De voorbije jaren hebben zonnekracht en windenergie hun positie op de wereldmarkt gevoelig versterkt. Dat was echter grotendeels te danken aan financiële ondersteuning van de overheid. Dat tijdperk komt nu stilaan ten einde. Alternatieve energiebronnen kunnen steeds meer op eigen kracht concurreren met traditionele grondstoffen zoals steenkool en gas. Dat zegt een rapport van Mark Chediak en Brian Eckhouse, energiespecialisten bij het persbureau Bloomberg.
‘Steeds minder landen geven alternatieve energiebronnen financiële ondersteuning,’ zeggen Chediak en Eckhouse. ‘De doorbraak van alternatieve brandstoffen kan de impact van de energiesector op de klimaatverandering afbouwen.’
‘Ongeveer een kwart van de productie van broeikasgassen komt van elektriciteitsproductie en verwarming. Wanneer zonnekracht en windenergie aantonen op eigen kracht met steenkool en aardgas te kunnen concurreren, wordt het echter steeds moeilijker om pleidooien voor een klimaatneutrale energie te weerleggen.’
Rendabiliteit
‘De subsidies hebben hun doelstelling bereikt,’ benadrukken Chediak en Eckhouse. ‘Zij hebben gezorgd dat de alternatieve bronnen voldoende volume hebben opgebouwd om rendabiliteit te garanderen. De productiekosten van windenergie zijn sinds begin dit decennium met ongeveer 50 procent gedaald. Bij zonnekracht was er zelfs een inkrimping met 85 procent. Hierdoor zijn deze alternatieve bronnen in tweederde van de wereld goedkoper geworden dan de bouw van nieuwe centrales op steenkool of aardgas.’
‘Ondanks alle vooruitgang moeten duurzame energiebronnen echter nog een lange weg afleggen vooraleer ze steenkool en gas volledig kunnen vervangen,’ betogen Chediak en Eckhouse. ‘Windenergie en zonnekracht vertegenwoordigden vorig jaar nog altijd slechts 7 procent van de wereldwijde elektriciteitsproductie. De meeste projecten zijn nog altijd van subsidies afhankelijk.’
Leveringscontracten
Er zijn ook praktische hinderpalen. ‘Zonnekracht en windenergie kunnen immers – in tegenstelling tot steenkool en gas – geen onafgebroken productie garanderen,’ zeggen Chediak en Eckhouse. ‘Daarvoor is nood aan nieuwe generaties batterijen met voldoende opslagcapaciteit tegen een bescheiden prijs.’
Toch is volgens de analisten de vooruitgang duidelijk. Verkoopovereenkomsten vormen daarvoor een bewijs. Jarenlang moest de sector immers leveringscontracten van minstens twintig tot vijfentwintig jaar eisen om voldoende return-on-investment te genereren. Inmiddels werken vele projecten met contracten van vijftien jaar of zelfs minder.