Cynische grapjes uit Wallonië: 80% werkzaamheid binnen handbereik

De werkgelegenheid nam de voorbije jaren stevig toe, maar dat was eerder te danken aan geluk dan aan ernstig arbeidsmarktbeleid. Op dat vlak werd deze legislatuur nog bijna niets klaargemaakt. De goeie cijfers mogen geen alibi zijn om de noodzakelijke hervormingen nog langer uit te stellen. 

Minister van werk Dermagne pakte vorige week uit met historische cijfers over onze arbeidsmarkt. In het vierde kwartaal van 2022 waren in België 72,3 procent van de 20- tot 64-jarigen aan het werk. Dat is inderdaad een recordcijfer: nooit waren er in België meer mensen aan het werk. Daar had de minister zijn mededeling beter gestopt, maar dat deed hij niet. Hij klopte zich meteen op de borst dat die cijfers het resultaat zijn van zijn beleid, en meer nog, dat de 80 procent doelstelling voor 2030 binnen handbereik ligt. Die beweringen slaan evenwel nergens op. En veel erger nog, deze houding dreigt de appetijt voor de noodzakelijke ernstige beleidsingrepen (nog meer) te ondergraven. 

Geen ‘uitzonderlijke’ prestatie  

De werkzaamheidsgraad is in België de voorbije jaren opmerkelijk toegenomen. Maar in vergelijking met de rest van Europa is dat zeker geen uitzonderlijke prestatie. Sinds de start van de regering De Croo nam de werkzaamheidsgraad met 2,4 procentpunt toe. Dat is exact dezelfde toename als gemiddeld in de Europese Unie, maar minder dan gemiddeld in de buurlanden (+2,9 procentpunt). Dat laat al vermoeden dat het stijgende aantal werkenden niet zozeer het resultaat van het specifieke arbeidsmarktbeleid in België.

Afbeelding met grafiek

Automatisch gegenereerde beschrijving

Bovendien blijft België ook met deze toename bij de zwakste landen van Europa wat werkzaamheidsgraad betreft. In Europa presteren enkel Griekenland, Italië en Spanje nog zwakker op dit vlak. Met 72,3 procent blijven we ver achter op het Europese gemiddelde (74,9 procent), op de buurlanden (79,6 procent) en zeker op Europese toplanden als Nederland, Zwitserland en Zweden (82,5 procent). Het idee dat we op het vlak van de arbeidsmarkt ‘goed bezig’ zouden zijn, is een aanfluiting van de realiteit. Onze arbeidsmarkt blijft één van de slechtst werkende van Europa.

Afbeelding met grafiek

Automatisch gegenereerde beschrijving

Welk beleid?

De bewering dat de toename van de werkzaamheidsgraad te danken is aan het sterke arbeidsmarktbeleid is extra cynisch in het licht van wat dat beleid deze legislatuur totnogtoe afleverde. De meest opvallende arbeidsmarktmaatregelen van deze regering zijn de mogelijkheid om vijf werkdagen in vier dagen te proppen, de uitbreiding van het vaderschapsverlof, het recht op deconnectie of minimale versoepelingen voor nachtarbeid en flexijobs. Hoe dat soort maatregelen bijgedragen zou hebben tot de stijgende werkzaamheidsgraad is een raadsel. Allicht speelden het eerdere wegwerken van de loonhandicap (tot 2020), de eerder besliste lastenverlaging en vooral de structurele krapte op de arbeidsmarkt (waardoor bedrijven minder snel overgaan tot ontslag), daarbij een veel belangrijkere rol. 

En de bewering dat een werkzaamheidsgraad van 80 procent tegen 2030 ‘binnen handbereik’ ligt, is allicht een nieuw misplaatst PS-grapje. In theorie mocht de sterke jobcreatie van de voorbije twee jaar ook de komende jaren aanhouden dan geraken we effectief aan 80 procent tegen 2030. Maar hopen dat het sterkste groeitempo aan jobcreatie over een periode van twee jaar de komende jaren gewoon aanhoudt, is natuurlijk geen beleid. Geen enkele voorspelling gaat in die richting. Zowel de Studiecommissie voor de vergrijzing als het Planbureau gaan ervan uit dat de Belgische werkzaamheidsgraad tegen 2030 richting 75 procent klimt. Dat zal nog altijd 340.000 jobs onder de 80 procent-doelstelling zijn. Het cynische is trouwens dat de 80 procent-doelstelling wel degelijk binnen handbereik ligt voor Vlaanderen (77,2 procent), maar helemaal niet voor Wallonië (65,8 procent) of Brussel (65,1 procent). 

Afbeelding met grafiek

Automatisch gegenereerde beschrijving

Gevaarlijke zelfgenoegzaamheid 

Dit soort politieke recuperatie van economische cijfers is uiteraard niet ongebruikelijk. Maar gezien de enorme uitdagingen waar we voor staan, is het wel een gevaarlijk patroon. Onze situatie mooier voorstellen dan die in werkelijkheid is, dreigt de noodzaak van echte hervormingen te minimaliseren. Ondertussen haalt minister van pensioenen Lalieux de 80%-doelstelling aan als een reden om de pensioenen niet ernstig te hervormen. ‘Meer mensen aan het werk zal de toekomstige pensioenfactuur wel betalen’. Zonder ernstige hervormingen zal dat niet lukken. 

De hervormingen die nodig zijn, zijn nochtans al langer duidelijk:

  • Werken meer laten lonen

Als werken niet of nauwelijks meer oplevert dan niet-werken, is het niet onlogisch dat bepaalde mensen verkiezen om niet te werken. Om dat bij te sturen is een fiscale hervorming nodig die de belastingdruk op arbeid verlaagt (zonder evenwel de factuur nog maar eens bij de bedrijven te leggen).

  • Langer werken

Een groot deel van onze ondermaatse werkzaamheidsgraad ligt in het feit dat we nog altijd relatief vroeg stoppen met werken. Om dat te keren, moeten we vervroegde uitgangen uit de arbeidsmarkt afsluiten en de pensioenen in die zin bijsturen dat die niet langer financieel aanmoedigen om vroeger te stoppen met werken.

  • Meer flexibiliteit 

In vergelijking met de rest van Europa is er opmerkelijk weinig flexibiliteit op onze arbeidsmarkt. Meer flexibiliteit in arbeidstijden, in arbeidsorganisatie, in combinaties van werken en uitkeringen zou zowel de instap op de arbeidsmarkt vergemakkelijken als bepaalde jobs die vandaag niet haalbaar zijn mogelijk maken.

  • Rechten en plichten koppelen aan alle uitkeringen

De lage werkzaamheidsgraad in België is niet louter een verhaal van werkzoekenden, maar vooral van inactieven. Voor die laatsten zijn er vandaag te weinig inspanningen om een terugkeer naar de arbeidsmarkt te organiseren. Iedereen die een vervangingsinkomen geniet, zou moeten meewerken aan een pad naar de arbeidsmarkt, onder meer via opleiding of via progressieve tewerkstelling.

  • Levenslang leren

Om mensen kansen te bieden op de arbeidsmarkt of om ze langer aan het werken te houden, is levenslang leren cruciaal. Vandaag scoort België relatief zwak op dat vlak, en symbolische ingrepen zullen dat niet verhelpen. Er is nood aan een echte talentstrategie waarbij voor iedereen ingezet wordt op het duurzaam versterken van zijn of haar competenties.

Meer mensen aan het werk is belangrijk om onze welvaartsstaat betaalbaar te houden, om de armoede te bestrijden, om ons groeipotentieel op te krikken en als antwoord op de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Daarover lijkt ondertussen zowat iedereen het eens. Maar rekenen op een conjunctureel gunstige wind om dat te realiseren is geen beleid. Terwijl we net wel ernstig arbeidsmarktbeleid nodig hebben. 


Bart Van Craeynest is Hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer