De Franse president Emmanuel Macron slaagde er zondag tijdens de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen weliswaar in iets beter te doen dan verwacht, maar in feite was er sprake van een ware kiezersopstand.
Het stemmenaandeel van anti-establishment-kandidaten zoals Marine Le Pen, Eric Zemmour, Jean-Luc Mélenchon en enkele kleinere links- of rechts-populistische figuren nam immers toe van zowat 48% tot 58%, terwijl het aandeel van mainstreampartijen – Macron, de groenen, centrumlinks en centrumrechts – zakte van 50% in 2017 tot slechts 38% vandaag. De centrum-linkse burgemeester van Parijs haalde niet eens 2 procent. Bij ons doet het Paul Magnette de schrik om het hart slaan.
Zowel de zogenaamde «rechts»- als «links»-populisten doen het daarbij goed. Het is duidelijk dat de protesten van de gele hesjes, de Covid-crisis, de energiezorgen en inflatie hun invloed hebben doen gelden.
Macron is er daarbij weliswaar in geslaagd om zijn stemmenaandeel te vergroten, maar dit gaat duidelijk ten koste van de score van centrumrechts, wiens kandidaat, Valérie Pécresse, minder dan 5 procent van de stemmen heeft behaald, tegen 20 procent voor haar rechtsere voorganger François Fillon vijf jaar geleden. Een van de gevolgen hiervan is dat de centrumrechtse partij de campagnekosten niet van de belastingbetaler terugkrijgt, waardoor Pécresse zich genoodzaakt zag openlijk een oproep te doen voor financiële steun.
Daarbij valt ook op te merken hoe de mainstreamkrachten steunen op voornamelijk oudere kiezers. Le Pen is in elke leeftijdscategorie de meest populaire, behalve bij de 60- en 70-plussers. Voorts is er ook een grote regionale verdeeldheid zichtbaar, met – grofweg gesteld – Parijs als extreem-links bolwerk, het Noord-Oosten en de Côte d’Azur als bolwerk van Le Pen, en Macron als sterkhouder in West-Frankrijk en de rijkere regio’s rond Lyon.
Met 25,24 procent die niet opdaagde, was de opkomst nog lager vijf jaar geleden, toen 22,2 procent zijn kat stuurde. Ook toen vader Le Pen het tot de tweede ronde schopte, in 2002, lag de opkomst hoger.
De tweede ronde
In tegenstelling tot 2017, toen establishment-kandidaat Macron, een voormalige socialistische minister die zijn eigen partij had opgericht, het opnam tegen Marine Le Pen, maakt die laatste nu wel degelijk kans om het te halen van Macron in de tweede ronde. Le Pen matigde immers zowel haar toon als haar programma, terwille van de zogenaamde «dediabolisering» van haar partij.
Le Pen heeft de openlijke steun van de andere rechtse anti-establishmentkandidaten – Eric Zemmour en Nicolas Dupont-Aignan -, dit in tegenstelling tot Macron, die van de voornaamste linkse anti-systeemkandidaat, Jean-Luc Mélenchon, enkel het statement verkreeg om “geen enkele stem aan Marine Le Pen te geven”. Veel van diens kiezers zouden dat wel eens kunnen interpreteren als een instructie om thuis te blijven en niet voor Macron te gaan stemmen.
De opiniepeilingen laten nu een nek-aan-nek race zien tussen Macron en Le Pen, waaronder één peiling die beide kandidaten op 51 tegen 49 procent schat. Macron staat wel steevast aan de leiding maar het is maar de vraag in welke mate men rekening houdt met het feit dat anti-establishmentpolitici vaak door peilers worden onderschat. Bovendien is het ook moeilijk om de effectieve opkomst te gaan inschatten.
Men kan er van uitgaan dat veel van de 32,28 procent rechtse anti-establishment kiezers veel sterker gemotiveerd zullen zijn om te gaan stemmen dan de 25,56 procent linkse anti-establishment kiezers, gezien het feit dat Le Pen wel en Mélenchon niet in de tweede ronde zit.
Een Ipsos-peiling maakte bovendien duidelijk dat maar liefst 85 procent van de Zemmour-kiezers van plan is op Le Pen te stemmen.
De factor Mélenchon
Macron blijft natuurlijk de favoriet, maar zelfs als hij alle mainstream-stemmers (38,7 procent) naar de stembus kan trekken, is dat waarschijnlijk onvoldoende om te winnen. Hij zal een aanzienlijk deel van de kiezers van Mélenchon moeten overtuigen, zonder daarbij zijn eigen achterban af te schrikken. Dat kan nog lastig worden, want Mélenchon heeft een nogal dubbelzinnige houding ten opzichte van Rusland. Macron heeft zich in elk geval al voor de eerste ronde naar linkse kiezers gericht, aangezien hij de bui al zag hangen.
Toch is volgens diezelfde Ipsos-peiling momenteel slechts 34 procent van de Mélenchon-stemmers van plan om ook op Macron te stemmen. Intussen zou 30 procent van hen wel op Le Pen stemmen, wat een heel stuk meer is dan de 7 procent van de Mélenchon-kiezers die Le Pen in 2017 als tweede keuze steunden. Bovendien zou Le Pen ook kunnen rekenen op 25 procent van de centrumrechtse Pécresse-kiezers.
Een simulatie door de Financial Times op basis van Ifop-data geeft momenteel aan dat Macron een 38,8 procent van de kiesgerechtigden zou kunnen overtuigen om voor hem te komen stemmen en Le Pen een 36,1 procent. 14,2 procent zou niet komen stemmen, en van een tiental procent is het onduidelijk wat ze zullen doen. Met andere woorden: dit kan echt alle richtingen uit.
Op 20 april staat een groot TV-debat tussen Macron en Le Pen op het programma. Vijf jaar geleden droeg het zwakke optreden van Le Pen tijdens zo’n debat bij tot haar nederlaag, maar die was toen toch al vrij zeker. Nu lijkt ze vooral prioriteit te geven aan de dediabolisering. In haar overwinningstoespraak van zondag zinspeelde ze niet één keer op immigratie, wat toch haar topprioriteit is.
Le Pen zou het wel eens makkelijker dan verwacht kunnen hebben om de Mélenchon-kiezer te overtuigen. Ze heeft al jaren een linkse economische agenda. Uit statistieken blijkt ook dat Le Pen zondag sterker scoorde bij gewone arbeiders dan Mélenchon.
Buitenlands en EU-beleid
Clément Beaune, de Franse staatssecretaris voor Europese Zaken, denkt dat “Europa” nu wel een van de grote thema’s is in de resterende campagne. Dat is ongetwijfeld zo. Precies op vlak van EU-beleid liggen de meningen sterk uiteen.
Le Pen nam ondertussen een heel wat kritischer houding aan ten opzichte van Poetin, na jaren van steun aan het Russische regime. Misschien zal het dus toch niet op vlak van het Rusland-beleid zijn waar een Frans Presidentschap van Le Pen de grootste verandering brengt. Macron was steeds zeer pro-Europees, en bijvoorbeeld de drijvende kracht achter het grote Europese Coronasteunfonds, waardoor nog maar eens miljarden en miljarden transfers worden overgeheveld via de reeds zeer mank lopende Europese transfermechanismes. Ook allerlei groene experimenten op EU-niveau met energiebeleid en dure Europese klimaatpolitiek zijn niet iets waar Le Pen onmiddellijk warm voor zal lopen, om het zacht uit te drukken. Le Pen zal dit soort zaken niet zomaar kunnen afschaffen, maar met haar komen dergelijke initiatieven er sowieso niet meer door. Ze mag dan haar steun voor «Frexit» hebben opgegeven, maar er zal dus wel degelijk een effect zijn indien ze het zou halen.
Jammer genoeg is de Europese Unie de laatste jaren, zeker na Brexit, stilgevallen als motor van het openmaken van de binnenmarkt en werden er ook niet veel meer handelsovereenkomsten gesloten. Onder invloed van Commissievoorzitters Juncker en von der Leyen werden er wel grote machts- en geldtransfers naar het EU-niveau georganiseerd, terwijl het goedkoopgeldbeleid van de Europese Centrale Bank ongemerkt spaarders liet opdraaien voor de financiering van steeds spilzuchtiger Europese welvaarstaten. Ook met Le Pen dreigt dat laatste jammer genoeg ongehinderd door te gaan, maar het «politieke Europa» verdwijnt met haar alvast een paar jaar in de diepvries. Maar ook als Macron het haalt, wat toch nog altijd het meest waarschijnlijke is, zal hij, gezien het succes van de anti-systeempartijen in Frankrijk, het op dat vlak naar alle waarschijnlijkheid een stuk voorzichtiger gaan aanpakken.
De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.