De 3 grootste obstakels naar de groene transitie

Er zijn ernstige problemen met de overgang naar schone energie. Volgende maand komen wereldleiders samen op de top van COP26 om groene transitie te bespreken. Net op dit moment kampt de wereld met een energieschaarste. Dat doet de vraag rijzen of de wereld wel klaar is voor zo’n overgang. 

Waarom is dit belangrijk?

Sinds mei is de prijs van aardolie, steenkool en aardgas zo’n 95 procent gestegen. Het Verenigd Koninkrijk heeft de kolencentrales weer aangezet, de Amerikaanse benzineprijzen zijn opgelopen, China en India worden overspoeld door black-outs en Poetin herinnert Europa eraan dat de brandstofvoorziening afhankelijk is van de goede wil van Rusland.

De energiepaniek herinnert ons eraan dat het moderne leven een overvloed aan energie nodig heeft. Zonder energie worden rekeningen onbetaalbaar, bevriezen huizen en stagneren bedrijven. De paniek brengt ook een dieper probleem aan het licht. Zonder snelle hervormingen zullen er meer energiecrises volgen. En wat betekent dat voor het klimaatbeleid?

De vraag naar energie is sinds dit jaar weer in aantrek, hoewel de voorraden gevaarlijk laag zijn. Dat maakt markten met een krappe energievoorraad enorm kwetsbaar voor de grillen van hernieuwbare energiebronnen. Die wekken energie namelijk niet ononderbroken op. De lijst van verstoringen omvat routineonderhoud, te weinig wind in Europa, droogteperiodes in Latijns-Amerika en overstromingen in Azië. 

Als de wereld toch kan ontsnappen uit het energiedal, dan is het omdat Rusland en de Opec de storingen kunnen opvangen. De prijs zal echter een hogere inflatie zijn en een tragere economische groei.

De drie obstakels

Deze energiecrisis kan aan de hand van 3 obstakels worden uitgelegd. 

Ten eerste zijn de energie-investeringen nog niet de helft van wat nodig is om de ambitie van net-nul in 2050 te bereiken. De uitgaven voor hernieuwbare energie moeten omhoog. Tegelijk moeten de vraag en het aanbod van fossiele brandstoffen worden afgebouwd, zonder iemand daarvan de dupe wordt. Omdat fossiele brandstoffen 83 procent van de energie levert, en het niet makkelijk is om dat meteen naar nul te brengen, moeten kolen vervangen worden door gas. De uitstoot van gas is namelijk meer dan de helft minder dan die van kool. Veel landen zullen gas als overbruggingsbrandstof nodig hebben in de jaren 2020 en 2030.

Het tweede obstakel is geopolitiek. Als rijke democratieën stoppen met de productie van fossiele brandstoffen, verschuift het aanbod naar autocratieën, zoals Rusland. Het aandeel van de olieproductie van Opec en Rusland kan stijgen tot 50 procent of meer in 2030. Rusland is de bron van 41 procent van Europa’s gasinvoer. Die zal toenemen naarmate Nord Stream 2 haar pijpleidingen opent. Het risico dat Rusland dan de bevoorrading inperkt, zal dan altijd aanwezig zijn. 

Het laatste grote obstakel is de gebrekkige opzet van de energiemarkten. Veel landen zijn in de jaren negentig overgeschakeld van een energiesector die door de staat werd beheerd, naar een open systeem waarin de prijzen worden bepaald door de markt. Maar dat systeem speelt maar moeilijk in op de nieuwe realiteit van afnemende productie van fossiele brandstoffen, autocratische leveranciers en een toenemend aandeel intermitterende zonne- en windenergie. 

Een duidelijk plan kan de obstakels overkomen 

Deze obstakels vertragen het tempo van de groene transitie. Overheden moeten reageren door de energiemarkten anders in te richten. Er zullen buffers moeten komen die tekorten opvangen en tegelijk ook het hoofd bieden aan de schommelingen van hernieuwbare energie. Energieleveranciers zullen dan weer meer reserves moeten aanhouden, net zoals banken doen met kapitaal. Er kunnen meer kerncentrales komen, en CO2 kan worden opgevangen en opgeslagen. Een diverser aanbod verzwakt immers de greep van autocratische petrostaten. 

Internationale energiehandel zal op gang moeten komen. Op die manier kunnen verre wind- of zonnelanden hun energie exporteren, als ze die kunnen missen. Momenteel wordt slechts 4 procent van de elektriciteit in rijke landen over de grens verhandeld. Bij gas is dat percentage 24, en bij aardolie wel 46.

De kapitaaluitgaven voor energie moeten voor deze plannen meer dan verdubbelen, tot 4 à 5 miljard dollar per jaar. Maar veel landen lijken geen plan te hebben hoe ze dat gaan doen, terwijl ze eigenlijk hebben beloofd om hun energieprijzen tot nul terug te brengen. Idealiter wordt er een globale prijs voor koolstof bepaald, helpen bedrijven rendabele maar groene projecten en genereren belastinginkomsten een buffer voor de verliezers van de energietransitie. Hoe haalbaar dat is, is nog maar de vraag. Leiders op COP26 zullen verder moeten gaan dan ooit tevoren als ze willen dat de transitie werkt en fair is.

(lb)

Meer