Met haar start-up Excess Materials Exchange probeert de Nederlandse Maayke Damen de circulaire economie naar een industrieel niveau op te brengen. Daarvoor koppelt ze de meest uiteenlopende afvalstromen aan nieuwe, hoogwaardige toepassingen.
Wat is je pitch?
‘We omschrijven Excess Materials Exchange (EME) graag als een datingsite voor materialen, waarbij we vraag en aanbod van materialen aan elkaar trachten te koppelen. Daarbij proberen we altijd te streven naar de hoogwaardigste optie. Concreet vertaalt zich dat dan in een financieel rendabele businesscase, een positief effect op het milieu én de nodige aandacht voor de sociale impact van nieuwe businessmodellen.’
Geef eens een concreet voorbeeld?
‘Neem nu koffie: we verbruiken met ons allen jaarlijks vele duizenden hectoliters koffie, maar we staan amper stil bij wat er achteraf gebeurt met de afvalstroom, het koffiegruis dus. We werpen dat gewoon in de vuilnisbak, en betalen daar indirect ook voor. Dat is zonde, want dat koffiegruis leent zich tot tal van andere toepassingen: je kunt er pigment uit halen om inkt te produceren, je kunt er vezels en zelfs bioplastic van maken en op het einde van de rit kun je er zelfs champignons op kweken. In al die verschillende stappen voegen we dus waarde toe aan een zogenaamd afvalproduct, en we zorgen ervoor dat dat materiaal opnieuw hoogwaardig ingezet kan worden. Dat lukt ook met andere materialen die vandaag in de afvalstroom belanden.’
Hoe ben je op dat idee gekomen?
‘Tijdens mijn master in Sustainable Development and Innovation deed ik onderzoek naar de potentiële impact van een verschuiving van de belasting op arbeid naar een belasting op grondstoffen. Arbeid is heel duur, terwijl grondstoffen amper of niet belast worden. Dat is eigenlijk heel onlogisch, want grondstoffen zijn soms heel schaars. Ik ontdekte dat we helemaal geen idee hebben van welke grondstoffen er nu allemaal in onze producten zitten. Daarop besloot ik daar zelf een systeem voor te ontwikkelen, het zogenaamde grondstoffenpaspoort. Dat kan gebruikt worden door om het even welk bedrijf, en het geeft grondstoffen dus ook echt een identiteit. Zo’n digitaal grondstoffen-paspoort kan constant aangepast worden en reist ook mee met de producten door de keten. Zodra bedrijven er echt werk van beginnen te maken, beseffen ze bijvoorbeeld dat hun producten uit onderdelen bestaan die aan elkaar gelijmd zijn. Dat maakt het heel lastig om die op het einde van de gebruikscyclus uit elkaar te halen en opnieuw te gebruiken in een financieel rendabel model. En dus besluiten ze om verschillende onderdelen voortaan niet langer samen te lijmen maar gewoon aan elkaar te schroeven.’
En concreet?
Een van onze grote klanten vandaag is ProRail, het bedrijf dat de Nederlandse spoorinfrastructuur onderhoudt. Zij zitten natuurlijk opgezadeld met heel veel afgedankte spoorstaven: die gaan ongeveer dertig jaar mee, waarna ze verkocht worden voor de prijs van schroot. Dat is doodjammer, omdat ze ook veel hoogwaardiger ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld in hekwerken of als draagbalken in de bouw. In al die nieuwe functies brengen ze voor ProRail ook veel meer op.’
Hoe zit jullie businessmodel dan ineen? Hoe verdienen jullie geld?
‘Nu betalen klanten ons voor het advies dat we leveren of voor de matches die we maken. Maar op termijn willen we naar een ander model, waarbij we onze klanten een variabele commissie zullen aanrekenen op basis van de waarde van de transactie. Zo werken de meeste platformen vandaag, het is een beetje vergelijkbaar met het Airbnbmodel. Op dit moment lukt dat nog niet, omdat er voor beide partijen meestal nog heel veel werk in kruipt, en dus spreken we voorlopig gewoon nog een vast bedrag af.’
Op welke termijn verwachten jullie winstgevend te zijn?
‘Zoals de kaarten nu liggen, zou dat over tweeënhalf jaar het geval moeten zijn.’
Wat is het grootste probleem dat je met EME wilt aanpakken?
‘De meeste bedrijven, zeker als ze op verschillende locaties zitten, hebben vaak geen flauw idee van de assets die ze nog hebben: afgedankt materiaal, restproducten, afval … Dat ligt wel ergens opgeslagen, maar niemand heeft dat ooit geïnventariseerd. En doorgaans weet niemand binnen het bedrijf dat een andere vestiging die afgedankte materialen nog zou kunnen gebruiken, of dat ze misschien perfect herbruikbaar zijn in andere sectoren of bedrijven. Wij bieden hen inzicht in de materialen of productstromen die ze hebben, en we maken hen duidelijk wat de waarde daarvan is en wat ze daarmee kunnen doen, zowel intern als extern. Nu worden die materialen gewoon uit de boeken geschreven, geen enkel bedrijf probeert die afvalstromen al echt hoogwaardig in te zetten. Als we echt de ambitie hebben om tegen 2030 vijftig procent circulaire materialen te gebruiken, dan zullen we de komende jaren meer dan één versnelling hoger
moeten schakelen.’
Bent je nu de eerste met dit idee?
‘Op zich is het idee voor zo’n marktplaats natuurlijk helemaal niet nieuw, het is wellicht zo oud als de markt zelf. (lacht) Wat wél nieuw is, is ons idee om een soort gefaciliteerde marktplaats in het leven te roepen, waarin we actief op zoek gaan naar succesvolle matches. We maken daarbij ook gebruik van innovatieve technologie zoals blockchain, om de kloof tussen transparantie en privacy te overbruggen. Ik heb dit bedrijfje niet opgericht om snel rijk te worden, wel omdat ik er rotsvast van overtuigd ben dat dit model haalbaar én noodzakelijk is voor de toekomst van deze planeet.’
Welke lessen heb je geleerd sinds de opstart van je bedrijf?
‘Dat je maar beter een olifantenvel kunt hebben. Daarnaast heb ik ook geleerd dat je iets moet kunnen loslaten. Ik kan heel veel grote bedrijven opnoemen die een gigantische impact zouden hebben, mochten ze op een andere manier naar hun materialenstroom kijken en met ons samenwerken. Maar soms blijkt het daarvoor gewoonweg nog iets te vroeg. Ik zet dan een stapje terug, zonder in een hoekje te gaan zitten mokken. Ik focus nu vooral op die bedrijven waar wel al voldoende energie zit. Het loopt goed, jazeker, maar het gaat wel veel langzamer dan ik zou willen.
Wat zijn de toekomstplannen?
‘We zijn nu vooral heel hard aan het programmeren om onze backoffice zo performant mogelijk te maken. Daarna hopen we heel snel te kunnen opschalen naar andere Europese landen. Ik maak me sterk dat we vandaag al min of meer elke afvalstroom aankunnen, maar we zitten natuurlijk volop in een grote maatschappelijke transitie, en dus worden we ook regelmatig met nieuwe uitdagingen geconfronteerd. Ik ga er gewoon van uit dat het kan, en als bedrijven bij ons komen aankloppen met producten of grondstoffen waar we nog geen ervaring mee hebben, dan zoeken we het uit. De inzet van AI zorgt er natuurlijk ook voor dat we zelflerende modellen ontwikkelen, waardoor alles ook steeds sneller gaat.’
Hoe ziet de wereld er over twintig jaar uit, wat jou betreft?
‘Ik hoop dat het woord ‘afval’ dan niet meer bestaat, en dat materialen voortdurend in de samenleving kunnen circuleren zonder een negatieve impact op het welzijn van mensen en milieu.’