Politieke taalarmoede: ‘Respectvol spreken is een morele plicht’

Afgelopen week was ik te gast in een debatprogramma in cultuurhuis de Warande in Turnhout. Samen met politiek filosoof Stefan Rummens – auteur van Wat een theater! Politiek in tijden van populisme en technocratie – boog ik me anderhalf uur lang over de belangrijkste, opvallendste aspecten van de politieke actualiteit. We hadden het daarbij uitvoerig over de taal die de politiek spreekt.  Voor ons allebei gold dat we niet verrast, maar wel getroffen waren door het taalgebruik van onze politici de voorbije weken.   

Vooral Bart De Wever had de aandacht op zich weten te vestigen met enkele eerder platvloerse opmerkingen over andere partijen, over op de knieën gaan en iets te slikken hebben. 

Toch was het een andere uitspraak van De Wever die mijn democratische wenkbrauwen deed fronsen, met name zijn uitspraak dat hij ze ‘kapot’ zou maken. Die ‘ze’, dat betrof de Vivaldi-partijen. Ook Theo Francken had al laten verstaan dat N-VA bikkelharde oppositie zou voeren. Maar in een democratie is het van het grootste belang dat we erkennen dat onze politieke tegenstanders geen vijanden, maar ook onze medestanders zijn in de strijd voor de waarden waarop onze samenleving steunt: vrijheid, verdraagzaamheid, verbondenheid. De ander ‘kapot’ willen maken, staat daar haaks op.

‘Simplistisch, schofferend taalgebruik is alomtegenwoordig in het politieke discours. Gemene sneren zijn gemeengoed geworden’

Indien we in de ‘best mogelijke wereld’ zouden leven, zoals ooit Leibniz beweerde, dan had het natuurlijk heel anders geklonken. Dan steeg er vanuit de oppositiebanken steevast een heel ander geluid op. ‘We zullen op een constructieve manier oppositie voeren, en vanuit die rol bijdragen aan het goede functioneren van de politiek en het welzijn van de samenleving.’ Die best mogelijke wereld lijkt in België 2020, en ook elders, erg veraf.

Het zou uiteraard te eenzijdig zijn om enkel bij deze linguïstische charge van De Wever stil te staan. Simplistisch, schofferend taalgebruik is alomtegenwoordig in het politieke discours. Gemene sneren zijn gemeengoed geworden, en zeker geen eigenheid van partijen die zich aan de uiterste zijden van het politieke spectrum bevinden. Daar moeten we ons toch hoe langer hoe meer zorgen over maken. De crisis van het politieke discours wijst immers op een morele crisis.

Taal is meer dan taal; taal is ook moraal. ‘De essentie van het spreken is ethisch’, zo zei de grote Franse filosoof Emmanuel Levinas ooit. Alles wat we doen, ook onze taalhandelingen, is ingebed in het morele. Hoe we met en over elkaar spreken, is hoe we met elkaar omgaan en over elkaar denken. Schofferend taalgebruik, polariserende uitspraken; het is allemaal meer dan slechts retoriek of politieke strategie. Het is een ethisch gegeven. Respectvol spreken is een morele plicht.

Daarop wees ook Angela Merkel onlangs in een veelbesproken interview. Ze had het over de manier waarop de geschiedenis ons leert dat het mis bejegenen van ‘de ander’ altijd met woorden begint. Ons taalgebruik is de kanarie in de koolmijn van onze collectieve moraal. Precies daarom is het een morele taak voor de betrokken burger om niet door de knieën te gaan: voorbij alle partijgrenzen, politieke voorkeuren en ideologische overtuigingen heen, er is een vorm van politieke retoriek die we echt niet hoeven te slikken.

Meer premium artikelen
Meer

Ontvang de Business AM nieuwsbrieven

De wereld verandert snel en voor je het weet, hol je achter de feiten aan. Wees mee met verandering, wees mee met Business AM. Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en houd de vinger aan de pols.