China produceert 28 procent van alles wat op aarde wordt gemaakt. Dat is bijna evenveel als wat de VS, Japan en Duitsland samen produceren. Ook na de pandemie blijft China nog altijd ’s werelds production power house.
Het land heeft de voorbije jaren enkel aan concurrentiekracht gewonnen. Werd in 2005 nog 26 procent van de waarde die Chinese export had in het buitenland toegevoegd, dan was dat in 2016 al gekrompen tot 17 procent. De Chinezen voegen met andere woorden zelf steeds meer waarde aan hun exportproducten toe.
Dan is er de binnenlandse markt die enkel verder uitbreidt. Reden te meer voor Trumps Amerika om de Chinezen niet al te hard tegen de haren in te strijken. De voorbije 18 maanden bereikte het aantal fusies en acquisities waarin Chinese bedrijven betrokken waren zijn hoogste niveau in 10 jaar.
Kwart van alles wat Europa invoert komt uit China
De pandemie heeft China pijn gedaan. In de eerste vijf maanden van 2020 daalde de export met 8 procent, in vergelijking met een jaar eerder. Maar het herstel komt nu sneller op gang dan in het buitenland, net omdat China drastische maatregelen doorvoerde tijdens de pandemie. Dat laat Chinese bedrijven toe hun marktpositie alweer uit te breiden. In mei was China de producent van 24 procent van alles wat Europa invoerde, een record. Idem in Japan, waar tot 30 procent van alle goederen uit China kwam.
Toch lijken landen te begrijpen dat zulke afhankelijkheid gevaar inhoudt. Tijdens de pandemie noemde de Franse president Macron zulke afhankelijkheid ‘gewoon waanzin’. Verschillende overheden beloven nu subsidies om de productie van ‘essentiële producten’ terug naar eigen land te brengen. Met wisselend succes.
Toch blijkt uit een recent onderzoek van de Zwitserse bank UBS dat bedrijven 20 tot 30 procent van hun Chinese productiecapaciteit uit het land willen weghalen. Gezien de ernst van de gevolgen van de pandemie bestaat de kans dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. Al is daar tijd voor nodig.
China beschouwt Europa niet langer als een supermacht
Wie zich uiterst kwetsbaar opstelt, is opnieuw de EU. China en de EU hebben de voorbije 8 jaar 29 keer samengezeten om tot een handelsovereenkomst te komen. Maar China beschouwt Europa niet langer als een supermacht en houdt nu de boot af. De Chinezen wachten gewoon op de uitslag van de Amerikaanse verkiezingen om een standpunt in te nemen.
In een studie van het Institut Montaigne, die vorige week verscheen, staat te lezen dat de EU wel degelijk enige vooruitgang heeft geboekt in zijn relatie met China. Zo zijn richtlijnen afgesproken met betrekking tot de veiligheid van de 5G-netwerken. Ook worden Chinese bedrijven die in de EU investeren beter gescreend. Maar dat is veel te weinig om indruk te maken op de Chinezen. China speelt – net als Rusland trouwens – de EU landen tegen elkaar uit.
De Duitse dubbelzinnigheid
Exponent van de dubbelzinnige EU-houding ten opzichte van China is dan weer Angela Merkel. Aan de ene kant steunt ze het innemen van een gemeenschappelijk EU-standpunt tegenover China om gunstigere handelsvoorwaarden (o.a. een einde van het Chinese protectionisme en de Europese bescherming van eigendomsrechten) te bekomen, terwijl Duitsland ondertussen gewoon unilaterale beslissingen neemt. Er staat dan ook veel op het spel voor de Duitse industrie.
Xi Jinping ziet hoe het transatlantische bondgenootschap onder Trump stilaan maar zeker uit elkaar valt en de EU zijn voornaamste beschermheer kwijtspeelt. Dat gaat niet gepaard met een versterking van het Europese defensieapparaat. Omdat China de voorbije jaren steeds prominenter aanwezig is op de wereldmarkt probeert het ook niet langer conflicten uit de weg te gaan, zoals dat eerder wel het geval was.
Het Chinese ministerie van Handel countert ondertussen alle Europese inspanningen om minder afhankelijk te worden van de Chinese toeleveringsketens. Het Institut Montaigne concludeert dat de EU dit tegen elke prijs moet vermijden en haar delokalisatieplannen moet doorvoeren. Slechts zo zullen de Chinezen begrijpen dat het de EU menens is en dat Europese bedrijven dezelfde toegang moeten krijgen tot de Chinese markt als omgekeerd.