Wetenschapper John Wesley Hyatt werd in 1869 als een held onthaald toen hij het allereerste plastic ontwikkelde. Vandaag staat het synthetische materiaal synoniem voor massaconsumptie, vervuiling en – volgens doemdenkers – de ondergang van de planeet. Is een toekomst met plastic nog denkbaar?
‘I want to say one word to you, just one word: plastic.’ Met deze iconische quote is de toon in de film The Graduate uit 1967 gezet. Een succesvolle zakenman deelt zijn passie met Dustin Hoffmans personage Benjamin Braddock, waarop die hem met zichtbaar afgrijzen aanstaart. Het illustreert als geen ander de ambiguïteit van plastic. Eén woord, oneindig veel connotaties: everything shiny kreeg door de jaren heen verschillende invullingen en fungeerde als een onverbloemde spiegel van de maatschappij. Geen enkel ander materiaal is vandaag zo alomtegenwoordig als plastic. In de natuur, in het dagelijks leven en in het publieke debat. Dat het niet zo’n blitse reputatie meer met zich meedraagt, is duidelijk. Meer zelfs: het wordt langzamerhand als publieke vijand beschouwd en steeds meer landen buigen zich over wetsvoorstellen om het te bannen. Zo wordt in 2021 in de EU een verbod op plastic wegwerpbestek, rietjes, wattenstaafjes, ballonstokjes, bekers en bewaarbakjes van kracht, in een poging om de dramatische vervuiling tegen te gaan.
Tegelijk wordt reikhalzend uitgekeken naar de uitvindingen van wonderkinderen als Elon Musk of de Nederlandse Boyan Slat, die met haast buitenaardse constructies, zoals een gigantische zeeslang met drijvende armen, onze oceanen van de gevreesde plasticsoep pogen te verlossen. Laten we een sprong terug in de tijd maken, naar 1869 en een ander wonderkind. De wereld juichte de toen 32-jarige wetenschapper John Wesley Hyatt toe, die met celluloïde het allereerste plastic ooit ontwikkeld had. Hij deed dat in het kader van een wedstrijd waarmee een alternatief voor ivoor gezocht werd, een materiaal waaruit onder andere biljartballen vervaardigd werden. De sport was in enkele jaren tijd enorm populair geworden en olifantenjagers konden niet langer aan de gigantische vraag tegemoetkomen.

Ook de jacht op walvissen, schildpadden en andere dieren van wie hoorns, schild en botten verwerkt werden tot brilmonturen, haarborstels en korsetten, kon niet meer volgen. Het publiek liep meteen warm voor plastic en Hyatt werd geprezen als dé redder van zeldzame dieren die wereldwijd geslacht werden in naam van menselijke consumptie. Wist hij veel dat zijn uitvinding in de loop van de daaropvolgende anderhalve eeuw ingezet zou worden voor het voeren van wereldoorlogen en verantwoordelijk zou zijn voor nooit eerder geziene welvaart, hysterisch populaire opbergpotjes, een al even hysterisch populair popje, computers, moduleerbare boezems, miljarden boodschappentasjes, een eiland van drijvend zwerfvuil, de dood van ontelbare zeedieren en uiteindelijk – als het aan de doemdenkers ligt – de ondergang van de planeet. Hoe kan een relatief jong materiaal in zo’n korte tijd zo onmisbaar deel uitmaken van onze leefwereld? Hoe zit het met zijn abrupte imagowissels en waarom is het toch zo moeilijk om plastic los te laten?
Glanzend en plooibaar
Een definitie dringt zich op. Plastic is een adjectief dat ‘plooibaar en gemakkelijk moduleerbaar’ betekent. Het werd de voorbije decennia gebruikt om een specifieke familie van materialen aan te duiden: de polymeren. Dat zijn moleculaire structuren, ketens dus, die tienduizenden identieke eenheden, vooral bestaande uit koolstof en waterstof, gelijkmatig samenbrengen. Leg een polymeer onder de microscoop en je krijgt een structuur te zien die veel weg heeft van verstrengelde spaghettislierten.
In de natuur komen heel wat polymeren voor, zoals rubber of cellulose in hout, maar sinds de jaren 1850 is de mens actief op zoek naar manieren om synthetische polymeren te creëren. Dat kan op basis van natuurlijke grondstoffen – Hyatt gebruikte bijvoorbeeld cellulose voor zijn celluloïde – maar ook op basis van kunstmatige moleculen en fossiele brandstoffen zoals petroleum. De lengte van de ketens en de patronen waarmee de moleculen geordend worden, bepalen of het materiaal in meer of mindere mate licht, stevig en flexibel wordt. Van pvc via silicone tot polypropeen: er bestaan honderden verschillende soorten plastic, elk met hun eigen samenstelling en eigenschappen.
Plastic War
Wat Hyatts uitvinding zo revolutionair maakte, was dat de mens voor het eerst onafhankelijk werd van de limieten van de natuur. De schaarsheid van bepaalde stoffen en de daaruit voortvloeiende sociale en economische beperkingen werden in een klap ontstegen. Dat was nog meer het geval zodra de Belg Leo Baekeland in 1907 met bakeliet op de proppen kwam: het eerste volledig synthetische polymeer, en in tegenstelling tot zijn voorgangers wel geschikt voor massaproductie.
Barbie en Tupperware symboliseerden als geen ander waar de nieuwe cultuur om draaide: consumeren, consumeren en nog meer consumeren.
Het waren de jaren van elektrificatie, en het veelzijdige bakeliet, bijgenaamd ‘het materiaal van duizend toepassingen’, bleek een goede isolator voor de duizenden kilometers bedrading die overal aangelegd werden. In Baekelands kielzog legden vooral Amerikaanse wetenschappers zich toe op de ontwikkeling van nieuwe soorten plastic en de Tweede Wereldoorlog gaf de industrie verder een boost door de plotse toenemende vraag naar goedkope, stevige en gemakkelijk moduleerbare kunststoffen. Nylon, de eerste synthetische zijde, werd ontwikkeld om parachutes en stevige uniforms te vervaardigen, en plexiglas fungeerde voor de ramen van gevechtsvliegtuigen, die op hun beurt ook al grotendeels uit hard perspex bestonden.
Een nieuwe plastic fantastic wereld
Industriële macht was een belangrijke pijler voor militair succes, en aan het einde van het gruwelijke wereldconflict had plastic letterlijk mee de oorlog gewonnen. De draad van het normale leven werd weer opgepikt en die bleek plots opvallend ‘glanzend en plooibaar’ te zijn, én goedkoop! Niet alleen infiltreerde kunststof in alle industriële takken, het werd ook het symbool van een nieuwe wereld. Democratische plastic massaproducten zetten de deur open voor welvaart en comfort voor iedereen, en de alomtegenwoordige reclame weerpiegelde het beeld van het nieuwe zorgeloze leven in Amerikaanse voorsteden.
Arnaud Bozzini is directeur van het ADAM Brussels Design Museum en zijn Plasticarium, een unieke verzameling van ruim tweeduizend plastic objecten die de voorbije decennia tekenden: ‘Babyboomers wilden breken met het rigide verleden en snakten naar vrijheid. Ze wilden plezier maken, dromen, een nieuwe wereld bouwen. Plastic, met zijn oneindige mogelijkheden qua kleur en vorm, bleek daarvoor een gedroomd materiaal.’ Een knalgele stoel in de vorm van een olifant, een opblaasbaar bureau, een neon oranje telefoon of een doorzichtig bad: het speelse element bleek een uitweg voor het trauma van de oorlog en de dreiging van de Koude Oorlog.

Ontsnappen in een nieuwe, plastic fantastic wereld: het was het ‘space age’-tijdperk en men droomde van ruimtereizen, die trouwens dankzij plastic raketten en apparatuur mogelijk gemaakt werden. ‘Huizen werden als intergalactische woonsten ingericht en een generatie toonaangevende designers – Ludwig Mies van der Rohe, Florence Knoll, Joe Colombo en Verner Panton – drukten hun visuele stempel op het dagelijkse leven. De Universale-stoel, in 1965 ontworpen door Colombo, was in alle kleuren, formaten en modellen beschikbaar en is vandaag nog steeds een uniek symbool van het grenzeloze optimisme van die tijd.’
Keukenperikelen

Vanuit de Verenigde Staten sijpelden consumptiecultuur en modernistisch design Europa binnen en België bleek daarbij een belangrijke spil te zijn. Tupperware en Herman Miller vestigden hun hoofdzetel in ons land en de Kortrijkse meubelmaker De Coene verwierf de licentie van het iconische plastic meubilair van Knoll. Knoll-creaties van Belgische makelij sierden al gauw symbolische plekken zoals de Albertina-bibliotheek in Brussel en de conferentiezalen van het Unesco-gebouw in Parijs.
Plastic plooide zich trouwens ook bijzonder goed voor propaganda: een tv-debat over de nationale productie van consumptiegoederen tussen de Amerikaanse vicepresident Richard Nixon en de USSR’s eerste partijsecretaris Nikita Chroesjtsjov in 1959 speelde zich niet toevallig – doch vreemd genoeg – af in een modelkeuken, compleet met plastic fruitpers en ijsmachine. Barbie zag datzelfde jaar het levenslicht en liet meisjes in al haar vinyl glorie de nieuwe standaarden voor vrouwelijkheid zien. Ook de razend populaire Tupperwareparty’s symboliseerden als geen ander waar de nieuwe cultuur en het sociale leven om draaiden: consumeren, consumeren en nog meer consumeren. Bozzini: ‘Plastic is onlosmakelijk verbonden met die zogenaamde ‘sociale consumptie’, maar betekende ook op een andere manier een radicale breuk met het verleden. Terwijl gebruiksvoorwerpen eerder tot verslijtens toe gebruikt en gerecycleerd werden, kregen ze plots een vergankelijk karakter. Plastic heeft de wegwerpcultuur mogelijk gemaakt.’

Not so fantastic
En toen knapte er iets. Al tijdens de swinging sixties fronsten enkelingen de wenkbrauwen nadat de eerste vormen van zwerfafval op zee opdoken. Bovendien werden terecht vragen gesteld bij de gezondheidsrisico’s van kunststoffen. In de loop van het decennium groeide het aantal sceptici zoals Benjamin Braddock, die niet alleen de vervuilende aard van het beestje, maar ook de burgerlijke middenklasse en haar ongebreidelde consumptiepatroon verwierpen.
Vanaf de eerste petroleumcrisis in 1973 viel plastic van zijn voetstuk en werd het synoniem voor vervuiling, kunstmatigheid, een gebrek aan persoonlijkheid en ongebreidelde massa-consumptie. Het negatieve imago versterkte de daaropvolgende decennia. Plastic was niet te verzoenen met feminisme en werd een symbool van vrouwen aan de haard en onrealistische schoonheidsidealen – zeker zodra het de wereld van plastische chirurgie ingedrongen was en siliconen het mogelijk maakten om lichamen compleet te vervormen. Een tekenend beeld: in de remake van The Stepford Wives (2004), een thriller over een voorstedelijk Amerikaans stadje waar vrouwen langzaam maar zeker in robots veranderen, jaagt een briljante Nicole Kidman het publiek de stuipen op het lijf als perfecte huisvrouw die tussen winkelrekken vol plastic verpakkingen paradeert.

Het materiaal verloor zijn culturele waarde, wegens te vaak gekopieerd en een gebrek aan eigen identiteit. Terwijl nobeler materialen zoals hout of metaal in gebruik hun grenzen hadden, kon kunststof eindeloos gevormd en vervormd worden. Het werd plots symbool van al het foute in onze samenleving – getuige ook The Plastics in de film Mean Girls uit 2004, een groepje weinig pientere tienermeisjes dat hun dagen al winkelend en roddelend vult. Een serieuze domper op het imago, maar ironisch genoeg drong het toch steeds verder door in het dagelijkse leven. Niet in het minst via de elektro- en later micromechanica, het nieuwe teken van hoop en toekomst. Plastic werd verketterd als slecht voorbeeld voor de jeugd, maar tegelijk telde elke tienerkamer wel een glanzende iMac. Reese Witherspoon die gekleed als Playboybunny in de rij staat voor een knaloranje computer in Legally Blonde (2001) belichaamt als geen ander de ambigue relatie tussen mens en plastic.
Slapen met de vijand
Vandaag is die relatie meer dan ooit gespannen. We liggen wakker van plastic zakjes en drankflesjes, en stellen met afgrijzen vast dat ‘de vijand’ letterlijk in onze kleren gekropen is. Zo’n zestig procent van onze kledij bestaat namelijk uit kunststoffen als nylon, polyester, acryl en fleece, die bij elke wasbeurt duizenden schadelijke microdeeltjes in het water lossen. Tegelijk redt plastic levens in de vorm van geneeskundige apparatuur en kunnen we niet meer zonder onze smartphones en digitale applicaties. Haal alle plastic uit de wereld en onze levens storten in. Is er een toekomst mét plastic? ‘Het zal nooit meer verdwijnen,’ aldus Bozzini, ‘maar we zullen er op een nieuwe manier naar leren kijken en mee omgaan. Ik denk dat het gedaan is met eenmalig gebruik en we zullen in de toekomst nieuwe vormen van plastic omarmen als milieuvriendelijke, vernieuwende en intelligente materialen.’
Terwijl knappe koppen vechten om de wereld vrij te maken van bestaand zwerfvuil, moeten hun collega’s op zoek naar ecologische alternatieven voor plastic. Terug naar polymeren op basis van natuurlijke moleculen dus, die het liefst ook biologisch afbreekbaar of eindeloos herbruikbaar zijn. Dat is ook de boodschap van New Plastics Economy, een internationaal initiatief dat in 2016 gelanceerd werd om een circulaire economie te bewerkstelligen. Plastic wordt daarbij aangeduid als het boegbeeld van een destructief lineair systeem, dat aan de lopende band maakt, consumeert en weggooit. Het kan – en moet – binnenkort anders: biotechnologische wetenschappers zoeken naarstig naar de oplossing, en de eerste, hoopvolle resultaten van dat onderzoek zijn al een feit. Benieuwd hoe gemakkelijk het materiaal zich naar deze nieuwe visie zal plooien. Krijgen we straks op het witte doek lachende gezichten en glanzende taferelen in duurzaam bioplastic te zien, of worden het apocalyptische beelden van een compleet verstikte, geplastificeerde wereld? Just three words: to be continued.