In de Europese Unie presteren werknemers een carrière van gemiddeld 35,7 jaar. Dat blijkt uit een studie van Eurostat, het Europees bureau voor de statistiek, over de situatie op de Europese arbeidsmarkt vorig jaar. Daarbij werd gekeken naar de carrière die een Europese vijftienjarige kon verwachten.
Tegenover het jaar voordien bleek die carrière bijna tweeënhalve maand korter te zijn geworden. Dat is volgens Eurostat een opmerkelijke vaststelling, want voor de eerste keer sinds het begin van deze eeuw kon een inkrimping van de gemiddelde Europese carrière worden opgetekend.
Virus
“De coronacrisis heeft ook een invloed gehad op de duur van de gemiddelde Europese carrière”, voeren de onderzoekers aan. “De economie moest door de uitbraak van het virus immers een versnelling lager schakelen. Dat had ook zijn invloed op de arbeidsmarkt, waar minder functies beschikbaar waren.”
“Die vaststelling heeft onder meer een aantal werkzoekenden aangezet om niet langer naar vacatures te speuren, beseffende dat de kans op succes toch heel klein zou zijn. Daardoor vielen deze personen buiten de beroepsbevolking, waardoor de verwachte duur van de gemiddelde Europese carrière is gekrompen.”
In Zweden registreerden werknemers het voorbije jaar de langste carrière van de hele Europese Unie. Een vijftienjarige Zweed moest er immers rekening mee houden dat zijn loopbaan zich in totaal over 42 jaar zou uitspreiden. In Nederland, dat in de Europese rangschikking de tweede plaats inneemt, duurt de carrière 41 jaar.
Denemarken staat met 40 uur op een derde plaats. Dit zijn ook de enige drie lidstaten van de Europese Unie waarde de verwachte duur van het beroepsleven zich over een periode van minstens veertig jaar uitspreidt. Daarna volgden Estland (39,2 jaar), Duitsland (39,1 jaar) en Finland (38,8 jaar).
België: 33,4 jaar
Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich Italië. Daar zou de carrière zich tot 31,2 jaar beperken. Italië wordt in de rangschikking voorafgegaan door Griekenland en Kroatië (beide 32,8 jaar), België (33,4 jaar) en Bulgarije (33,5 jaar).
De onderzoekers wijzen er verder op dat de genderkloof op de arbeidsmarkt van de Europese Unie de voorbije twintig jaar een stelselmatige inkrimping heeft gekend. Begin deze eeuw werkten mannen gemiddeld 7,1 jaar langer dan vrouwen. Dat verschil is inmiddels tot 4,8 jaar herleid.
Tijdens de voorbije twee decennia is de verwachte arbeidsduur voor Europese vrouwen met 4,5 jaar toegenomen. Bij hun mannelijke collega’s bleef die groei beperkt tot 2,2 jaar.
(evb)