De financiële waakhond FSMA heeft in april 2024 een rapport gepubliceerd over de kosten van pensioenproducten die onder de tweede en derde pensioenpijler vallen. Uit een update van dat rapport blijkt nu dat de kosten die de financiële instellingen aanrekenen voor pensioenproducten globaal genomen stabiel zijn gebleven. De toezichthouder voegt er wel aan toe dat er geen correlatie bestaat tussen de kosten en het verwachte nettorendement. “Er is geen bewijs dat hogere kosten een gepaste vergoeding zouden zijn voor hogere nettorendementen”, klinkt het.
Context: De instellingen die aanvullende pensioenproducten aanbieden, rekenen daar kosten voor aan. Denk onder meer aan instap-, uitstap-, en beheerskosten. Hoeveel je uiteindelijk betaalt, is afhankelijk van de financiële instelling en het pensioenspaarproduct.
- Als consument is het hoe dan belangrijk om die kosten onder de loep te nemen, want die kunnen een grote hap uit het nettorendement nemen.
- De FSMA stelde in april 2024 al vast dat de informatie over de kosten vaak verspreid zit over verschillende documenten, moeilijk te begrijpen en soms zelfs onvolledig is.
- “Het is voor een niet-specialist niet eenvoudig om de impact van verschillende kostentypes op de pensioenopbouw in te schatten”, klonk het toen.
- Daarom heeft de financiële waakhond toen een tool gelanceerd die het gecombineerde effect van de kosten op bijdragen en op de spaarreserves illustreert. Die tool richt zich op consumenten die zelf een overeenkomst wensen te sluiten om een bijkomend pensioen op te bouwen. Dan gaat het ofwel om producten binnen de derde pijler, ofwel om producten binnen de tweede pijler die individueel worden aangeboden, zoals het Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ).
In het nieuws: De FSMA heeft het onderzoek uit april 2024 een update gegeven.
- Volgens die update is het kostenpeil tussen 2020 en 2022 stabiel gebleven. Voor de pensioenen van de tweede pijler noteert de FSMA wel een lichte stijging van de kosten voor tak 23-verzekeringen.
Hogere kosten pensioenproducten geen garantie op hoger rendement
Ook dit: De financiële waakhond onderzocht ook de band tussen kosten en rendementen binnen producten die behoren tot de categorie tak23, oftewel beleggingsverzekeringen.
- “In theorie kan een product met hoge kosten een interessante investering vormen, als daar voldoende rendement tegenover staat”, klinkt het. “Maar uit een vergelijking van de kosten met de effectief behaalde nettorendementen blijkt dat hoge kosten niet garant staan voor hogere rendementen. We vinden met andere woorden geen bewijs voor de stelling dat hogere kosten een gepaste vergoeding zouden zijn voor hogere nettorendementen.”
- De FSMA voegt eraan toe dat verzekeringsondernemingen producten moeten aanbieden die de consument voldoende ‘waar voor zijn geld’ bieden (‘value for money’). Om die reden is de FSMA gestart met controles bij verzekeringsondernemingen die tak23-producten met de hoogste kosten aanbieden.
- Als de verzekeringsonderneming de hoge kosten niet kan verantwoorden met een afdoende meerwaarde voor de verzekeringnemers, verwacht de toezichthouder dat de verzekeringsonderneming maatregelen neemt, bijvoorbeeld een verlaging van de kosten of een aanpassing van het fondsenaanbod en/of dekking.
- De FSMA-controles, die worden gevoerd in opvolging van de publicatie van het eerste kostenrapport, hebben er al toe geleid dat verzekeringsondernemingen een eerste reeks van concrete maatregelen hebben genomen. Zo heeft de controle tot op vandaag aanleiding gegeven tot aanpassingen binnen 10 pensioenproducten.
- Binnen die producten werden 10 fondsen gestopt; bij 59 fondsen werden de kosten verlaagd.
- Op jaarlijkse basis stemt dit overeen met een gemiddelde daling van de kosten met 0,27 procent. Rekening houdend met de normale looptijd van een pensioenproduct leidt een kostendaling van 0,27 procent tot een toename van het pensioenkapitaal met ongeveer 5 procent.
- De FSMA zal de controle in 2025 voortzetten.