België moet beter kunnen

In een combinatie van acht internationale rangschikkingen komt België pas op een 20e plaats, slechter dan elk van onze buurlanden en ver achter de toplanden. België moet en kan beter. Dat moet vooral via structurele hervormingen. Verschillende politieke partijen spraken de voorbije dagen ambitie uit op dat vlak. Hopelijk blijft het deze keer niet bij vrijblijvende praatjes, maar wordt er ook echt werk van gemaakt. 

De voorbije dagen pakten verschillende regeringspartijen uit met pleidooien voor structurele hervormingen. Zo kwam cd&v met 15 voorstellen om de arbeidsmarkt grondig te hervormen, terwijl premier De Croo tegen maart een pakket hervormingen voor arbeidsmarkt, pensioenen en fiscaliteit wil. De timing van dat opmerkelijke hervormingsenthousiasme is op z’n zacht gezegd verdacht. Net na het debacle rond de begroting en een rampzalige peiling voor een aantal regeringspartijen (en in de aanloop naar een heel lange verkiezingscampagne), is het wel heel makkelijk om nu af te komen met beloftes over echte hervormingen. Bovendien lijkt het weinig waarschijnlijk dat de PS zal willen meewerken. Maar toch, als er ook maar een greintje ernst achter die beloftes zit, beter laat dan nooit. België zou immers veel beter moeten kunnen dan het vandaag doet.

Geen topland 

Het heeft weinig zin om een land te evalueren op basis van één indicator. Om een goed beeld te krijgen, kun je beter kijken naar internationale vergelijkingen die rekening houden met een hele reeks indicatoren. Uit zulke analyses komt België zelden als een topland naar voor. In een combinatie van acht internationale rangschikkingen op het vlak van economie/competitiviteit, innovatie/digitalisering, welzijn/geluk en milieu/klimaat staat België pas op een twintigste plaats. Ons land doet daarmee duidelijk slechter dan elk van onze buurlanden, en blijft ver achter op de toplanden, met name de Scandinavische landen, Zwitserland en Nederland. Als we die vergelijking nog aanvullen met indicaties rond de financiële situatie, dan staat België er nog slechter voor. Volgens het IMF kijken we straks aan tegen het op één (de VS) na grootste begrotingstekort van alle klassieke industrielanden. En volgens de OESO kunnen we rekenen op een potentiële groei van amper 0,8 procent, één van de laagste onder de industrielanden en te laag om onze huidige welvaartsstaat overeind te houden. Wat we in de toekomst nog willen realiseren, zal toch vooral vanuit economische groei gefinancierd moeten worden. En 0,8 procent groei is daarvoor allicht te weinig.

Lessen van de toplanden

De combinatie van die internationale vergelijkingen en de uitdagingen die op ons afkomen wijst op een duidelijke conclusie: het moet en kan beter voor België. Verder aanmodderen met een enge focus op het dagdagelijkse crisisbeheer (en de volgende verkiezingen), ondermijnt onze toekomstige welvaart. Het idee ‘never waste a good crisis’ werd de voorbije jaren vlotjes genegeerd. Per saldo werd allicht zelfs eerder in de verkeerde richting ‘hervormd’, met onder meer structureel zwakkere overheidsfinanciën en een zwaardere vergrijzingsfactuur. De weg om die toekomstige welvaart veilig te stellen en te versterken, loopt via structurele hervormingen van de arbeidsmarkt, de fiscaliteit, de regulering, de pensioenen, … En onze beleidsmakers moeten daarvoor niet op zoek naar spectaculair originele voorstellen, ze kunnen gewoon een voorbeeld nemen aan de best practices in Scandinavië, Zwitserland en Nederland. Wat daar kan, zou hier ook moeten kunnen.      


Bart Van Craeynest is Hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer