De bezwaren tegen het internationaal belastingplan van de G7

Een mondiaal minimumtarief voor vennootschapsbelasting moet een einde maken aan belastingontwijking door grote bedrijven. ‘Eindelijk gaat Big Tech belastingen betalen’, slaken velen een zucht van verlichting. De chef economie van Britse publicatie The Spectator ziet door dit plan echter een paar nieuwe problemen opdoemen.

Het G7-akkoord over een internationaal belastingplan was één van de belangrijkste hoofdpunten van het financiële nieuws vorige week. Na implementatie van het plan zullen onder andere grote Amerikaanse techbedrijven als Apple, Facebook, Google en Amazon een wereldwijd minimumtarief van 15 procent op hun bedrijfswinsten moeten betalen.

‘Heeft de G7 de oplossing gevonden?’, vraagt Kate Andrews van The Spectator zich af. ‘De verouderde taksstructuur is lang niet helemaal herzien, maar het is een stap in de goede richting (…). Het is ook een grote doorbraak op het internationale toneel. De Verenigde Staten vormden voorheen een obstakel voor dergelijke overwegingen: als thuisbasis van de grootste techreuzen was Amerika gewoon zijn bedrijven te beschermen tegen hogere belastingen in het buitenland.’

‘Enorme kost’

  • Maar: ‘de herziene opinie van de VS is verre van grootmoedig. De bereidheid van de VS om in te stemmen met dit compromis gaat gepaard met een enorme kosteen kost die de onafhankelijke besluitvorming van andere natiestaten in gevaar zal brengen.’ 
    • ‘De meeste ontwikkelde landen – Ierland is een opvallende uitzondering, met een tarief van 12,5 procent – zullen immers hun tarief niet hoeven aan te passen, omdat zij rond of boven het voorgestelde minimum zitten. Het wereldwijde gemiddelde, gewogen naar het bbp, is bijna 26 procent.’
  • ‘De aankondiging van de overeenkomst komt op een moment dat de VS en het VK hun vennootschapsbelasting zullen verhogen tot respectievelijk 28 procent en 25 procent (in de hoogste categorie),’ schrijft Andrews.
    • ‘Dit zijn politieke en beleidsbeslissingen die door beide regeringen zijn afgewogen om de kosten van de pandemie te helpen dekken.’ Het blijft ‘immers een gok: in het Verenigd Koninkrijk is gebleken dat lagere belastingtarieven in de jaren 2010 tot hogere inkomsten hebben geleid‘ (zie grafiek hieronder, red.).
Bron: Britse overheid en datawrapper

Werknemers en consumenten

Er is altijd het risico dat bedrijven hun activiteiten verplaatsen of hun prioriteiten bijstellen in reactie op veranderingen aan de belastingwet,’ weet Andrews. Het is dit tweede risico dat de rijkste landen ter wereld graag zouden zien verdwijnen.

  • Maar: ‘In plaats van te reageren op de concurrentiedruk van buurlanden of opkomende zakenbestemmingen, nemen zij maatregelen om ervoor te zorgen dat de concurrentie volledig een halt wordt toegeroepen.
  • Andrews meent dat bijvoorbeeld erg productieve werknemers hierdoor hun productiviteit lager beloond zullen zien. ‘Het is in het nationale belang van de rijkste landen om te voorkomen dat andere landen een concurrerender tarief aanbieden – maar uiteraard niet in het belang van werknemers of consumenten: die zullen de kosten van de vennootschapsbelasting terugzien in hun lonen en hun eigen kosten.’
  • Het is ook geen goed nieuws ‘voor landen waarvan de tarieven lager liggen dan die van de VS of het VK. Als 15 procent het beginpunt is, waar gaat het dan heen? Kijk naar Amerika, dat land heeft een enorme schuldenlast en kent een toenemende vrees voor een inflatiepiek of een renteverhoging.’ 

Hoe vrijwillig en hoe definitief?

  • De vraag blijft hoe ‘in principe’ dit algemene minimum zou zijn. ‘Tot dusver heeft alleen Ierland zijn concurrerende tarief verdubbeld. Niettemin heeft de Ierse minister van Financiën toegezegd te zullen blijven pleiten voor het voorkeurtarief van het land. Hoe ver zou de G7, of de G20 die volgende maand in Italië bijeenkomt, gaan met de grens tussen vrijwillig en verplicht? Kunnen er sancties of straffen worden overwogen tegen landen die zich niet aan de afspraken houden?’
  • En: ‘hoe fragiel zal deze overeenkomst zijn?’ Veranderingen in het leiderschap, zelfs binnen de G7, kunnen de status quo gemakkelijk op losse schroeven zetten.
    • ‘Denk maar aan het gejojo van de Amerikaanse vennootschapsbelasting tussen de jaren Obama, Trump en Biden. Trump verlaagde het tarief van 35 procent naar 21 procent, en Biden het nu weer wil verhogen.’ 
    • Deskundigen op het gebied van vennootschapsbelasting hebben in de Financial Times al gewaarschuwd dat ‘speciale smeekbeden’ van landen om bepaalde industrieën uit te sluiten van de vennootschapsbelasting een definitief akkoord ‘dreigen te doen ontsporen’. Onder meer de financiële sector van het VK is erg op z’n hoede.
    • Ook nationalistisch Hongaars leider Viktor Orbán liet deze week optekenen het plan absurd te vinden. Estland is evenmin voorstander.
    • Concluderend: ‘Het mondiale minimum kan dezelfde kant opgaan als het klimaatakkoord van Parijs: er is maar één grote speler voor nodig om het akkoord op te geven en er ontstaat een jarenlange chaos in het verdrag.’

‘Ondermijnen van economische beginselen’

Het is niet alleen het beleid, maar wat het vertegenwoordigt, dat de echte reden tot bezorgdheid is, vervolgt Andrews haar betoog. ‘De rijkste landen ter wereld zijn bezig met het ondermijnen van economische beginselen – voornamelijk concurrentie en het vermogen om bedrijven aan te trekken. En ‘deze beginselen zijn verantwoordelijk geweest voor het vergroten van de welvaart van mensen over de hele wereld.’

Het is gemakkelijk te begrijpen waarom de leiders dit denken: de winst op korte termijn is misschien wel in hun voordeel. ‘Maar de economische gevolgen op lange termijn zouden wel eens moeilijker te vermijden kunnen zijn’, concludeert Andrews – ‘zelfs voor diegenen aan de top.’

(jvdh)

Meer