Spanje heeft meest stipte luchtvaartmaatschappijen van Europa

In Europa toonde zich vorig jaar geen enkele luchtvaartmaatschappij stipter dan Iberia, de Spaanse dochter van de International Airlines Group (IAG). Dat blijkt uit een rapport van het bureau Cirium, gespecialiseerd in analyses over de wereldwijde luchtvaart. Opmerkelijk is dat de vier maatschappijen met de beste prestaties op het gebied van stiptheid allemaal uit Spanje afkomstig zijn. Dat geldt ook voor de meest stipte luchthaven van Europa.

Brazilië en Japan bovenaan: Om als een stipte service te worden erkend, moet een vlucht volgens de normen van Cirium binnen een tijdsbestek van vijftien minuten na het geplande aankomstuur landen.

Wereldwijd bleek de Braziliaanse maatschappij Azul met een score van 88,9 procent de grootste stiptheid te hebben, gevolgd door Air Nippon Airways (88.6 percent) and Japan Airlines (88 percent).
Ook de meest stipte Europese luchthaven diende het voorbije jaar in Spanje te worden gezocht. Aeropuerto Barajas in Madrid liet daarbij immers een stiptheid van 79,8 procent registreren. Barajas staat daarmee in de wereldrangschikking op een dertiende plaats.
De eerste plaats wereldwijd was voor Haneda Airport in Tokio (90,3 procent), gevolgd door Kempegowda International in Bengaluru (84,1 procent) en SLC International Airport in Salt Lake City (83.9 percent).
Buiten Barajas is in de top twintig nog slechts een enkele Europese luchthaven terug te vinden. Op een negentiende plaats staat immers Oslo Airport met een score van 77,8 procent.

Inhaalbeweging nog niet afgerond: Uit het rapport van Cirium blijkt nog dat luchtvaartmaatschappijen wereldwijd 31 miljoen vluchten hebben uitgevoerd.

Dat betekent een stijging met 26 procent tegenover het jaar voordien. De beschikbare capaciteit liep met 32 procent op.
De activiteit van de wereldwijde luchtvaart blijkt echter de impact van de coronacrisis nog altijd niet volledig te hebben verwerkt. Het aantal vluchten lag immers nog altijd 19 procent lager dan het niveau dat vier jaar geleden, voor de uitbraak van de coronapandemie, werd gemeld. Tijdens het vierde kwartaal van vorig jaar was die kloof al wel verder tot 16 procent teruggebracht.
In Europa bleven de trafieken vorig jaar 25 procent onder de activiteit die voor de uitbraak van de pandemie werd gemeld. “Maar dit leidde niet tot een grotere stiptheid”, beklemtoonde Cirium. “De sector ervaart immers nog tal van moeilijkheden om zijn capaciteit opnieuw op te bouwen.”
“Minder verkeer zorgt er normaal voor dat de congestie op de meeste luchthavens kan worden beperkt, maar de sector werd in Europa met een complex geheel van knelpunten geconfronteerd”, merkt Cirium op.
De analist wijst daarbij op problemen zoals conflicten en politiek geweld, de aanhoudende gevolgen van de pandemie, inflatie, energietekorten en de internationale sancties tegen Rusland. Maar ook personeelsproblemen lieten zich voelen.
Tekorten aan medewerkers leidden immers op sommige grote luchthavens voor wachttijden die tot drie of vier uur konden uitlopen, maar ook waren er minder bemanningen beschikbaar om de oplopende vraag naar reizen optimaal te kunnen beantwoorden.