Voorbij de waan van de dag ziet het groeipotentieel van onze economie op iets langere termijn er niet veelbelovend uit. Nochtans zijn er duidelijke kansen, onder meer doordat onze economie aan de Europese top speelt op vlak van innovatie. Om die kansen te grijpen moeten we wel onze talrijke economische handicaps wegwerken. Op dat vlak laten beleidsmakers het voorlopig pijnlijk afweten.
Volgens de Europese Commissie is de Belgische economie in 2022 op weg naar de laagste groeicijfers van Europa. Dat is pijnlijk, maar eens een minder jaar hoeft op zich geen probleem te zijn. Belangrijker is natuurlijk hoe het gesteld is met ons groeipotentieel op iets langere termijn. Maar ook dat valt nogal tegen.
Verontrustend mager groeipotentieel
Het IMF maakt vooruitzichten voor de komende vijf jaar. Dat zijn niet zozeer exacte voorspellingen, maar eerder een indicatie van hoe de ‘normale’ groei evolueert. Voor de periode 2023-2026, zeg maar het ‘nieuwe’ post-corona (toch in economische termen) normaal, verwacht het IMF een gemiddelde groei van 1,4% per jaar voor de Belgische economie. Onder de industrielanden zouden maar vier landen nog lager scoren. Landen als Oostenrijk en Zweden zouden kunnen rekenen op respectievelijk 2% en 2,2% groei per jaar. Die magere groei is een probleem voor de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën, voor de financiering van onze welvaartsstaat en bij uitbreiding voor de algemene welvaart in ons land.
Dat magere groeipotentieel kan geen grote verrassing zijn. Onze productiviteitsgroei, de motor van onze welvaart, is al decennialang aan het vertragen. En in de jaren voor corona vertraagde die productiviteitsgroei bij ons sneller dan in de meeste andere industrielanden. De coronacrisis bood de kans om het roer om te gooien en volop te gaan voor een structurele versterking van onze economie (‘never waste a good crisis’), maar op dat vlak laten we totnogtoe redelijk wat mogelijkheden liggen.
De coronacrisis leerde wel dat er heel wat flexibiliteit en aanpassingsvermogen mogelijk is bij bedrijven en zelfs overheden, en zorgde vooral in de bedrijven voor een duidelijke inhaalbeweging op het vlak van digitalisering. Anders dan gevreesd werden de bedrijfsinvesteringen niet op een laag pitje gezet, maar werd volop geïnvesteerd, vooral in digitale toepassingen. Daarnaast bleef de stijgende trend in onze uitgaven voor O&O doorzetten. In 2020 kwamen die uit op 3,5% van het bbp, waarmee we aan de Europese top staan. Ook in bredere zin zit ons land in het Europese koppeloton wat innovatie betreft. En daarnaast is er eindelijk ook het besef dat we nood hebben aan (veel) meer overheidsinvesteringen om onze publieke infrastructuur na jarenlange onderinvesteringen terug op peil te krijgen.
Gemiste kansen
Ondanks die veelbelovende troeven laten we toch heel wat kansen liggen. De handicaps voor onze economie zijn al langer gekend: een slecht werkende arbeidsmarkt, de afnemende kwaliteit van het onderwijs, de wankele overheidsfinanciën in combinatie met een zware belastingdruk, te strakke regulering en te zware administratieve lasten, te veel hindernissen voor ondernemerschap, de fileproblematiek, … Deze crisis bood de kans om daar iets aan te doen. Het voorbije jaar werden wel grootse hervormingen aangekondigd voor de arbeidsmarkt, voor pensioenen en voor de fiscaliteit, maar totnogtoe vielen de concrete resultaten pijnlijk mager uit.
Als we die economische handicaps op z’n minst kunnen afbouwen en ten volle kunnen inzetten op onze innovatiecapaciteit, dan liggen er enorme opportuniteiten voor onze bedrijven en onze hele economie. Zowat de hele wereld wordt geconfronteerd met een aantal grote transities (demografisch, gezondheid, digitalisering, klimaat, energie). Innovatieve oplossingen zullen een cruciale rol spelen in die transities, en daar liggen mogelijkheden voor onze bedrijven. De combinatie van onze innovatiecapaciteit en een ondersteunend beleidskader zou een sterk positief verhaal zijn voor onze economie. Maar vooral op dat ondersteunende beleidskader blijft het wachten, en het is verontrustend om vast te stellen hoe weinig vooruitgang er op dat vlak mogelijk lijkt.
De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten