning niet af dat er een historisch trauma is ontstaan door wandaden uit het verleden.

Het bekladde standbeeld van Leopold II in Brussel. Foto: AP Photo/Virginia Mayo

De discussie die we de voorbije dagen hebben gezien draait vooral om erkenning. Mensen zijn vragende partij voor erkenning voor de wantoestanden van vroeger. Een parlementaire commissie heeft vanuit die optiek wel een grote symbolische kracht. Je begint immers pas een parlementaire commissie omdat je al erkent dat iets van groot belang is. 

‘De huidige controverse moeten we aangrijpen om in ons onderwijs wat meer aandacht te hebben voor het koloniale verleden’

Maar de echte verandering moet natuurlijk niet in de publieke ruimte, maar in onze hoofden gebeuren. De werkelijke inzet draait om meer dan enkel wat standbeelden of straatnamen. Een straatbeeld veranderen, kan relatief makkelijk. Maar veranderen wat er in de hoofden en harten van mensen zit, dat vergt meer werk.

De huidige controverse moeten we aangrijpen om in ons onderwijs wat meer aandacht te hebben voor het koloniale verleden, én onze omgang met dat verleden. Het zou een gemiste kans zijn om het nu vooral over standbeelden, schilderijen en straatnamen te hebben, zonder het onderwijs centraal te stellen. Het belang van een goede kennis van geschiedenis kan moeilijk overschat worden. Historisch perspectief is geen garantie op inzicht en wijsheid, maar er wel een absolute voorwaarde van. 

Het is ook belangrijk om op te merken dat elk land worstelt met zijn verleden, en elk land heeft daarin zijn eigenheden, zijn eigen geschiedenis. De slechts mogelijke strategie is: we moffelen het maar weg, we zwijgen. Polen is in dat opzicht een interessant voorbeeld. Wat daar enorm leeft is de vraag: wij waren als Polen niet enkel slachtoffers van het naziregime en van de Holocaust; maar wat is de rol van Polen als dader, als medeplichtige.

De huidige regering lijkt dat laatste aspect het liefst zoveel mogelijk te willen verbergen. Bepaald onderzoek en uitspraken over de medeplichtigheid van Polen wil men zelfs strafbaar maken. Een zogenaamde ‘Holocaust-wet’ die daartoe ontworpen was, veroorzaakte enkele jaren geleden nog internationaal luid protest. Niet onterecht, want zo’n aanpak is erg te bekritiseren. Wie met oogkleppen naar het verleden kijkt, loopt als een blinde zijn toekomst tegemoet. 

‘Discriminatie bij de politie moet ook in Europa aangepakt worden’

Volgens Marco Perolini, onderzoeker bij Amnesty International, heeft de politie in verschillende Europese landen bij het naleven van de lockdownmaatregelen het vooral gemunt op etnische minderheden en gemarginaliseerde groepen. ‘De discriminatie, het onwettig gebruik van geweld en de straffeloosheid bij de politie moeten dringend worden aangepakt in Europa.’

Veel van de officiële gegevens over stops en controles door politie tijdens de COVID-19-lockdowns in Europa schetsen een beangstigend beeld. Alleen in Frankrijk heeft de politie meer dan 20 miljoen mensen aangehouden en gefouilleerd, dat is één op de drie mensen, en meer dan 1 miljoen mensen beboet. Wie goed kijkt, ziet een verontrustend patroon van discriminatie in de manier waarop de politie lockdownmaatregelen afdwingt.

Franse politieagenten tijdens een demonstratie in Parijs in juni 2020. Foto: Bastien LOUVET / BRST/SIPA

We weten dat er in Frankrijk meer mensen uit etnische minderheidsgroepen gecontroleerd werden, simpelweg omdat de politie zich vooral richtte op de armere gebieden. Zo was in Seine-Saint-Denis – de armste regio van Frankrijk waar de meerderheid van de bewoners zwart is of van Noord-Afrikaanse origine – het aantal boetes voor het overtreden van de lockdownregels drie keer zo hoog als in de rest van het land. Dit gebeurde ondanks het feit dat de autoriteiten aangaven dat mensen zich net zo goed aan de regels hielden dan in andere regio’s.

Autoriteiten in heel Europa hebben een aantal beperkende maatregelen genomen als reactie op de COVID-19-pandemie. Veel van deze maatregelen hadden het legitieme doel om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Maar het toekennen van extra bevoegdheden aan de politie en het invoeren van straffen om deze af te dwingen was een gevaarlijke keuze.

De antiracismeprotesten in de nasleep van de dood van George Floyd die vanuit de Verenigde Staten overwaaiden naar Europa, herinneren ons eraan dat discriminatie binnen de wetshandhaving ook in Europa nog steeds wijdverbreid is. Etnische profilering, onwettig gebruik van geweld en straffeloosheid bij de politie behoren tot de systematische tekortkomingen van de rechtshandhaving in Europa.

Een Black Lives Matter-protest in Brussel op 7 juni 2020. Foto: AP Photo/Francisco Seco

Zo zouden sinds 1990 184 mensen uit etnische minderheidsgroepen zijn overleden in gevangenschap of na contact met de politie in Engeland en Wales. In Duitsland zijn sinds 1990 ten minste 159 mensen etnische minderheidsgroepen in voorlopige hechtenis overleden.

De dwingende handhaving van COVID-19-lockdowns in Europa heeft de bestaande bezorgdheid over mensenrechten versterkt, waardoor etnische minderheden en andere gemarginaliseerde groepen, zoals daklozen, het gelag moeten betalen. Niet alleen worden ze slecht behandeld door de politie, maar ze worden ook geconfronteerd met gedwongen uitzettingen en discriminerende quarantaines.

Jongeren uit etnische minderheidsgroepen die in de achterstandswijken van grote Europese steden wonen, hebben de voorbije maanden vaak te maken gehad met discriminerende controles. Volgens de London Metropolitan Police is de etnische profilering in Londen tijdens de lockdown verergerd: het aantal gefouilleerde zwarten tussen maart en april 2020 is met bijna een derde is toegenomen.

Dergelijke profilering ondermijnt het vertrouwen in de politie en kan verklaren waarom Adil, een jongeman van Noord-Afrikaanse afkomst, op 14 april de politie ontvluchtte om een identiteitscontrole in Anderlecht te vermijden. De politie had aan de jongeren boetes van 250 euro opgelegd wegens het niet naleven van de lockdownmaatregelen. Nog voordat de lockdown in België werd opgelegd, werden mensen van Noord-Afrikaanse afkomst meestal twee keer zo vaak aangehouden en gefouilleerd als blanken in het land.

Adil stierf op tragische wijze nadat drie politieauto’s hem achtervolgden, wat resulteerde in een botsing tussen zijn scooter en een politiewagen. Hoewel er een onderzoek is gestart naar de omstandigheden van Adil’s dood, wordt er afgevraagd of het achtervolgen van een jonge ongewapende man die geen enkel misdrijf heeft gepleegd een proportioneel antwoord is op een vermeende schending van de lockdownmaatregelen.

Gedwongen quarantaines van Roma-nederzettingen en migrantenkampen hebben in heel Europa ook raciale vooroordelen en diepgewortelde discriminatie blootgelegd. In plaats van deze gemarginaliseerde groepen te beschermen tegen COVID-19 en hen te steunen bij het vrijwillig naleven van de vereiste maatregelen op het gebied van de volksgezondheid, hebben de autoriteiten hen verder geïsoleerd en bestraft. De politie, en in sommige gevallen zelfs het leger, hebben kampen en nederzettingen omsingeld om de quarantaines af te dwingen. Deze maatregelen leggen de minachting bloot waarmee gemarginaliseerde groepen, die al te maken hebben met uitsluiting en discriminatie, worden behandeld alsof hun leven er voor machthebbers onvoldoende toe doet.

De bescherming van de volksgezondheid kan bepaalde beperkingen van de mensenrechten rechtvaardigen, wanneer deze noodzakelijk en proportioneel zijn. De manier waarop veel Europese regeringen beroep deden op veiligheidstroepen om deze beperkingen af te dwingen, is echter rampzalig geweest en heeft er vaak toe geleid dat gemarginaliseerde groepen onevenredig zwaar worden getroffen.

‘De wereldwijde Black Lives Matter-protesten dwingen ons na te denken over alternatieven voor racistische en dwingende vormen van ordehandhaving’

Het verband tussen extra politiebevoegdheden en mensenrechtenschendingen is niet nieuw. Zo hebben de extra bevoegdheden die de politie tijdens de noodtoestand in Frankrijk tussen 2015 en 2017 heeft gekregen, geleid tot duizenden agressieve huiszoekingen die vooral gericht waren op moslims vanwege hun religie – zonder dat er enige aanwijzing was dat ze een bedreiging vormden voor de nationale veiligheid.

Dwangmaatregelen die de Europese staten hebben genomen om de COVID-19-pandemie aan te pakken, hebben geleid tot meer gevallen van onrechtmatig politiegeweld, etnische profilering en discriminerende quarantaines. Deze aanpak eist opnieuw zijn tol voor gemarginaliseerde groepen. In de dystopische realiteit van lockdowns heeft de politie zelfs daklozen beboet omdat … ze niet thuis bleven.

De wereldwijde Black Lives Matter-protesten dwingen ons na te denken over alternatieven voor racistische en dwingende vormen van ordehandhaving. We kunnen niet alsmaar hetzelfde doen en verschillende resultaten verwachten. Wat COVID-19 ons heeft laten zien, is dat de volksgezondheid niet ten koste mag gaan van de mensenrechten. Europese regeringen moeten volgende keer twee keer nadenken voordat ze de politie de handhaving van volksgezondheidsmaatregelen toevertrouwen.



Marco Perolini is Europa-onderzoeker bij Amnesty International.



Substantieel sociaal

Het sociale en het economische. Beide begrippen en aspecten van het leven worden al te vaak als verschillend en zelfs als tegengestelden beschouwd. Dat viel ook de voorbije weken andermaal op. Toen de regering en virologen stap voor stap enkele lockdownmaatregelen versoepelden, klonk het op vele plaatsen dat er alleen maar oog was voor het economische en nauwelijks voor het sociale. Eerst de economie weer op gang trekken, dan pas onze levens. Werken mogen we doen, maar voor vrienden en familie is (nog) geen ruimte. De regering en virologen hebben hun prioriteiten verkeerd!

Die kritiek vond ik van weinig begrip getuigen voor de moeilijke situatie waarin burgers én beleidsmakers zich bevinden. Maar nog opvallender vond ik dat zij getuigt van een al te enge kijk op wat het economische leven precies omvat. Zonder het economische leven blijft er van het sociale leven immers weinig over. Economie is per definitie een sociaal gegeven. Of ze zou dat moeten zijn.

Misschien is het goed om het werk van de Hongaars-Joodse econoom Karl Polanyi terug onder de aandacht te brengen. Polanyi was een van de belangrijkste economen van de vorige eeuw. Zijn expertise betrof vooral de geschiedenis van de economie. Hij maakte een onderscheid tussen twee verschillende perspectieven op economie. Er is de formalistische kijk. Volgens deze benadering draait economie om niets anders dan winstbejag. Het doel van onze economische bedrijvigheid is geld, geld en nog eens geld. Volgens Polanyi is die opvatting over wat economie is sinds de tweede helft van de 19e eeuw aan een opmars bezig. Vandaag de dag zal dat perspectief nog dominant zijn onder aanhangers van een hyperkapitalistische cowboy-economie en datgene wat vaak ‘neoliberalisme’ wordt genoemd.

De Hongaars-Joodse econoom Karl Polanyi.

Maar de formalistische kijk is een te enge kijk op het economische leven. Beter is het om een substantivistische kijk op economie te hebben. Polanyi beargumenteert dat het economische leven lang niet altijd om winstbejag draait. Meer nog: economische betrekkingen waren in vroegere tijden veel dieper ingebed in het sociale leven. De prijs en waarde van dingen hing niet louter af van vraag en aanbod, maar van hun betekenis in het sociale leven.

Over de accuraatheid van Polanyi’s analyse over het economische model in vroegere tijden bestaat enige discussie. Maar het onderscheid tussen een formalistische en substantivistische benadering van het economische leven blijft even relevant als toen Polanyi het uitwerkte in zijn baanbrekend boek The Great Transformation (1944). Het lijkt me goed om dit in het achterhoofd te houden wanneer we ons land uit het slop van de coronacrisis trekken. Niet het vergroten van winsten, maar van sociale verbondenheid en vooruitgang is het primaire doel van economische betrekkingen. De substantivistische economie is substantieel sociaal.

Selectieve sentimentaliteit

Het is iets wat de voorbije jaren al door verschillende filosofen, psychologen en schrijvers is opgemerkt: we leven in een tijd vol sentimentaliteit. Makkelijk te bespelen emoties spelen een grotere rol in het publieke debat dan moeilijk te bevatten, maar redelijke argumenten. De hedendaagse cultuur is ‘soft’ geworden. We beleven een ‘new age of sentimentality’, aldus de Britse schrijfster Lisa Appignanesi. Volgens psychiater Theodore Dalrymple gaat het zelfs om een ‘toxische’ cultuur van sentimentaliteit. 

Toch lijkt dit oordeel over onze tijd en ons collectief bewustzijn me iets te eenzijdig, en zou het genuanceerd moeten worden. Niet sentimentaliteit, maar selectieve sentimentaliteit is wat ons kenmerkt. Dat bleek andermaal in de discussie rond het poesje dat een spuitje zou moeten krijgen: het uit Peru meegenomen katje Lee. Het is buitengewoon opvallend hoe hoog de emoties oplaaien in dit debat. Een schare BV’s lanceerde al een campagne om het poesje te redden; op het internet wordt een petitie gretig gedeeld. Ondertussen haalden we er ook de wereldpers mee: ‘het poesje dat de Belgen verdeelt’, blokletterden verschillende Spaanstalige kranten al.

Misschien is het een beetje een gemene vraag, maar: hoeveel van de mensen die nu moord en brand schreeuwen over Lee, zijn ook bekommerd om de talloze dieren die in asielen zitten te wachten op een nieuw thuis en nieuwe baasjes? Waar was de ontzetting toen een dierenasiel uit Waregem onlangs moest stoppen met de adoptie van honden, omdat steeds meer mensen te kennen gaven dat ze wel een huisdiertje wilden, maar de dieren na de lockdown wel wilden teruggeven? Niet enkel in onze sentimentaliteit, maar ook in onze dierenliefde durven we wel eens weinig consequent te zijn.

Zo is het maar al te vaak: kwesties die uitgroeien tot symbooldossiers roepen buitensporig veel emotie op, terwijl de dingen die werkelijk onze verontwaardiging verdienen onopgemerkt passeren. Terwijl we in het ene dossier – kinderarmoede in ons land, kindervluchtelingen, om maar iets te noemen – weinig moeite lijken te hebben om van ons hart een steen te maken, smelten we weg bij een kat dat een spuitje moet krijgen. Terwijl we onverschillig wegkijken van het ene probleem, staren we ons blind op het andere.

De consensus bij virologen en biologen lijkt nochtans redelijk groot. Vanuit wetenschappelijk oogpunt kan het diertje maar beter een spuitje krijgen. Tegenover het uiterst dodelijke hondsdolheidsvirus moeten we een systematische houding aannemen. ‘Waar is ons gezond verstand?’, vroeg een bioloog zich in de media luidop af.  Ik meen te weten waar het zou kunnen liggen: het is in onze geest bedolven geraakt onder het gruis van gemakkelijk opgeklopte gevoelens.

Ontvang de Business AM nieuwsbrieven

De wereld verandert snel en voor je het weet, hol je achter de feiten aan. Wees mee met verandering, wees mee met Business AM. Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en houd de vinger aan de pols.