Verscheidene voorstellen voor een wereldwijde digitaks, een belasting op techreuzen als Google, Facebook en Amazon, keren terug op de politieke agenda. De plannen zijn veelbesproken én gecontesteerd. Maar waarover gaat het eigenlijk? Vijf vragen en antwoorden.
Grote technologiebedrijven botsten de jongste jaren op veel kritiek omdat ze minieme belastingen betalen in de landen waar ze gigantische winsten draaien. Vaak plaatsen ze hun hoofdzetel in belastingparadijzen, zoals Ierland er bijvoorbeeld eentje is. Verschillende Europese landen werken aan een eigen digitaks, tot ongenoegen van de Amerikaanse president Trump die ‘zijn’ bedrijven geviseerd ziet. Deze week besloten de Verenigde Staten om zich terug te trekken uit de onderhandelingen over zo’n taks.
1. Hoe werkt het?
De grondgedachte achter een digitale taks is om de belastingen te verschuiven van de plaats waar multinationals hun hoofdzetel hebben naar de locatie waar de gebruikers van online diensten zich bevinden. Ook wordt de belasting niet langer geheven op de winst – omdat bedrijven die kunstmatig omlaag kunnen duwen – maar wel op de omzet die de Facebooks, Googles en Amazons van deze wereld draaien in een bepaald land. Het resultaat zou een eerlijkere fiscaliteit moeten zijn.
2. Welke landen zijn betrokken?
Ruwweg komt het neer op een strijd tussen Europa en de Verenigde Staten. Er bestaan voorbeelden van digitale taksen in Italië, Oostenrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Bij de Fransen zit die belasting tijdelijk in de koelkast, omdat de Amerikaanse president Donald Trump nogal fors reageerde op de plannen. Hij zwaaide na de aankondiging van de Franse taks met mogelijke heffingen tot 100 procent op geïmporteerde Franse goederen, zoals kaas, wijn en handtassen. Om de stoom uit het dossier te laten, nam de OESO, de denktank van de westerse industrielanden, het initiatief over.
3. Hoe staat het ermee?
De OESO stelt twee pijlers voor. Enerzijds is er de mogelijkheid voor landen om belastingen te heffen op de winst, maar wel op basis van de verkoop in hun rechtsgebied. Dat is een soort tussenoplossing. Anderzijds zou er een globaal tarief inzake vennootschapsbelasting komen, zodat multinationals geen fiscaal interessante hoofdzetel meer kunnen uitpikken. De Verenigde Staten trekken zich nu terug uit deze onderhandelingen, omwille van die eerste pijler. De Franse minister van Economie Bruno Le Maire noemt dat een provocatie. ‘Wat er ook gebeurt, die belasting komt er, want het is een kwestie van rechtvaardigheid’, stelt hij.
4. Wat nu?
De bal ligt nu weer in het kamp van de Europese Commissie. Niet voor het eerst, want in 2018 lag zo’n voorstel al op tafel. Toen kwam de zogenaamde GAFA-taks (Google, Amazon, Facebook en Apple) van 3 procent er niet, omdat de lidstaten een regeling van de OESO wilden afwachten. Enkele weken geleden heeft Commissievoorzitter Ursula von der Leyen het idee weer opgevist. Als bedrijven met een omzet van meer dan 750 miljoen euro een digitaks moeten betalen, dan kan dat de Europese Unie jaarlijks 1,3 miljard opleveren. Geld dat bijzonder welkom is om bijvoorbeeld het herstelfonds van de Commissie te vullen.
5. En in België?
Ook in ons land beweegt er wat. Een meerderheid van groenen, socialisten, christendemocraten, PVDA-PTB en DéFI wil nog voor het einde van het jaar een belasting van 3 procent invoeren op de omzet die technologiegiganten draaien in België. Concreet zou het gaan om bedrijven die online reclame aanbieden, gebruikersdata verwerken of een platform aanbieden waar gebruikers met elkaar in contact komen. De digitaledienstenbelasting (DDB) zou volgens de studiedienst van cdH minstens 100 miljoen opbrengen. Komt er vanuit de EU of de OESO alsnog een initiatief, dan verdwijnt dit voorstel.
Lees ook: CD&V trekt ten strijde tegen Zalando en Bol.com: ‘Oneerlijke concurrentie voor Belgische bedrijven’