Meten is weten, ook bij het stikstofbeleid 

Europese richtlijnen over natuurbescherming bepalen dat de uitstoot van stikstof moet dalen. Stikstof is schadelijk voor luchtkwaliteit en ook voor de biodiversiteit in natuurgebieden. Het is maar de vraag waarom dit soort zaken – die bij uitstek lokaal zijn, of hoogstens een link hebben met buurlanden – op EU-niveau moeten worden beslist, maar het is dus wel zo. 

In Nederland leidden deze verplichtingen al tot een grote politieke crisis, toen een rechtbank in 2019 besliste, op basis van de Europese nitraat-, Natura en NEC-richtlijnen, dat de vergunningsaanvragen van naar schatting 18.000 bouw- en infrastructuurprojecten moesten worden stilgelegd. Ook 180 vergunningen voor intensieve veehouderij werden onzeker. De pogingen van de Nederlandse regering om de EU-regels niet al te strikt toe passen, faalden, en door de rechterlijke uitspraak werd de Nederlandse regering gedwongen om maatregelen te nemen, zoals het verlagen van de maximumsnelheidslimiet op autosnelwegen overdag naar maar liefst 100 kilometer per uur. De nieuwe Nederlandse coalitie voorziet bovendien een gigantische 25 miljard euro voor een “stikstoffonds”, onder meer om de getroffenen te compenseren, aangezien ze “vergaande maatregelen” plant voor de landbouwsector. 

Het is een goed voorbeeld van hoe op EU-niveau zaken met enorme gevolgen worden beslist, zonder dat dit op nationaal niveau altijd gedragen wordt. In dit geval was het zelfs onder het Nederlandse EU-voorzitterschap dat de NEC-richtlijn in 2016, die emissieplafonds van ammoniak en stikstofoxide tegen 2030 vaststelt, werd uitgewerkt. Ministers en ambtenaren kunnen binnen het Europees beslissingsproces zaken doordrijven die er op nationaal niveau, mede door de betere parlementaire controle, veel minder snel zouden komen. Als de door de Europese Commissie voorgestelde “Green Deal” er komt, worden de stikstof-ambities bovendien nog aangescherpt, want die beoogt om de hoeveelheid nutriënten die in de omgeving terecht komen tegen 2030 minstens te halveren. 

Simplistische rekenmodellen en gold-plating

Geesje Rotgers, een onderzoeksjournaliste bij Stichting Agrifacts, neemt het Nederlandse stikstofbeleid wat onder de loep in een artikel voor het Reformatorisch Dagblad. Ze betoogt: “Bijna alle stikstofrapporten zijn papieren tijgers, gebaseerd op simplistische rekenmodellen”. In plaats van het huidige beleid, stelt ze voor “dat er in de natuur zelf wordt gekeken en transparant(!) wordt gecontroleerd, om erachter te komen waarom Nederland de natuurdoelen niet haalt”. Dat ligt in de lijn van wat Nederlandse boerenorganisaties vragen. Zij willen namelijk eerst de toezegging van de regering dat exact wordt uitgezocht hoe het is gesteld met de flora en fauna per kwetsbaar natuurgebied, vooraleer onderhandelingen te starten over oplossingen.  

De journalisten haalt in haar artikel bovendien ook aan dat door het “simplistisch rekenmodel” dat Nederland hanteert, de situatie sowieso dramatisch zal blijven. Ze schrijft: “Als alle koeien weg zijn uit Nederland, er geen auto meer op de weg rijdt, elke fabriek is gesloten en de laatste mens geëmigreerd, dan nóg worden de stikstofnormen in talrijke natuurgebieden overschreden.” 

Ze haalt daarbij ook een beleidsadvies aan van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), een adviesorgaan van de Nederlandse overheid, dat “constateert kortweg dat, als Nederland zo strak blijft vasthouden aan zijn stikstofbeleid (lees: rekenmodellen) als nu, het gevolg is dat er in grote delen van Gelderland, Overijssel en Brabant nagenoeg geen ruimte meer zal zijn voor landbouw. Het PBL adviseert breder te kijken dan stikstof; de Europese regels stellen immers niet stikstof maar natuurkwaliteit centraal.”

Met andere woorden, Nederland doet aan “gold-plating“: het veel te strikt uitvoeren van Europese regels. Ook in ons land, dat binnen de EU na Nederland het meeste stikstof uitstoot, woedt de discussie volop. Eén les die de Vlaamse regering al kan trekken uit het Nederlandse debacle is om het stikstofbeleid niet te baseren op schattingen en modellen, maar op feitelijk bodemonderzoek, wat de enige rechtvaardiging mag zijn voor ingrijpende maatregelen. Nederland lijkt in dat opzicht al zijn theoretisch gedreven aanpak al wat te hebben bijgesteld, aangezien de nieuwe coalitie met een “gebiedsgerichte aanpak” komt.

Vlaanderen

Net als in Nederland, zorgde een rechterlijke uitspraak, begin 2021, er ook bij ons ook voor dat de eerder milde aanpak niet langer vol te houden was. Dit na een rechtszaak door het zwaar gesubsidieerde Natuurpunt, na het Vlaams Gewest en de Belgische staat de voornaamste grootgrondbezitter in ons land. De milieugroepering incasseert trouwens blijkbaar geld door in natuurgebieden windmolens van 200 meter hoog te zetten.

Als gevolg van de uitspraak moeten op dit moment duizenden Vlaamse boeren vrezen voor de toekomst van hun onderneming. De Vlaamse regering heeft alvast 100 miljoen euro gereserveerd voor stikstofbeleid – financiële compensatie voor de landbouwsector of voor emissie-reducerende technieken. Om een vergunning voor een stal te krijgen, moeten landbouwers nu bewijzen dat er geen negatieve impact op de natuur zal zijn. Een boer getuigt in De Morgen: “Een collega heeft een varkensstal die volledig versleten is. Hij is de wanhoop nabij.” Niet onbelangrijk is in dit verband dat ook biomassacentrales en gascentrales problemen met vergunningen kunnen krijgen omwille van hun stikstofuitstoot. 

Omkering van bewijslast

Het soort omkering van bewijslast waar Vlaamse landbouwers nu mee te maken krijgen, doet denken aan het PFOS-dossier, waarbij de Vlaamse Omgevingsinspectie de chemiefabriek van de Amerikaanse multinational 3M in Zwijndrecht verplichtte om alle productieprocessen in de fabriek waarbij PFAS-stoffen kunnen worden uitgestoten tijdelijk stop te zetten, nadat honderden omwonenden te veel dergelijke schadelijke stoffen in hun bloed bleken te hebben. Deze ernstige problematiek stelt zich trouwens ook op andere plaatsen in Vlaanderen.

Ook hier werd de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat er geen schade is bij de mogelijke vervuiler gelegd, in dit geval 3M. Dat bedrijf stelde echter dat de waarden die uitgestoten worden door de bewuste fabriek –  jaarlijks 3 gram PFAS-stoffen – te laag zijn om de hoge waarden gemeten bij de omwonenden te verklaren. Volgens het bedrijf tonen “de gemeten waarden aan dat ze niets te maken hebben met de huidige emissies van 3M, en alles met de historische vervuiling van de voorbije jaren.” De overheid volgt het devies “meten is weten” hier echter niet.

Het is maar de vraag of men hier niet al te lichtvaardig gaat over de mogelijke economische gevolgen door industrieprocessen stil te leggen ook al is er geen bewijs dat die wel schadelijk zijn. Het feit dat de mate van uitstoot naar alle waarschijnlijk in het verleden wel schadelijk was, waarvoor 3M trouwens bereid is op te draaien, doet niet ter zake. 

Besluit

De Europese stikstof-regelgeving biedt een zekere ruimte. Wat de Vlaamse regering kan doen om deze uitdaging het hoofd te bieden is in de eerste plaats naar de uiteindelijke natuurkwaliteit kijken en niet enkel naar de specifieke stikstofuitstoot, om de geest van de Europese regels na te leven. Daarbij zet ze best zo veel mogelijk in op concrete metingen, bijvoorbeeld met een “dynamische stikstofindex”, die ook parameters zoals het weer bevat. Op die manier kunnen beperkingen voor industrie en landbouw in zo groot mogelijke mate in verhouding staan tot het gevaar voor de volksgezondheid en de zorg voor het milieu. 


De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een nieuwe webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer