Stadsratten verkeerd als ziekteverspreiders verafschuwd?

Een aantal diersoorten worden mogelijk onterecht met de vinger gewezen als de waarschijnlijke bron van de volgende pandemie, zoals zowel in de volksmond als in de wetenschap vaak naar voor wordt gebracht. Dat blijkt uit een studie van wetenschappers aan de Georgetown University in Washington, gebaseerd op data over bijna drieduizend zoogdieren. 

“Ratten worden al sinds de uitbraak van de pest gezien als vuile ziekteverspreiders, maar wetenschappelijk moet toch worden gesteld dat deze populatie minder met een volgende pandemie in verband zou mogen worden gebracht dan traditioneel wordt opgeworpen”, zeggen de onderzoekers Greg Albery en Colin Carlson, ziekte-ecologen van de Georgetown University.

Onevenwicht

“Ook wij vermoedden dat dierenpopulaties in een stedelijke omgeving meer virussen zouden die mensen zouden kunnen besmetten dan soortgenoten op het platteland. In die stedelijke omgeving leven al deze populaties immers in een kleinere oppervlakte dichter op elkaar.”

“Vastgesteld werd inderdaad dat deze stadsdieren tien keer meer ziektes bij zich droegen, maar tevens kwam naar door dat deze populaties meer dan honderd keer het onderwerp van een studie waren geweest dan hun landelijke tegenhangers.”

“Wanneer dit enorm onevenwicht werd gecorrigeerd, bleek echter dat ratten niet meer nieuwe menselijke ziektes veroorzaakten dan andere dieren”, stippen Albery en Carlson. “Al blijft het nog steeds geen goed idee om te dicht bij de stedelijke fauna te komen of nauwere contacten met deze dieren te onderhouden.”

“Het is onwaarschijnlijk dat deze stadsdieren de bron zijn van de volgende grote ziekte, maar ze zijn nog steeds vaak een bron van bekende belangrijke gezondheidsproblemen. Een voorbeeld is leptospirose, een bacteriële ziekte die gewoonlijk door ratten wordt verspreid.”

De dreiging die zou uitgaan van de stadsduif, een andere populatie die vaak als een verspreider van afgrijselijke ziektes wordt verguisd, zou volgens de wetenschappers door hetzelfde onevenwicht in onderzoeksvolume eveneens in overdreven mate als de mogelijke bron van toekomstige pandemieën worden bestempeld.

“Omdat we deze stedelijke populaties al zo lang bestuderen, is er inmiddels over hun parasieten zoveel bekend geraakt dat er nog relatief weinig onbekenden zijn”, zeggen Albery en Carlson. Over dieren in landelijke regio’s is veel minder geweten. Er is veel meer kans dat zij de volgende grote dreiging zullen voortbrengen.”

Klimaatverandering

Albery en Carlson benadrukten tevens dat de klimaatverandering het risico op nieuwe epidemieën zou kunnen vergroten. “Wanneer dieren zoals vleermuizen naar koelere gebieden vluchten, zullen ze ook voor de eerste keer met een aantal soorten in contact komen”, zeggen de onderzoekers.

“Dit creëert nieuwe kansen voor de overdracht van ziektes die later ook de mens zouden kunnen infecteren. Stedelijke zoogdieren zouden hierin een cruciale rol kunnen hebben.”

“Door de opwarming van de aarde wordt het ook waarschijnlijker dat de overdracht van ziektes tussen verschillende dieren meer in bewoonde gebieden dan in bosgebieden gebeurt”, stippen de wetenschappers aan.

“De actuele kennis over de stedelijke pathogenen zal snel verouderd zijn. Daarom moeten dieren zowel in de stad als op het platteland beter worden opgevolgd, zodat de overdracht van pathogenen snel kan worden ontdekt. Wanneer die overdracht in de buurt van de mens wordt opgemerkt, zal een scherpe aandacht worden vereist.”

(kg)

Meer