Thuisbasis voor de EU, de NAVO en nog wat centrale instanties, opslag van kernwapens, een ex-premier als voorzitter van de Europese Raad: weinig landen lijken de westerse zaak meer toegewijd dan België. Of bedriegt de schijn?
Caesar mag dan verzucht hebben dat de Belgen de dappersten aller Galliërs zijn, een predikaat als vechtersbaas is nooit aan ze blijven hangen. Toch hebben de nazaten van de mythische Ambiorix zich doen gelden op de slagvelden van de laatste paar eeuwen. Tegen wil en dank, want neutraliteit en onafhankelijkheid konden ons land niet vrijwaren van de verschrikkingen van twee wereldoorlogen.
Waarschijnlijk verklaart dat laatste waarom België na de Tweede Wereldoorlog partij heeft gekozen en zich genesteld heeft in het centrum van de westerse macht. Of liever: die macht bij zich thuis heeft uitgenodigd.
Ons land is de thuisbasis van de Europese Unie, het NAVO-hoofdkwartier zetelt er, op de Limburgse luchtmachtbasis Kleine Brogel herbergt het als één van de weinige landen Amerikaanse kernwapens, het internationale betalingssysteem SWIFT heeft zijn hoofdvestiging in La Hulpe en voormalig premier Charles Michel zit de Europese Raad voor.
Wie nu echter uitzonderlijke toewijding en materiële uitgaven voor de gemeenschappelijke zaak verwacht, komt bedrogen uit. Zo gaf België in 2021 1,03 procent van het Bruto Nationaal Product (BNP) uit aan defensie, net iets meer dan de helft van de richtlijn die de NAVO hanteert. Van alle NAVO-lidstaten geven alleen Spanje en Luxemburg een nog kleiner deel uit aan militaire zaken.
Deze getallen vertellen maar een deel van het verhaal. Al jaren luidt de legertop de alarmbel over het personeelstekort, de vergrijzing van de mankrachten, de staat waarin het materieel verkeert. De voorvallen waarmee het leger verder het nieuws haalt, onderstrepen die boodschappen alleen maar.
Het geschutter van de militaire inlichtingendienst in de affaire-Jürgen Conings, de beroepsmilitair die ongestoord met raketwerpers, geweer en granaten zijn kazerne verliet en het leven van viroloog Marc Van Ranst bedreigde, ligt nog vers in het geheugen.
Tweeënhalf jaar eerder, op 11 oktober 2018, wordt de luchtmachtbasis Florennes opgeschrikt door een explosie. Een onderhoudstechnicus heeft per ongeluk een geparkeerde F16 tot ontploffen gebracht. De resulterende brand brengt ook grote schade toe aan een tweede F16.
Ineens staat de luchtvloot volop in de belangstelling. Sinds 2013 studeert de regering op de vervanging van de verouderde F16’s. Eind oktober 2018, twee weken na het ongeluk in Florennes, wordt besloten om voor vier miljard euro 34 nieuwe F-35 Joint Strike Fighters te kopen. De aanschaf komt de regering op stevige kritiek te staan van Groen-kamerlid Wouter De Vriendt. Volgens De Vriendt gaat de deal in tegen elk Europees belang en wil België nu kennelijk op de eerste rij “meebombarderen met de grote jongens”. Maar algemeen overheerst de tevredenheid, vooral over de snelle besluitvorming.
Snel is relatief – dat bewijst de Oekraïne-oorlog. Als de spanningen in januari al hoog oplopen in Oekraïne, besluit de Belgische regering de komende jaren 10,2 miljard euro extra in defensie te investeren. Twee maanden later komt daar nog eens een miljard bij. Na alle tegenslag en kritiek die minister van defensie Ludivine Dedonder in haar ambtsperiode al te verduren heeft gehad, glimt ze nu van trots. Ze lanceert de nieuwe visie voor de nationale verdediging: Security, Technology, Ambition, Resilience. STAR is het on-Belgisch onbescheiden acroniem.
Maar zijn die defensieplannen nu werkelijk zo ambitieus? Elf miljard euro klinkt astronomisch, maar het betekent dat België in 2030 1,54% van zijn bruto nationaal product (bnp) aan defensie uitgeeft. Pas in 2035 haalt het de 2%-doelstelling.
Zegt dat misschien ook iets over de Belgische steun voor Oekraïne? Is die minder onvoorwaardelijk, minder fors dan op het eerste gezicht lijkt?
Geruisloze middenmoter
Het Kiel Institute for World Economy houdt voor hoofdzakelijk westerse landen de toegezegde steun voor Oekraïne bij. Het sommeert daarbij de militaire, humanitaire en financiële steun. Het eerste wat opvalt is dat de Verenigde Staten (43 miljard euro) tot nu bijna drie keer zoveel hebben gespendeerd als de verzamelde EU (16 miljard euro). Binnen de EU blijkt België een middenmoter. 14 EU-landen geven een groter deel van hun bnp aan Oekraïne, met de Baltische staten en Polen als flinke uitschieters.
In één opzicht betoont ons land zich zeldzaam doortastend. Als uitvloeisel van de EU-sancties hebben we op 12 maart al tien miljard euro aan Russische tegoeden en transacties bevroren. Vergelijk dat met onze noorderburen: op 2 april meldt Rijksoverheid.nl dat men erin geslaagd is 671 miljoen euro te bevriezen.
Vóór die gewraakte 24e februari hadden we, net als elk ander Europees land, onze portie Poetin-knuffelaars. Ze waren te vinden in de gelederen van de PVDA-PTB en vooral het Vlaams Belang. Dat zijn, zoals bekend, geen splinterpartijen. De marxistische PVDA-PTB, de enige pan-Belgische partij, is sterk in Wallonië en hijgt daar inmiddels met circa 20 procent van de stemmen de traditionele socialisten en liberalen in de nek. Het uiterst rechtse Vlaams Belang heeft volgens de laatste peilingen zijn autocratenflirts wel wat moeten bekopen, maar blijft met 22 procent de tweede partij van Vlaanderen.
Na de Russische invasie blijven beide partijen te lang steken in hun standpunten over neutraliteit, afkeer van de NAVO en verzet tegen sancties, voordat ze de Russische agressie volmondig erkennen. Het profiel van België lijkt zo wat op dat van Italië, waar Poetin-sympathisanten over de gehele linie van Lega, Forza Italia! en de Vijfsterrenbeweging te vinden zijn.
Vereenzelvigen met Oekraïne
Toch heeft juist België alle reden zich fel te kanten tegen het regime van Poetin, uit zelfbehoud. Een interview met Peter Weibel in het Weense dagblad Der Standard illustreert dat. De Oostenrijkse kunstenaar en mediatheoreticus is één van de initiatiefnemers van de open brief met de oproep aan de Duitse bondskanselier Olaf Scholz om geen zware wapens aan Oekraïne te leveren.
Weibel begrijpt Poetin. Het liefst ziet hij een compromis waarbij de Krim, Dombas, Donetsk, Luhansk en tegelijk ook maar Transnistrië Russisch worden. Oekraïne is er nooit in geslaagd een uniforme taal en cultuur te ontwikkelen en mag zich daarom geen land noemen, aldus de Oostenrijker.
Los van wat een uniforme taal precies zou moeten zijn, is het duidelijk dat België in de verste verte niet voldoet aan Weibels landencriterium. Wie doordenkt op dat één-land-één taal principe, merkt dat het de deur open zet voor agressors en annexaties.
België zou zich veel meer kunnen vereenzelvigen met Oekraïne. We zouden veel meer uit onze schulp kunnen kruipen, als onzichtbare spin in het westerse web. België zou één van de meest vurige en vocale voorvechters van Oekraïne en van onze democratische waarden moeten zijn. Maar goed, ons land beweegt mee met de stroom. Het doet wat voor Oekraïne, voor zijn eigen verdediging, geruisloos, onopvallend. Typisch Belgisch, zou je haast zeggen.
(kg, lb)