Minder dan de helft van de wereldwijde arbeidsbevolking kan op een normale werkdag van negen uur in de ochtend tot vijf uur in de namiddag rekenen. Dat zegt een rapport van de International Labor Organization (ILO) over de balans tussen de professionele activiteit en het persoonlijke leven van de wereldwijde beroepsbevolking, gebaseerd op een enquête met 15.544 respondenten in zevenendertig verschillende landen.
Meerderheid wereldwijde arbeidspopulatie werkt teveel of te weinig

Waarom is dit belangrijk?
Uit het rapport van de internationale arbeidsorganisatie blijkt dat vier jaar geleden, net voor de uitbraak van de coronapandemie, de wereldwijde arbeidspopulatie een gemiddelde werkweek van 43,9 uur arbeid presteerde. Tegelijkertijd werd 35,4 procent met een werkweek van meer dan achtenveertig uur geconfronteerd, terwijl 20,3 procent niet meer dan vijfendertig uur per week presteerde.Europa heeft meest evenwichtig werkrooster: De studie van de International Labor Organization maakt duidelijk dat de arbeidsmarkt niet overal in de wereld eenzelfde structuur heeft. Er konden daarbij een aantal opmerkelijke regionale verschillen worden opgetekend.
- In de regio Asia-Pacific bleek 46,7 procent van de respondenten meer dan achtenveertig uur arbeid per week te leveren. Slechts 14,5 procent van de ondervraagden werkte minder dan vijfendertig uur.
- In Europa en Centraal Azië daarentegen werkte amper 11 procent meer dan achtenveertig uur, terwijl 22,8 procent minder dan vijfendertig uur arbeid presteerde. Op geen enkele andere locatie in de wereld kunnen werknemers meer op een normale dagtaak rekenen dan in deze regio’s.
- In Afrika was 27,2 procent meer dan achtenveertig uur professioneel actief, terwijl 37,5 procent tijdens datzelfde tijdsbestek minder dan vijfendertig uur aan de slag was. Op het Amerikaanse continent bedroegen deze cijfers respectievelijk 17,3 procent en 26,7 procent; terwijl in de Arabische landen sprake was van 25,1 procent en 14 procent.
Vaak discrepantie met persoonlijke ambities: De studie bracht tevens naar voor dat er vaak een duidelijke discrepantie moet worden opgetekend tussen de feitelijke werkuren die door de werknemer worden gepresteerd en de arbeidsprestatie die het betrokken individu eigenlijk had gewenst.
- “Uit de studie komt een duidelijke misgroei naar voor”, stippen de onderzoekers aan. “Ongeveer een kwart van de wereldwijde beroepsbevolking wordt geconfronteerd met een arbeidsvolume dat eigenlijk niet aan de eigen ambities is aangepast.”
- De onderzoekers wijzen er verder op dat na de uitbraak van de coronacrisis het aantal lange werkdagen een lichte daling kende, terwijl bij de korte werkuren enigszins een toename moest worden opgemerkt. “Op het einde van 2020 hadden beide fenomenen zich echter al opnieuw hersteld tot de niveaus die op de vooravond van de pandemie werden opgetekend”, stippen ze echter aan.
- “Maatregelen die tijdens de pandemie werden ingevoerd, hebben echter wel krachtige nieuwe bewijzen opgeleverd dat bedrijven positieve resultaten kunnen realiseren door werknemers een grotere flexibiliteit – over het tijdstip, de locatie en de aanpak van de arbeid – te bieden”, merken de onderzoekers op.
- “Dergelijke initiatieven zullen vaak in een verbetering van de productiviteit uitmonden. Anderzijds is eveneens aangetoond dat een beperking van de flexibiliteit aanzienlijk negatieve consequenties – waaronder een sterke toename van het personeelsverloop – kan hebben.”
- “Initiatieven die een beter evenwicht tussen de professionele taak en het persoonlijke leven creëren, bieden ook voor de bedrijven grotere voordelen. Een dergelijk beleid levert zowel voor de werkgevers als werknemers voordelen op.”
(fjc)