Door enkele Afrikaanse staten die om dringend geld verleden zitten, wordt de Chinese president Xi Jinping als een echter redder bestempeld, maar dat heeft er mee voor gezorgd dat grote delen van Afrika momenteel onder zware schulden gebukt gaan. De projecten bezorgen China bovendien belangrijke baten, want het land krijgt vaak toegang tot belangrijke bronnen en ziet kansen voor zijn eigen bedrijfsleven en arbeidsmarkt.
“China is momenteel de belangrijkste handelspartner van Afrika,” aldus de Zwitserse krant Le Temps. “De Verenigde Staten staan op de tweede plaats. Het voorbije jaar bereikte de Chinese handel met het Afrikaanse continent een bedrag van 170 miljard dollar. Dat betekende een stijging van 14 procent tegenover het jaar voordien.”
“Berekeningen leerden dat China tijdens het eerste anderhalve decennium van deze eeuw aan Afrika ook in totaal 94 miljard dollar heeft geleend. Daarmee konden onder meer 6.200 kilometer spoorlijnen en 5.000 kilometer wegen worden aangelegd. Dat heeft de Afrikaanse schuldenlast echter tevens explosief doen toenemen.”
Terugbetaling
Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) worden in Afrika al vijf landen worden geconfronteerd met een schuldenlast die tot een faillissement zou kunnen leiden. Op korte termijn zouden daar nog eens negen andere landen op het continent moeten worden aan toegevoegd.
Kenia heeft inmiddels een schuld van meer dan 40 miljard euro, die bovendien voor 72 procent aan China is gebonden. In Djibouti bedraagt de schuld, die voor 82 procent in Chinese handen zit, meer dan 84 procent van het bruto binnenlandse product. Ook in Zambia en Congo-Brazzaville is de schuldenlast – vooral aan China – tot een bedreigend niveau gestegen.
Deze financiële problemen zet vele Afrikaanse landen onder een zware druk. Indien ze hun financiële verplichtingen niet kunnen nakomen, dreigt de aangelegde infrastructuur in Chinese handen te vallen. Op die manier kregen Chinese operatoren onder meer in Djibouti de containerterminal Doraleh aan de Rode Zee in handen.
Politiek
Yun Sun, onderzoekster aan het Brookings Institute, wijst er bovendien op dat vele leningen van China aan Afrikaanse landen door grondstoffen worden gedekt. In Angola kreeg China daardoor toegang tot de oliewinning, terwijl in de Democratische Republiek Congo de ontginning van koper en kobalt aan Chinese ondernemingen werd toegewezen. In Guinea gebeurde hetzelfde met aluminium.
“Achter deze garanties gaat nog een ander probleem schuil,” benadrukt Le Temps. “Indien de prijzen van de grondstoffen dalen, nemen de kosten van de schulden toe. Op die manier hebben de dalende olieprijzen de voorbije jaren de verplichtingen van Angola aan China nog gevoelig doen oplopen.”
“Bovendien moet ermee rekening worden gehouden dat de leningen vooral ten goede komen van Chinese bedrijven en arbeidskrachten. Een groot gedeelte van de projecten die met de leningen worden gerealiseerd, worden immers door Chinese ondernemingen met Chinese werknemers uitgevoerd.”
“Ook politiek laat de Chinese ondersteuning zich gelden,” aldus nog Le Temps. “China heeft er op die manier immers kunnen voor zorgen dat alle Afrikaanse landen – met uitzondering van Swaziland – hun diplomatieke banden met Taiwan hebben verbroken.”