Na de hereniging van Duitsland hebben de – voormalig communistische – oostelijke regio’s van het land economisch steevast minder goed gepresteerd dan de westerse deelstaten, maar daarin lijkt tijdens de coronapandemie een opmerkelijke verandering te zijn gekomen. Een aantal problemen waarmee de zogenaamde Ost-Länder de voorbije dertig jaar werden geconfronteerd, zijn daardoor plots een voordeel gebleken.
‘Door het ontbreken van grote industriële vestigingen van internationale bedrijven is het oosten van Duitsland economisch zwakker dan het westelijke deel van het land,’ erkent Marco Wanderwitz (CDU), Duits federaal regeringscommissaris voor de oostelijke deelstaten.
Industrie
‘Ook de uitbraak van de coronacrisis heeft de economische verschillen tussen het oosten en westen van Duitsland nog eens bevestigd,’ aldus Wanderwitz. ‘Dit keer bleken de oostelijke deelstaten echter in het voordeel. De traditionele economische zwakte van deze Ost-Länder – het ontbreken van grote industriële centra die zich op de export richten – werd een sterkte.’
‘Juist de grote industriële centra werden tijdens de pandemie een probleem. Hun toeleveringsketens raakten immers verstoord of geblokkeerd, terwijl tevens de toegang tot de afzetmarkten werd bemoeilijkt. In die regio’s liet de coronacrisis zich het zwaarst voelen.’
‘Toch zorgde de economische crisissituatie ook in de Ost-Länder voor een aantal problemen,’ aldus de regeringscommissaris. ‘De Oost-Duitse bedrijven hebben immers minder sterke financiële reserves.’
‘Dit maakte het tijdens de crisis vaak moeilijk om activiteiten te financieren, want lokale banken bleken vaak niet bereid om het nodige geld te verstrekken. Dit is voor Oost-Duitse bedrijven altijd al een probleem geweest, maar dat is door de pandemie nu nog verergerd.’
Overheidsfinanciering
‘De oplossing ligt in een gerichte overheidsfinanciering,’ beklemtoont Jürgen Ude, staatssecretaris van economie van de oostelijke deelstaat Saksen-Anhalt. ‘Kleine en middelgrote ondernemingen in een crisisperiode meer ondersteuning nodig.’
‘In Oost-Duitsland bestaat bijna 90 procent van het bedrijfsleven uit kleinere bedrijven. Daarbij moet vooral hun innovatiekracht worden gestimuleerd.’
‘Maar op langere termijn moet ook getracht worden om grotere ondernemingen aan te trekken,’ meent de staatssecretaris. ‘Een actief verhuisbeleid kan daarbij belangrijk zijn. De regio kan immers lagere huurprijzen aanbieden.’
‘Er is in deze gebieden voor bedrijven ook voldoende ruimte. Ondernemingen kunnen er nog gemakkelijk een locatie vinden zonder aanhoudende protesten van omwonenden te moeten vrezen.’
‘Maar een samenwerking met de Europese Unie is eveneens essentieel. De Ost-Länder moeten immers op steun van de Europese structuurfondsen rekenen. Die zijn vooral belangrijk voor de uitvoering van de innovatiestrategie.’
Innoverende activiteiten moeten in de toekomst in Oost-Duitsland onder meer de ontginning van bruinkool vervangen.