De EU heeft een orgaan opgericht dat oplichting moet voorkomen: dit zijn de staten die niet meespelen of de boel simpelweg bedotten

Het nieuwe Europees Openbaar Ministerie, bekend onder de naam EPPO, is op 1 juni van start gegaan en moet een einde maken aan subsidiefraude in de Europese Unie. Het idee is prijzenswaardig, maar het lijkt nu al moeilijk in praktijk te brengen. Dit is te wijten aan het gebrek aan medewerking van bepaalde staten.

Tot dit jaar werden degenen die EU-middelen verduisteren, aangepakt door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Het was echter aan de nationale autoriteiten om de schuldigen te vervolgen. Als een land weigert, kan geen enkele Europese instantie het daartoe dwingen.

Om dit netelige probleem aan te pakken is op 1 juni het Europees openbaar ministerie (EPPO) opgericht. Dit nieuwe orgaan kan strafrechtelijke procedures inleiden wegens misbruik van EU-middelen en een aantal andere strafbare feiten, zoals btw- en douanefraude.

Wanneer het Europees openbaar ministerie besluit tot vervolging over te gaan, wordt in elk land verdere actie ondernomen door teams van openbare aanklagers, die door hun nationale regering worden benoemd, maar door de EPPO worden goedgekeurd. Het Europese orgaan beslist dus wie wordt vervolgd en heeft inspraak in welke rechters hen vervolgen. Onklopbaar – op papier.

Twee slechte leerlingen afwezig

De EPPO wordt geleid door Laura Codruta Kövesi (foto), een formidabele aanklager die van 2013 tot 2018 aan het hoofd stond van het krachtige nationale anticorruptieagentschap van Roemenië, waarbij duizenden corrupte ambtenaren en zakenlieden werden veroordeeld. Dat schrijft de liberale publicatie The Economist. Een college van 22 officieren van justitie, één uit elke lidstaat die aan het project deelneemt, vergezelt haar bij haar missie. Zoals je kan zien, ontbreken er vijf landen.

Onder de vijf landen die geweigerd hebben tot de EPPO toe te treden, is er één dat heeft aangegeven volgend jaar wel te zullen toetreden: Zweden. Dan zijn er nog Denemarken en Ierland, die al lang niet meer deelnemen aan EU-rechtspraakprocedures. Beide landen zouden echter niet onwelwillend staan tegenover een samenwerking met de EPPO, met werkovereenkomsten die reeds op tafel liggen.

Tenslotte zijn er Polen en Hongarije. Twee landen die sterk profiteren van Europese subsidies en bovenal hun rechtssysteem stevig aan hun politici hebben gekoppeld, bericht The Economist. Hongarije heeft ook het hoogste fraudecijfer van alle EU-lidstaten.

“Duidelijk gebrek aan oprechte medewerking”

Van de 22 landen die hebben toegezegd tot de EPPO toe te treden, lijken sommige nog steeds moeite te hebben om de spelregels te aanvaarden.

Dit geldt met name voor Slovenië. De plaatselijke raad van openbare aanklagers had twee openbare aanklagers aangewezen om zich bij de EPPO aan te sluiten. Deze keuze werd goedgekeurd door het Ministerie van Justitie. De goedkeuring van premier Janez Janša was nog nodig, wat normaal gesproken slechts een formaliteit zou moeten zijn.

Behalve dat hij weigerde, omdat hij, volgens zijn politieke opponenten, de twee genomineerden niet mocht. In de eerste plaats vanwege bedenkingen over hun kennis van vreemde talen – hoewel dat uiteindelijk niet kon worden bewezen – en in de tweede plaats omdat de twee officieren van justitie volgens hem betrokken waren bij dubieuze zaken.

De weigering van de premier leidde tot het aftreden van de minister van Justitie, Lilijana Kozlovič, die verzekerde dat haar ministerie de procedure niettemin overeenkomstig de wet en het besluit van de Raad van de EU had gevoerd. Aan het einde van het voorjaar heeft de Sloveense regering echter opnieuw een procedure gestart voor de benoeming van openbare aanklagers die naar de EPPO worden gezonden.

Het hoofd van de EPPO, mevrouw Kövesi, zei dat dit besluit een “duidelijk gebrek aan oprechte medewerking van de Sloveense autoriteiten” betekende, dat “het vertrouwen in de doeltreffende werking van de beheers- en controlesystemen voor EU-middelen in Slovenië ernstig ondermijnt”.

Sindsdien is er geen nieuws meer: de Sloveense openbare aanklagers zijn nog niet gekozen, ondanks druk van EU-commissaris voor Justitie Didier Reynders.

Schandalen in Bulgarije

Een soortgelijk en nog ernstiger probleem doet zich voor in Bulgarije. Daar heeft premier Boyko Borisov, die sinds 2009 in functie is, zelf de leiding genomen over het orgaan dat verantwoordelijk is voor de benoeming van de openbare aanklagers bij de EPPO. Volgens The Economist koos hij aanklagers die herhaaldelijk in schandalen verwikkelde regeringsfunctionarissen hebben vrijgesproken.

Als gevolg daarvan werden zes van de tien door Bulgarije voorgestelde aanklagers door de EPPO afgewezen. Laura Codruta Kövesi ging uiteindelijk naar Bulgarije om het probleem op te lossen en zes vervangers te vinden.

Eerste grote zaak: Tsjechië

Ondanks deze verschillende incidenten heeft de EPPO deze zomer al de werkzaamheden aangevat. Naast de zaken die gewoonlijk door OLAF worden behandeld, hopen de EU-functionarissen dat het nieuwe orgaan licht zal werpen op gevoelige zaken. Namelijk diegene die betrekking hebben op de hoogstgeplaatste politici in de lidstaten. Dit omvat corruptie op de hoogste niveaus van de macht.

Het eerste geval van dit type wordt momenteel onderzocht. Het is gericht tegen de Tsjechische minister-president Andrej Babis. Hij wordt ervan beschuldigd illegaal te hebben geprofiteerd van EU-subsidies die zijn toegekend aan een holding die voornamelijk actief is in de agrovoedingssector (Agrofert), die hij heeft opgericht en waarvan hij tot 2017 de enige eigenaar was. Hij ontkent deze beschuldigingen.

Eerder deze week meldde de Tsjechische radio iROZHLAS dat de Europese Commissie had gewaarschuwd te stoppen met het verstrekken van subsidies aan Tsjechië. Het Centraal-Europese land moest de controle op belangenconflicten verscherpen, alsook stoppen met de toekenning van subsidies aan bedrijven in trustfondsen.

(mah)

Meer