De omgekeerde rentecurve steekt opnieuw de kop op: is dit een gevaar voor de banken?

Een omgekeerde rentecurve wordt gezien als een voorbode van een recessie. Maar dat gaat ook nog eens gepaard met een extra risico voor de banken: ze dreigen meer te moeten betalen voor een lening dan wat ze terugkrijgen.

Er is opnieuw sprake van een omgekeerde rentecurve op de Amerikaanse obligatiemarkt. Er is sprake van zo’n curve wanneer de rente op kortlopende schatkistpapier hoger ligt dan die op langlopende schuldbewijzen. Zo is het rendement op een Amerikaanse staatsobligatie met een looptijd van vijf jaar momenteel hoger dan dat op een obligatie met een looptijd van dertig jaar.

Een omgekeerde rentecurve wordt doorgaans gezien als een voorbode van een recessie. Maar we moeten hierbij opmerken dat die rentecurve op verschillende manieren wordt benaderd. De Federal Reserve kijkt bijvoorbeeld naar de spread tussen de rente op 10 jaar en op 3 maanden. Andere economen kijken dan weer naar het verschil tussen de rente op 10 en 2 jaar. Dinsdag was de 2-jarige obligatierente voor een kort moment hoger dan de 10-jarige rente, meldt Yahoo Finance.

Gevolgen voor de banken

De omgekeerde rentecurve kan ook vergaande gevolgen hebben voor de banken. Kortom, voor hen zal geld lenen bij de Europese Centrale Bank (ECB) meer kosten dan wat de lening aan een klant zal opbrengen. Sommigen interpreteren dit als een reëel risico voor de financiële markten

Om geld te kunnen lenen aan hun klanten, lenen banken bij de Centrale Bank. Hun modus operandi is als volgt: kortlopende obligaties nemen, die een lage rente hebben, om langlopende kredieten te verstrekken aan klanten, die daarvoor een hogere rente betalen. De banken putten inkomsten uit het verschil tussen die twee tarieven. Bij een omgekeerde rentecurve verdwijnt deze marge dus.

De banken kunnen gelukkig schuldpapier met verschillende looptijden kopen, waardoor ze de omgekeerde rentecurve kunnen ontwijken. Het betekent niet dat de spread tussen de rente op 30 jaar en die op 5 jaar negatief is dat dat ook het geval is voor het verschil tussen de rente op 10 jaar en die op 3 maanden. Maar als alle kortlopende obligaties de langlopende schuldbewijzen zouden overtreffen, zou het probleem ernstiger worden.

Spaardeposito’s

De banken kunnen overigens ook ander kapitaal gebruiken om uit te lenen. Denk bijvoorbeeld aan de spaardeposito’s. JP Morgan, bijvoorbeeld, haalt de helft van zijn geld uit deposito’s, waarop de bank een rente van slechts 0,22 procent moet betalen, wat veel goedkoper is dan de rente van 2,4 procent op tweejarige obligaties.

Een deel van de inkomsten van de banken wordt ook verkregen door leningen met variabele rente. In dit geval winnen de banken ook, want de Fed verhoogt de rente. Deze variabele rente stijgt daardoor, en de kredietverstrekkers moeten meer geld terugbetalen – zonder extra kosten voor de bank, aangezien zij het geld al aan de klant heeft gegeven.

(lb)

Meer