De gemiddelde prijzen voor een woonhuis zaten vorig jaar in Gent en Leuven met meer dan 10 procent in de lift. Dat blijkt uit de Notarisbarometer, die een vergelijking maakte tussen de vijf Vlaamse provinciehoofdsteden.
Huizen
Leuven was in 2021 de duurste stad om een woonhuis te kopen. De prijs bedroeg er gemiddeld 445.864 euro. Hasselt was het goedkoopst met een gemiddelde prijs van 307.710 euro. In Brugge en Hasselt ligt de gemiddelde prijs onder het Vlaamse gemiddelde (329.747 euro).
De prijs van een huis steeg in de vijf provinciehoofdsteden met gemiddeld 8,4 procent, wat iets sneller is dan in heel Vlaanderen. De prijs van een huis steeg het afgelopen jaar het meest in Leuven (+10,7 procent) en Gent (+10,2 procent). In Brugge steeg de prijs het minst: +4,8 procent.
Notaris Helena Verwimp over Leuven: “De prijs van een huis zat overal in de lift, maar het meest in Groot-Leuven. In het centrum van de stad steeg de prijs het minst. Veel gezinnen waren in het Leuvense op zoek naar een comfortabele, instapklare woning met een tuintje. Heverlee en Kessel-Lo zijn hierbij traditioneel het meest geliefd omdat deze het dichtst bij het centrum gelegen zijn. Maar het aanbod is erg beperkt en de prijzen zijn hoog.”
Appartementen
Net als bij de woonhuizen is Hasselt ook voor een appartement de goedkoopste provinciehoofdstad (240.107 euro). In Gent betaalden kopers dan weer het meest voor een appartement: gemiddeld 299.581 euro. De prijzen in het centrum van Gent gingen de voorbije jaren fors omhoog. Maar wat deze keer opvalt, is dat de prijsstijgingen zich vooral in de deelgemeenten manifesteren.
De prijs van een appartement steeg in de vijf provinciehoofdsteden gemiddeld met 6,2 procent, wat net als bij de huizen iets sneller is dan in heel Vlaanderen. Ook een gelijkaardig patroon: in Brugge en Hasselt blijft de gemiddelde prijs van een appartement onder het Vlaamse niveau (262.414 euro). In alle provinciehoofdsteden behalve Antwerpen lag de prijsstijging lager dan de stijging op provinciaal niveau.
Minder jonge kopers
De provinciehoofdsteden, bijna allemaal ook studentensteden, zijn traditioneel populair bij afgestudeerden die willen “blijven hangen”. Maar er zijn indicaties dat de hoge prijzen voor sommige jonge kandidaat-kopers een onoverkomelijk obstakel zijn. In het afgelopen jaar was 26,3 procent van de kopers in de Vlaamse provinciehoofdsteden 30 jaar of jonger. In 2020 bedroeg hun aandeel nog 27,9 procent. Net zoals op nationaal niveau steeg het aandeel van de kopers tussen 31 en 50 jaar.
(lp)