Onze economie en begroting liggen niet ‘op  koers’

Onze economie kwam de voorbije jaren redelijk door de opeenvolging van crisissen, maar ook niet meer dan dat. De grote uitdagingen die voor ons liggen en die onze welvaart op langere termijn bedreigen, werden niet aangepakt. Die opdracht wordt doorgeschoven naar de volgende legislatuur.

Deze week rondde de federale regering de begroting voor 2024 af. Dat was allicht de laatste kans om in deze legislatuur nog serieuze beslissingen te nemen. Maar zoals te verwachten viel met de verkiezingen al in zicht, leverde het begrotingsoverleg vrij weinig op, onder meer een beperkte budgettaire inspanning van 1,2 miljard en de uitbreiding van flexijobs (onder striktere voorwaarden). Die minimale ingrepen stonden evenwel in schril contrast met de boodschap die de regering vervolgens verkondigde. Kort samengevat leek die erop neer te komen dat de begroting mooi op koers ligt en dat deze regering ‘zoals beloofd’ stevig hervormd heeft. Dat lijkt wel een beetje de rode draad doorheen deze legislatuur: minimale hervormingen die op lange termijn amper het verschil zullen maken, onder meer op de arbeidsmarkt en in de pensioenen, werden steevast voorgesteld als grote sprongen vooruit. Dat die minimale stapjes in het niets verzinken tegen de achtergrond van de grote uitdagingen die op ons afkomen, werd steevast vlot genegeerd. 

De realiteit is dat deze federale regering de opeenvolgende crisissen (corona, energie, inflatie) redelijk gemanaged heeft. De economische activiteit in ons land ligt vandaag 3,8% hoger dan aan het einde van 2019, net voor de coronacrisis uitbrak. Dat is een mooie prestatie gezien de omstandigheden, maar helemaal niet uitzonderlijk binnen Europa. Ja, de Belgische groei sinds net voor corona ligt duidelijk hoger dan in Duitsland (0,2%) en Frankrijk (1,7%), maar die blijft tegelijkertijd ver achter op de groei in Zweden (5,2%), Nederland (6,3%) of Denemarken (8,0%). Bovendien impliceert het grotere begrotingstekort en de opgebouwde loonhandicap (door de snellere loonstijging) in België dat op z’n minst een deel van die economische groei ‘geleend’ is van de toekomst. Zowel dat begrotingstekort, als die loonhandicap moeten op termijn terug onder controle gebracht worden, en dat zal op dat moment onvermijdelijk op de groei wegen.

Sombere vooruitzichten 

Terwijl in het parlement gedebatteerd werd over de begroting, kwam het IMF met een update van haar vooruitzichten voor de komende jaren. Die zetten meteen het optimistische beeld dat sommigen aan het ophangen waren van de Belgische economie in pijnlijk perspectief. Het IMF gaat ervan uit dat de Belgische economie de komende vijf jaar gemiddeld met 1,2% per jaar zal groeien. Van alle industrielanden wordt enkel voor Japan en Italië een nog lagere groei verwacht over die periode. Dit soort economische vooruitzichten zijn uiteraard altijd met meer dan één korreltje zout te nemen. Niettemin illustreert dit dat op z’n minst het IMF er alvast niet van overtuigd is dat de ‘hervormingen’ van deze legislatuur veel zullen uitmaken voor onze toekomstige groei (en het IMF is daarin lang niet de enige).

Ook voor wat betreft ‘de begroting ligt op koers’, zijn de vooruitzichten van het IMF ontluisterend. Volgens het IMF zou het begrotingstekort van alle Belgische overheden samen tegen 2028 uitkomen op 5,5% van het bbp, na de VS het grootste tekort van alle industrielanden. Tegelijkertijd zouden de totale overheidsuitgaven oplopen tot 57% van het bbp, het hoogste van alle industrielanden. En de Belgische overheidsschuld zou tussen 2023 en 2028 met 11% van het bbp toenemen. Ter vergelijking, in andere notoire ‘begrotingszondaars’ zoals Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Frankrijk zou de overheidsschuld in die periode afnemen. Onze begroting ligt dus niet echt ‘op koers’, en er zullen nog grote inspanningen nodig zijn om die effectief op koers te krijgen.

Enorme uitdaging voor de volgende legislatuur

Volgens de huidige vooruitzichten zal het begrotingstekort zonder ingrepen tegen 2029 (het einde van de volgende legislatuur) oplopen tot zo’n 6% van het bbp. Om dat tekort onder de 3%-norm te krijgen, zal dus een inspanning nodig zijn van zo’n 3% van het bbp. In euro’s van vandaag komt dat neer op zo’n 18 miljard. En dat zou ons nog maar terugbrengen tot een tekort van 3%, wat voor Europa eigenlijk de ondergrens is, zeker niet wat het tekort ongeveer moet zijn in ‘normale omstandigheden’. Die 3% kan dus geen eindpunt zijn. 

Daarnaast is de verwachte economische groei van 1,2% per jaar oncomfortabel laag. Dat zet de dringende noodzaak om ons groeipotentieel te versterken via structurele hervormingen in onder meer de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid, de fiscaliteit, de regulering, nog eens extra in de verf. De economische groei opgekrikt krijgen, is hoe dan ook de minst pijnlijke manier om de budgettaire uitdaging onder controle te krijgen. 

Naast het managen van de crisissen was de opdracht voor deze regering om onze overheidsfinanciën terug onder controle te krijgen en om ons groeipotentieel structureel te versterken. Gezien de opeenvolgende crisissen was het allicht onhaalbaar om beide te realiseren in deze legislatuur. Maar vandaag ziet het er naar uit dat deze regering geen van beide deed. Die dubbele opdracht, die bepalend zal zijn voor onze welvaart op langere termijn, wordt nu doorgeschoven naar de volgende legislatuur.  


De auteur Bart Van Craeynest is Hoofdeconoom bij Voka en auteur van ‘België kan beter

Meer