Op aandringen van het Europees Hof van Justitie heeft ons land de manier waarop de belasting op een tweede woning in het buitenland wordt berekend aangepast. Door die wijziging worden tweede verblijven in binnen- en buitenland op dezelfde manier belast. Carl Vorsselmans van Nieuwbouw in Spanje, een makelaar gespecialiseerd in Spaans vastgoed, waarschuwt dat mensen met een tweede woning in het buitenland alsnog het risico lopen meer belastingen te moeten betalen dan iemand met een soortgelijke woning in eigen land.
Het is opnieuw tijd om je belastingaangifte in te vullen. Zoals ieder jaar zitten er enkele nieuwigheden in die aangifte. De opvallendste aanpassing is de manier waarop de belasting op een tweede woning in het buitenland wordt berekend. Dat nieuwe belastingregime is er gekomen nadat het Europese Hof van Justitie ons land meermaals op de vingers had getikt omdat de toenmalige regeling discriminerend was. Binnenlands vastgoed werd belast op basis van het kadastraal inkomen (KI) en voor het buitenlands vastgoed werd er gekeken naar de actuele huurwaarde. Om die discriminatie weg te werken wordt buitenlands vastgoed voortaan op basis van het KI belast.
Toch nog sprake van discriminatie
“Om het KI in het buitenland te bepalen, werkt de FOD Financiën op basis van een vragenlijst. Voor de berekening, gebruikt de fiscus een formule om de actuele verkoopwaarde om te zetten naar de verkoopwaarde die het onroerend goed gehad zou hebben in het jaar 1975. Dit bedrag vermenigvuldigt de belastingdienst vervolgens met 5,3 procent. Op basis van dat bedrag wordt de belasting berekend”, verduidelijkt Freyke Van Looveren van Nieuwbouw in Spanje aan onze redactie.
Volgens Vorsselmans is er ondanks de fiscale aanpassing toch nog sprake van discriminatie. “Wij worden over dit thema regelmatig gecontacteerd door onze klanten die toch bedenkingen hebben bij de waarde van hun KI. De vraag is of de discriminatie met het equivalent van het Belgisch KI effectief is weggewerkt”, klinkt het.
Dat komt volgens hem omdat de fiscus voor de bepaling van het KI in eigen land kan kijken naar bepaalde referentiepunten. “De fiscus beschikt echter niet over die referentiepunten in het buitenland. Wat maakt dat er bij buitenlands onroerend goed bijna uitsluitend naar de verkoopwaarde gekeken wordt”, verduidelijkt hij. “Steekproeven tonen aan dat hierdoor een tweede verblijf aan de Belgische kust met verkoopwaarde van 500.000 euro een KI heeft van zo’n 600 euro, terwijl eenzelfde woning in Spanje een KI opgelegd krijgt dat fors hoger ligt dan 1.000 euro.”
“We hebben zelfs een voorbeeld van bijna 2000 euro”, voegt hij eraan toe. “Door dit verschil in berekeningswijze wordt buitenlands onroerend goed alsnog anders belast dan het onroerend goed in België…. Waardoor de aangepaste regeling nog steeds discriminerend kan zijn.”
In beroep gaan
Van Looveren merkt ook op dat niet iedereen akkoord gaat met het KI dat de fiscus heeft vastgesteld. “Bij een geschil, heb je twee maanden de tijd om hiertegen beroep aan te tekenen. Hierbij motiveer je waarom je niet akkoord gaat en doe je een tegenvoorstel. De toegewezen ambtenaar zal vervolgens met je in onderhandeling gaan”, verduidelijkt ze.
Dat legt dan weer een ander pijnpunt bloot: kan de fiscus in zo’n geval het onroerend goed in het buitenland bezoeken? En wat met de neutrale expert die iemand kan aanstellen wanneer hij of zij niet akkoord gaat met het voorgestelde KI?
“Het is meer dan duidelijk dat ons land er nog niet volledig is in geslaagd om tegemoet te komen aan de Europese eisen, aangezien er nog steeds significante verschillen in aanpak en resultaat zijn. De Belgische wetgeving staat zeker nog niet op punt wat betreft de bepalingen van de buitenlandse KI’s”, besluit Vorsselmans.
(jvdh)