Raden van bestuur willen chief executives niet constant op de vingers kijken

De raad van bestuur van een onderneming voelt zich niet geroepen om toezicht te houden op de dagelijkse leiding. Dat blijkt uit een studie van wetenschappers aan de University of Georgia, de Texas A&M University en de Arizona State University, gebaseerd op interviews met vijftig bestuurders en duizend pagina’s transcripties van vergaderingen van raden van bestuur.

De onderzoekers stelden vast dat de bestuursleden van mening waren vooral de opdracht te hebben om voor de onderneming de beste chief executive te selecteren en die persoon vervolgens met advies en ondersteuning te helpen.

Goedkeuring

“Bestuurders willen dat het bedrijf goed wordt geleid, maar ze willen die leiding niet zelf in handen nemen”, benadrukt onderzoeksleider Scott Graffin, professor management aan de University of Georgia. “De overgrote meerderheid van de bestuursleden ziet voor zichzelf geen regulerende rol weggelegd.”

“In principe zou de raad van bestuur zijn goedkeuring of afkeuring moeten uitspreken over de belangrijkste initiatieven die de chief executive neemt en zou erover moeten waken dat de leider niet in de verleiding komt om zijn of haar eigenbelang prioriteit te verlenen.”

“In werkelijkheid hebben de bestuurders echter niet het gevoel dat ze de tijd, informatie of achtergrond hebben om de beslissingen van de chief executive van geval tot geval te beoordelen.”

“De bestuurders beseffen dat de chief executive in de voorbereiding en uitwerking van projecten veel tijd heeft geïnvesteerd”, betoogt Graffin. “Die mogelijkheden hebben de bestuurders niet. Het is dan ook bijzonder moeilijk om eventueel wangedrag van de chief executive te detecteren.”

“De chief executive heeft de leiding van het bedrijf voltijds in handen”, verduidelijken de respondenten. “Wellicht zal hij dan ook beter weten wat goed is voor de onderneming dan een bestuurder die slechts een beperkte tijd aan de problematiek heeft kunnen besteden.”

“Dit wil echter niet zeggen dat de bestuurders hun werk niet ernstig nemen of dat ze zich niet voorbereiden”, stipt Graffin aan. “De meeste ondervraagden besteden ongeveer een week aan de voorbereiding van een bestuursvergadering. Een bestuurder die zijn taak niet ernstig neemt, wordt vervangen.”

“Bestuurders zijn geëngageerd. Ze lezen alle plannen en gaan geregeld met de chief executive in gesprek. Bestuurders willen dat hun onderneming succes heeft. Advies en ondersteuning is volgens hen daarbij echter de beste hulp die ze kunnen bieden.”

Vertrouwen

“Bestuurders selecteren een chief executive omdat ze in hem of haar een uitmuntend manager zien”, merkt Graffin nog op. “Er is geen intentie om aan de chief executive te twijfelen. De leider geniet van de bestuurders alle vertrouwen, tot er aanwijzingen van problemen opduiken.”

“Wanneer het vertrouwen in het leiderschap wankelt, zullen de bestuurders niet aarzelen om over een ontslag van de topman te beslissen. Bestuurders zijn geen cheerleaders en hebben ook geen problemen om een chief executive weg te sturen.”

“Ze vertrouwen er echter impliciet op dat de chief executive de juiste beslissingen neemt, tot het ogenblik waarop dit niet meer het geval blijkt.”

De onderzoekers wijzen er nog op dat nieuwe bestuurders evenveel van hun rol als steun en adviseur overtuigd zijn als collega’s die al een grote ervaring in de bestuurskamers hebben opgedaan. 

“De aandeelhouders en het brede publiek moeten zich in hun beeldvorming over de impact van een raad van bestuur realistischer opstellen”, voert Graffin aan. “Raden van bestuur zijn geen wondermiddel om het eventueel wangedrag van bedrijven te bestrijden.”

“Ook andere entiteiten – zoals regelgevende instanties, activistische aandeelhouders of de financiële pers – moeten daarin ook hun verantwoordelijkheid nemen.”

(kg)

Meer