Woonlening kost bijna 20.000 euro meer dan een jaar geleden: variabele rente kan soelaas brengen

Wie vandaag een woonlening afsluit, moet veel meer interesten betalen dan iemand die vorig jaar een krediet heeft afgesloten. De kans dat de rente nog zal dalen, is bijzonder klein. Door de oplopende rente kan het interessant zijn om voor een hypothecaire lening met een variabele rente te kiezen.

Tot een jaar geleden was het zeer voordelig om een woonlening af te sluiten. De rentebarometer van Immotheker-Finotheker, die de tarieven van een tiental verschillende banken in ons land vergelijkt, toont aan dat de gemiddelde rente voor een woonlening op 25 jaar (met een quotiteit hogere dan 80 procent) vorig jaar uitkwam op zo’n 1,5 procent. Vandaag bedraagt dat tarief 2,02 procent. Dat is een toename van bijna 35 procent.

Lening ruim 18.000 euro duurder

Door die stijgende rentevoet betaal je bijna 20.000 euro meer voor een hypothecaire lening. Stel dat je 250.000 euro leent om de aankoop van een woning te financieren (25 jaar). Bij een rente van 1,5 procent betaal je welgeteld 49.592 euro aan interesten. De maandaflossing komt uit op 999 euro. Bij een rente van 2,02 procent loopt de vergoeding die je moet betalen aan de kredietgever op tot 67.947 euro, oftewel 18.355 euro meer. De maandaflossing bedraagt in dit geval 1.060 euro.

Waarom is een woonlening nu zoveel duurder? Dat komt door de langetermijnrente. Die zit sinds begin dit jaar fors in de lift. De rente op tienjarig Belgisch overheidspapier bedroeg dinsdag even 1,006 procent, het hoogste peil sinds februari 2018. Die langetermijnrente is een belangrijke barometer voor de kredietgevers om de vaste rente op een woonlening te bepalen.

Soepele geldbeleid ECB

Waarom zit die rente in de lift? De Europese Centrale Bank (ECB) heeft de langetermijnrente jarenlang laag gehouden door schuldpapier op te kopen. Door de stijgende vraag naar obligaties neemt de waarde van dat papier toe. Als de waarde stijgt, daalt de coupon die beleggers krijgen op nieuw uitgegeven obligaties. Er is veel vraag, dus de instelling die een schuldbewijs uitgeeft, kan een lagere vergoeding geven.

Maar dat opkoopprogramma van de ECB loop op z’n einde. Na de jongste rentevergadering kondigde Christine Lagarde, voorzitter van de ECB, aan dat het opkoopprogramma in het derde kwartaal (naar alle waarschijnlijkheid) wordt stopgezet. Doordat de obligatiemarkten die verwachting weerspiegelen zit de langetermijnrente al in de lift. De kans is overigens groot dat de rente nog verder oploopt naarmate het einde van het soepele geldbeleid dichterbij komt.

De ECB gaat op de rem staan om de oplopende inflatie te temperen. De inflatie in de eurozone bedroeg in februari 5,8 procent. De inflatie is dus mee verantwoordelijk voor de duurdere kredieten.

Variabele rente

Wie de rentelasten wil beperken, kan overwegen om een woonlening met een variabele rente af te sluiten. Dat komt omdat de kortetermijnrentes nog relatief laag zijn. De banken baseren zich hierbij op de zogeheten referte-indexen. Afhankelijk van de kredietformule, zoals 1/1/1, kijken de banken naar een bepaalde index. Die indexen worden berekend aan de hand van de koers van de Belgische staatsobligaties. De indexen worden maandelijks aangepast. Het verschil tussen de oude en nieuwe index bepaalt of de bank bij een herziening de rente verhoogt of verlaagt en hoe groot die wijziging is.

We nemen de referte-index A als voorbeeld. Die wordt gebruikt om de rente te bepalen bij een hypothecair krediet dat jaarlijks wordt herzien. De referte-index A bedraagt momenteel -0,621 procent. Dat ligt in lijn met een jaar geleden. In maart 2020 bedroeg die index -0,613 procent. Het gemiddelde van de afgelopen vier jaar bedraagt -0,5917 procent.

De kortetermijnrente stijgt dus niet zo sterk als de langetermijnrente. Dat is ook een gevolg van het beleid van de ECB. De kortetermijnrente is namelijk afhankelijk van de beleidsrente die de ECB hanteert. Die bedraagt momenteel 0 procent. Voor kortlopende kredieten kunnen de banken dus gratis geld lenen bij de toezichthouder. Dat verklaart ook meteen waarom de spaarrente zo laag is. Het is voor de financiële instellingen immers niet nodig om elders kapitaal op te halen.

(jvdh)

Meer