Kunstveilingen blijven vrouwelijke artiesten discrimineren: slechts één vrouw haalt wereldwijde top vijftig

Minder dan 4 procent van de kunstwerken die sinds het begin van deze eeuw door veilinghuizen werden verkocht, werd door een vrouwelijke artiest gemaakt. Bovendien vallen vrouwelijke kunstenaars in de hoogste prijscategorieën vooral op door hun complete afwezigheid. Dat blijkt uit een rapport van wetenschappers aan de Monash University in de Verenigde Staten en de Universiteit Maastricht in Nederland.

De studie – gebaseerd op een analyse van meer dan 2,57 miljoen kunstwerken die tussen de jaren 2000 en 2017 wereldwijd bij meer dan 1.800 veilinghuizen werden verkocht – toont daarbij dat 96,1 procent van de verkochte werken door mannelijke artiesten waren gemaakt.

Joan Mitchell

Gemiddeld moet op veilingen voor werken van mannelijke kunstenaars een hogere prijs worden betaald dan voor creaties van vrouwelijke artiesten. Het onderzoek betoogt dat 40 procent van de totale verkopen door amper 0,03 procent van de aangeboden werken wordt samengebracht. ‘Dat marktsegment bestaat uit 42 kunstenaars,’ aldus de onderzoekers. ‘Daartussen is echter geen enkele vrouw te vinden. Slechts één vrouwelijke kunstenaar – Joan Mitchell – lukt erin om zich in de top vijftig te rangschikken.’

‘Dat fenomeen heeft echter vooral met de verkoop van werken van een aantal mannelijke supersterren – zoals Manet, Picasso of Warhol – te maken,’ benadrukt onderzoeksleider Marina Gertsberg, professor financiële markten aan de Monash Business School. ‘Die supersterren halen uitzonderlijke prijzen en genieten een grote visibiliteit, maar zijn niet noodzakelijk representatief voor de hele kunstmarkt.’

‘Wanneer echter naar de mediaan-prijzen in de verschillende categorieën wordt gekeken, blijkt werk van vrouwelijke kunstenaars 4,4 procent duurder te zijn dan de creaties van hun mannelijke collega’s. Dit betekent dat de vrouwelijke kunst in het algemeen kwalitatief hoger wordt ingeschat. Hieruit kan bovendien worden afgeleid dat vrouwen als kunstenaar – indien ze de opportuniteit krijgen – de concurrentie met mannen kunnen aangaan.’

‘Nagenoeg evenveel mannen als vrouwen volgen een opleiding beeldende kunst,’ voert Marina Gertsberg aan. ‘Toch vinden vrouwen het moeilijker om die interesse in verkoopbare kunstwerken om te zetten. Mogelijk worden vrouwen ontmoedigd door hun beperkte vooruitzichten aan de top van de kunstmarkt, maar tevens zou er sprake kunnen zijn van discriminatie door dealers en kopers, die mannelijke kunstenaars in het topsegment van de markt een hoger potentieel zouden kunnen toekennen.’

‘Daarom moet de zichtbaarheid van vrouwelijke kunstenaars worden vergroot, terwijl ze ook de kans moeten krijgen om zich vroeg in hun carrière te kunnen manifesteren. Gelukkig is er momenteel enige beweging in deze richting merkbaar. Musea en galerieën vergroten het aandeel vrouwelijke kunstenaars dat wordt tentoongesteld. Dit helpt kopers om kennis te maken met vrouwelijke kunst en meer vertrouwen in dat werk te krijgen. ‘

Discriminatie

Uit de cijfers blijkt dat in de topcategorie van de kunstmarkt – met een omzet van meer dan 1 miljoen dollar – de verkoopprijs van werk van mannelijke kunstenaars 18,4 procent hoger ligt dan voor creaties van vrouwelijke artiesten. Kunstwerken van vrouwelijke kunstenaars vertegenwoordigen bovendien slechts tussen 3 procent en 5 procent van de belangrijkste permanente collecties in de Verenigde Staten en Europa.

Bij de grote galerijen werd tijdens de onderzochte periode werk van 110.938 mannelijke kunstenaars getoond en geveild. Er werden daarentegen slechts 5.612 vrouwelijke artiesten vermeld. Bij de hedendaagse kunst is het aandeel van de vrouwelijke artiesten het grootst (9,3 procent). Het kleinste aandeel wordt daarentegen opgemerkt bij de oude meesters (2,9 procent).

David Throsby, professor economie aan de Macquarie University, merkt op dat het onmogelijk is gebleken om een duidelijke verklaring te vinden voor het grote verschil tussen de verkoopprijzen van werken van mannelijke en vrouwelijke kunstenaars.

‘Ook sociodemografische factoren die in andere sectoren een verklaring kunnen bieden, bleken hier niet van toepassing,’ aldus professor Throsby. ‘Dit leidt tot de conclusie dat er wellicht van een endemische discriminatie gewag moet worden gemaakt. Een van de belangrijkste partijen ter zake zijn de zogenaamde gatekeepers. Veilinghuizen, galerijen en grote verzamelaars hebben in die markt een bijzonder grote macht.’

Meer