“Narcistische presidenten riskeren vaker internationale conflicten”

De meest narcistische presidenten van de Verenigde Staten gaven er de voorkeur aan conflicten met andere grote mogendheden te zoeken zonder steun van bondgenoten te vragen. Dat blijkt uit een onderzoek van wetenschappers aan de Ohio State University, die een analyse maakten van de opeenvolgende Amerikaanse regeringen van William McKinley (1897) tot en met George W. Bush ((2009).

De resultaten van de studie toonden dat de presidenten met de grootste karakteristieken van narcisme per jaar gemiddeld ongeveer zes keer meer geneigd waren om een geschil met een andere grote mogendheid te beginnen dan een collega met een gemiddeld niveau van narcisme.

Zelfbeeld

Van alle bestudeerde Amerikaanse presidenten liet Lyndon B. Johnson het hoogste niveau van narcisme optekenen, gevolgd door Teddy Roosevelt en Richard Nixon. “De neiging om in internationale geschillen alleen op te treden, past bij de wens van mensen met een sterk niveau van narcisme om hun eigen reputatie en zelfbeeld een injectie te geven en voor anderen stoer en competent over te komen”, benadrukt onderzoeksleider John Harden, politiek wetenschapper aan de Ohio State University.

“Narcistische presidenten benaderen het buitenlands beleid en wereldpolitiek op een andere manier. Ze bleken meer geneigd om hun persoonlijke verlangens zwaarder te laten wegen dan hun politieke overleving of de belangen van het land.”

De onderzoekers zochten in de persoonlijkheden van de bestudeerde presidenten naar aanwijzingen van vijf factoren die traditioneel met narcisme worden gecorreleerd.

“Het gaat hier om individuen die de leiding willen hebben en in de schijnwerpers willen staan”, beklemtoont Harden “Deze personen houden er bovendien ook van om over hun prestaties op te scheppen en zijn bereid om te liegen en te vleien om hun doelstellingen te kunnen bereiken. Tenslotte deinzen ze ook niet voor terug om anderen te beledigen.”

Lyndon B. Johnson

Op basis van deze gegevens bleek Lyndon Johnson de president die op het gebied van narcisme het hoogst scoorde, gevolgd door Teddy Roosevelt en vervolgens Richard Nixon. William McKinley haalde daarentegen de laagste score, voorafgegaan door William Howard Taft en Calvin Coolidge.

“De resultaten zijn in overeenstemming met de algemene impressies die bij het brede publiek over de betrokken leiders leven”, merkt Harden in zijn commentaar op.

“McKinley manifesteerde zich als een persoon met hoge ethische principes, terwijl Taft een sterke gevoeligheid liet blijven. Coolidge was een bijzonder zwijgzaam persoon. Daartegenover stonden uiterst egocentrische en imagobewuste figuren zoals Johnson, Roosevelt en Nixon.”

Narcistische presidenten bleken volgens de onderzoekers bovendien sneller geneigd om unilateraal internationale conflicten te beginnen. Daarbij werd meestal ook geen beroep op bondgenoten gedaan. “Een groot aantal van deze geschillen zijn bij het publiek niet goed bekend, maar zorgden onder de wereldleiders wel voor sterke spanningen”, merkt Harden nog op. 

“Operation Giant Lance, die door Nixon in 1969 werd gelanceerd, is daarvan een typische voorbeeld. Hij stuurde een squadron bommenwerpers, geladen met kernwapens, naar de Sovjet-Unie louter en alleen om de leiders van dat land ervan te overtuigen dat de Verenigde Staten bijzonder ver zouden willen gaan om hun belangen te vrijwaren. Zijn voorganger Johnson lanceerde in 1964 de zogenaamde Lightning Bug War, waarbij de Verenigde Staten drones op missies diep in China stuurden.”

“Per jaar bestond er gemiddeld 4 procent kans dat de Verenigde Staten minstens één unilateraal internationaal conflict zouden lanceren”, betoogt de onderzoeker daarbij. “Onder presidenten met de hoogste narcistische scores liep dat echter op tot 29 procent. Presidenten met weinig narcistische karakteristieken bleven onder de grens van 1 procent.”

Schijnwerpers

“Er zijn verschillende redenen waarom narcistische presidenten een grotere neiging zouden hebben om conflicten met andere grote landen te beginnen, zonder op bondgenoten beroep te doen”, aldus Harden.

“In eerste instantie willen deze presidenten alleen met grote mogendheden hebben te maken. Ze streven vooral historische bekendheid en imago na en voelen dan ook geen noodzaak om hun tijd aan kleinere bondgenoten te verspillen. Bovendien willen ze hun plaats in de schijnwerpers met niemand delen. Narcisten geloven ook niet dat anderen een nuttige bijdrage zouden kunnen leveren.”

“Leiders met hoge narcistische scores gedragen zich ook op manieren die de spanningen verhogen, zoals het nemen van acties om hun macht tentoon te spreiden”, voert Harden aan. “Ze zijn bereid risico’s te nemen. Ze sturen bovendien onduidelijke signalen.”

“Hoewel het publiek en sommige politicologen misschien geloven dat Amerikaanse presidenten in het belang van het land handelen, levert deze studie het bewijs dat sommige leiders hun ambt gebruiken om zich machtig en belangrijk te voelen. Leiders met een hoog narcisme verlangen van hun positie niet dezelfde dingen als anderen. Voor hen is de wereld echt een podium.”

Meer