EU-27 genereren voor het eerst meer elektriciteit uit hernieuwbare bronnen dan uit fossiele brandstoffen

Voor het eerst in de geschiedenis hebben de 27 lidstaten van de EU meer elektriciteit gegenereerd uit hernieuwbare bronnen dan uit fossiele brandstoffen. Dat blijkt uit een halfjaarlijkse analyse van het onderzoekscentrum Ember.

In het eerste semester van 2020 werd 40 procent van alle elektriciteit in de EU-27 gegenereerd door windmolens, zonnepanelen, waterstof en bio-energie. Fossiele brandstoffen zorgden voor 34 procent van alle elektriciteit.

Dat was het gevolg van de inwerkingtreding van nieuwe installaties van zonnepanelen en windmolens. Ook gunstige weersomstandigheden speelden een positieve rol, schrijven de onderzoekers. Wind en zon waren goed voor 21 procent van alle elektriciteit die in de EU-27 werd gegenereerd. België scoort met 20 procent net onder dat EU-gemiddelde. In Denemarken (64 procent), Ierland (49 procent) en Duitsland (42 procent) liggen die cijfers nog een pak hoger.

Voor Duitsland was er nog goed nieuws. Daar werd voor het eerst minder elektriciteit uit kolen gegenereerd dan in Polen. Dat laatste land genereert nu meer elektriciteit uit kolen dan de overige EU-landen ( Duitsland uitgezonderd) samen. Hebben de meeste landen plannen om het gebruik van kolen de volgende jaren te laten uitdoven, dan heeft Polen dat niet.

Het gebruik van fossiele brandstoffen kende een daling van 18 procent. Dat was een gevolg van een toename van hernieuwbare bronnen én van een daling in de vraag naar elektriciteit als gevolg van de Covid-19 crisis. Kolen (- 32 procent) waren de grootste verliezer. Als gevolg daarvan daalde de CO2-uitstoot in de EU-27 energiesector met 23 procent.

Ook de Verenigde Staten zullen dit jaar voor het eerst meer elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen dan uit steenkool. Dat blijkt uit projecties van de Amerikaanse overheid. De verschuiving wordt gestuwd door de virusuitbraak.

Meer