Hoe nieuwe Europese regels, ondanks alle groene ambities, de productie van waterstof kunnen afremmen

De Europese Commissie heeft onlangs documenten gepresenteerd over de criteria waaraan de productie van waterstof moet voldoen om als “hernieuwbaar” te worden beschouwd. Met name een richtlijn die in 2027 van kracht wordt – het gebruik van groene energie in hetzelfde uur als ze geproduceerd wordt – baart de sector zorgen.

Europa rekent op waterstof om zowel van het Russische gas af te komen als zijn uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Vorige week heeft de voorzitter van de Commissie, Ursula Von der Leyen, het zogenaamde REPowerEU-plan aangekondigd, waarin de Europese ambities voor de invoering van hernieuwbare energie worden geconcretiseerd. Wat H2 betreft waren de doelstellingen om tegen 2030 tien miljoen ton groene waterstof per jaar te produceren, en eenzelfde hoeveelheid in te voeren.

Sindsdien is er een nieuw document verschenen, waarin de Commissie uitlegt onder welke voorwaarden waterstof als hernieuwbare energie kan worden beschouwd. Voor de productie ervan moet de gebruikte elektriciteit natuurlijk hernieuwbaar zijn: die moet afkomstig zijn van wind of zon. De Commissie vreest echter dat een toename van de groene waterstof-productie de beschikbaarheid van duurzame elektriciteit voor andere doeleinden (zoals elektrische wagens) zou kunnen belemmeren, en het netwerk kan doen stremmen.

Een voorwaarde voor het label “hernieuwbaar” is dus het gebruik van “bijkomende” energiebronnen. Uit het document, een “gedelegeerde handeling” in EU-jargon (waarover vier weken lang overleg zal worden gepleegd), wordt door Euractiv geciteerd:

  • “Om ervoor te zorgen dat hernieuwbare waterstof uit hernieuwbare elektriciteit wordt voortgebracht, moet de productie van hernieuwbare elektriciteit (uit zonnepanelen of windmolens, red.) tegelijk plaatsvinden met het verbruik van elektriciteit voor de productie van hernieuwbare waterstof (elektrolyse, red.).”
  • “Er mag geen opstopping in het elektriciteitsnet ontstaan tussen de elektrolyser die hernieuwbare waterstof produceert en de installatie (zonnepanelen of windmolens, red.) die hernieuwbare elektriciteit produceert.”
  • Om te certificeren dat waterstofproductie en elektriciteitsverbruik op hetzelfde tijdstip plaatsvinden, moeten “waterstofproducenten aantonen dat de hernieuwbare waterstofproductie binnen hetzelfde uur plaatsvindt als de hernieuwbare elektriciteitsproductie of dat hernieuwbare elektriciteit wordt gebruikt die tijdens deze perioden ter plaatse is opgeslagen.”
  • Om als “bijkomende energiebron” te worden beschouwd, mag de energieproducerende infrastructuur niet eerder dan 36 maanden vóór de installatie van de elektrolyser in gebruik worden genomen. Als producenten een elektrolyser willen toevoegen, moeten zij dat doen binnen de twee jaar na de installatie van de eerste. Anders zal voor ook deze nieuwe apparatuur een “bijkomende energiebron” moeten worden gevonden.
  • De producenten kunnen ook toegang krijgen tot een mogelijk energieoverschot. Dat zou als volgt gaan: het energieaanbod wordt verminderd wanneer het aanbod de vraag overtreft; bij deze evenwichtsoefening zou het “overschot” naar waterstofproducenten kunnen worden gestuurd. Dat meldt, althans, het gespecialiseerde mediakanaal Recharge.
  • Producenten kunnen nog steeds groene stroom van het net kopen, via stroomafnameovereenkomsten (Power Purchase Agreements – PPA’s), die strikt gereglementeerd zijn. De energie die zij kopen moet afkomstig zijn van groene installaties, die niet eerder dan drie jaar voor de elektrolyser gebouwd zijn, en die geen Europese financiering hebben gekregen. Maar deze regel zou pas in 2027 ingaan: elektrolysers die vandaag geïnstalleerd zijn, kunnen dus de groene stroom gebruiken die op het algemene net beschikbaar is, en dat ook na 2027 blijven doen.

Al deze voorwaarden gelden voor Europese waterstofproducenten en voor degenen die in Europa H2 willen invoeren.

Alleen productie op winderige en zonnige tijdstippen?

Volgens Recharge betekenen deze voorwaarden een enorme administratieve last voor bedrijven, die minutieus zullen moeten documenteren welke elektriciteit wanneer wordt gebruikt. Maar dit is niet het grootste struikelblok.

Tot 2027 moeten de producenten bewijzen dat de groene energie wordt geproduceerd in dezelfde maand als waarin ze voor de elektrolyser wordt gebruikt (of dat de batterijen worden gevuld in dezelfde maand als waarin de groene elektriciteit wordt geproduceerd, die dan kan worden gebruikt om de elektrolysers van stroom te voorzien). Met andere woorden: nu kan uit fossiele brandstoffen geproduceerde elektriciteit nog gebruikt worden, zolang in de gemiddelde maand de hoeveelheid gebruikte groene energie maar overeenkomt met de hoeveelheid geproduceerde waterstof.

Maar vanaf 2027 zal de elektriciteit moeten worden geproduceerd in hetzelfde uur als waarin zij wordt aangewend … Een schier onmogelijke opgave: als elektrolysers worden aangedreven door de elektriciteit uit wind en/of zon, zullen ze immers lange tijd stilstaan. Denk bijvoorbeeld aan een gebrek aan zonne-energie op miezerige herfstdagen, of een windtekort op bloedhete zomerdagen.

“Wat nu voorgesteld is (…) zal de mogelijkheden van waterstofproducenten om meer dan 40 procent van de tijd te produceren in de meeste delen van Europa ernstig beperken. Tenzij projecten extreem overgedimensioneerd zijn (bijv. 1.200 MW aan duurzame energie voor een elektrolyser met een vermogen van 200 MW) en grote batterijen bevatten”, laat de handelsorganisatie Hydrogen Europe aan Recharge weten. Dit zou leiden tot (nog) duurdere waterstof.

RWE

Bij de Duitse energiegigant RWE zijn ze het daarmee eens. Vóór 2030 zou het onmogelijk worden om grote hoeveelheden van de energiedrager te produceren, merkt RWE op. “In plaats van de opmars van de waterstofeconomie te versnellen, werpt de verordening onnodige hinderpalen op”, klinkt het daar.

“Het voorstel dat elektrolysers alleen waterstof kunnen produceren wanneer de elektriciteit bijna gelijktijdig door deze nieuwe wind- en zonneparken wordt geproduceerd, is problematisch. (…) Dit betekent dat de elektrolysers tijdens elke langdurige, groene energie-loze periode zouden moeten worden stilgelegd. Dit zou leiden tot een onnodige stijging van de prijs van waterstof als gevolg van complexere bewerkingen, en het zou bijna onmogelijk zijn om een continue bevoorrading van de industrie te verzekeren”, aldus nog RWE.

Welke oplossingen?

Voor Hydrogen Europe zou het Indiase model gevolgd moeten worden, waarbij alle waterstof als hernieuwbaar beschouwd wordt zodra hij via groene stroom geproduceerd wordt, zelfs als hij via PPA’s aangekocht wordt. De groep meent, bij monde van zijn voorzitter Jorgo Chatzimarkakis, zich voor 100 procent in te zetten om de CO2-uitstoot te beperken, en geen achterpoortje in de wetgeving gevonden heeft “om fossiele brandstoffen te blijven gebruiken”.

De enige oplossing op lange termijn voor een werkelijk schone waterstofproductie is uiteindelijk de volledige overschakeling op hernieuwbare energiebronnen. In de tussentijd zal de sector tot een schikking moeten komen met de regelgevers. Zodat hij waterstof kan produceren om de koolstofuitstoot te verminderen, maar bij de productie ook niet meer CO2-uitstoot veroorzaakt.

(lb)

Meer