Neiging naar zoete wijnen geen hedendaags fenomeen: onze voorouders hadden ook zoete tand

Wij 21ste-eeuwers hebben wel eens de neiging om de dominantie van ‘zoete’ componenten in onze voeding en ook in veel overrijpe, krentachtige wijnen als een hedendaags fenomeen te positioneren. Vooral verwijzend naar ‘de jeugd’ die met te veel zoet (frisdrank, snoep, hamburgers, …) werd opgevoed. Maar dat is historisch vaak lulkoek. Veel van onze voorouders dronken én verkozen namelijk heel suikerrijke alcoholische dranken.

Integendeel: als consumenten zijn we de laatste 10 à 20 jaar eerder ‘sec’ geworden. Kijk alleen maar naar de duikeling die een sterappellatie als Sauternes/Barsac de voorbije jaren maakte, omdat – buiten een tiental onbetaalbare crus – liquoreuze dessertwijnen niet echt ‘en vogue’ zijn. Wie had dat ooit voorspeld?

Maar zeker in de 19de eeuw was (rest)suiker en zoet nochtans de norm bij veel enthousiast genietende wijndrinkers. En nu heb ik het eventjes niet over de Russische tsaar die in zijn hof liefst demi-sec champagnes liet schenken, maar over deze tabel die in kaart brengt welke wijntypes de Britten vooral in hun glas wensten.

Als we kijken naar de in Groot-Brittannië geïmporteerde wijntypes rond 1870, valt toch meteen de zoete tand op van de toenmalige wijnliefhebbers.

Tel bijvoorbeeld de percentages op van sherry (waarvan toen ook het merendeel de meer zoete versies waren in plaats van de strakke, zilte fino’s van tegenwoordig), port én marsala, en zet daarbij zelfs de rijnwijn waar toch veel halfzoete en zoete cuvées tussen staken geheel tussen haakjes, dan is er maar één conclusie mogelijk: zeker de helft van de toenmalige wijnimport en thuisconsumptie waren zoet getint.

Meer