Hoewel China op het gebied van onderwijs internationale hoge scores haalt, heeft het land tot nu toe relatief weinig wetenschappelijke toptalenten naar voor gebracht. Dat kan onmogelijk aan een gebrek aan capaciteit worden toegeschreven, maar moet ongetwijfeld worden gelinkt aan de Chinese educatieve cultuur. Dat zegt Qian Yingyi, dekaan van de School of Economics and Management aan de Tsinghua University in Peking.
Het gebrek aan toptalent moet volgens Qian Yingyi echter ook worden bestempeld als een grote uitdaging voor de verdere groei die China de volgende decennia wil realiseren. Daarvoor zal volgens hem immers op absolute toptalenten beroep gedaan dienen te worden.
“Uit internationale rapporten blijkt dat Chinese studenten in vergelijking met hun generatiegenoten in andere landen over een uitstekende basiskennis beschikken,” merkt Qian Yingyi op. “Zowel in de lagere school en het middelbaar onderwijs als aan de universiteit halen Chinese studenten gemiddeld betere resultaten dan hun leeftijdsgenoten in andere landen.”
“Dat heeft te maken met het groot belang dat de Chinese traditie hecht aan onderwijs en het feit dat Chinese leerlingen meer tijd in hun studies investeren. Die uitstekende basiskennis is ook van belang gebleken om de eerste fase van de Chinese economische ontwikkeling te realiseren, waardoor het land erin is geslaagd om de kloof met de ontwikkelde wereld te verkleinen.”
Innovatie
“Tegelijkertijd moet echter worden vastgesteld dat China relatief weinig toptalenten produceert,” geeft Qian Yingyi toe. “Een land zoals India heeft op het gebied van onderwijs een kwalitatieve achterstand op China, maar toch worden leidinggevende posities aan de internationale universiteitswereld en het bedrijfsleven – zoals bij onder meer Microsoft, Pepsico, Deutsche Bank en Master Card – vaak door personen met een Indiase achtergrond ingenomen.”
“Een Chinese aanwezigheid in die topposities kon tot nu toe echter niet worden opgemerkt. Het Chinese onderwijs is er dan ook nog niet in geslaagd om jongeren te vormen die uitblinken op het gebied van creativiteit, leiderschap en invloed.”
“Talent is nochtans in elke populatie evenredig verspreid,” geeft Qian Yingyi aan. “Ook China beschikt dan ook over potentieel toptalent, maar dat blijkt door het onderwijssysteem verstikt te worden. In de eerste fase van zijn economische ontwikkeling had het land dan ook vooral nood aan talent dat bijzonder onderlegd was in het dupliceren en verbeteren van bestaande oplossingen en producten.”
“De volgende fase van de ontwikkeling zal echter gedragen moeten worden door innovatie, waarvoor creativiteit noodzakelijk zal blijken. Indien het land zijn succes naar een volgende fase wil doortrekken, zal het onderwijs zich dan ook aan die vereisten moeten aanpassen.”
“De knelpunten van het Chinese onderwijs zijn echter niet zozeer gesitueerd in een gebrek aan mogelijkheden om talent te vormen, maar wel in het probleem om een omgeving te creëren die de nodige samenlevingszin stimuleert, zoals blijkt uit de belangrijke corruptie-problemen waarmee het land wordt geconfronteerd,” merkt de decaan nog op.
“De grote uitdaging van het Chinese onderwijs is dan ook vooral jongeren met een voorbeeldig gedrag te vormen. Alleen wanneer China zich kan bevrijden van de louter utilitaire rol van het onderwijs, zal het land erin slagen om naar een echte moderne maatschappij te evolueren.” (mah)