Deze week ging in het Schotse Glasgow de zogenaamde “COP26”-klimaatconferentie van de Verenigde Naties van start. Opvallende afwezigen daarbij zijn de leiders van China en Rusland, wat geen verrassing mag heten. Zo deed China geen al te ambitieuze “klimaat” – beloften en besliste het land ook om 220 miljoen ton extra steenkool per jaar te produceren, iets wat niet bepaald zorgt voor een daling van de CO2-uitstoot. Dit is een stijging van bijna 6 procent ten opzichte van 2020. China is nu al meer steenkool aan het opgraven en verbranden dan de rest van de wereld gecombineerd.
In een toespraak op de VN-conferentie haalde de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula Von der Leyen, uit naar China en Rusland, waarbij ze stelde dat ze “graag had gezien dat China en Rusland hier aanwezig waren geweest” en ze er bij China op aandrong “ambitieuzer te zijn en te tonen wat ze gaan doen”.
Het is niet alleen China dat verslaafd is aan steenkool. In heel Azië, waar 60% van de wereldbevolking woont en de helft van de wereldwijde industriële productie plaatsvindt, is het gebruik van steenkool toegenomen in plaats van afgenomen, als gevolg van de vraag naar energie. Ook in de VS is steenkool de op één na meest gebruikte brandstof voor de opwekking van elektriciteit, terwijl het ook voor sommige Europese landen van cruciaal belang blijft.
Meer dan 90% van de 195 projecten voor nieuwe steenkoolcentrales vinden plaats in Azië. “We kunnen niet enkel afhankelijk zijn van zonne- en windenergie”, stelde een hoge ambtenaar van het Indiase overheidsbedrijf voor de opwekking en distributie van elektriciteit van de deelstaat Tamil Nadu, de op één na meest geïndustrialiseerde van India, tegen Reuters. De deelstaat is een van India’s grootste producenten van hernieuwbare energie. Het bouwt echter ook de meeste steenkoolcentrales in het land.
Ook Japan zet in op steenkool door zeven grote nieuwe kolencentrales te bouwen. Het is van plan 30 nieuwe kernreactoren te herstarten, maar dat kost tijd.
Kernenergie blijft de grote boeman
In Europa stappen zowel België als Duitsland af van kernenergie. Om stroompannes te voorkomen zijn beide landen van plan meer gebruik te maken van gas “gedurende de transitie” – ondanks het feit dat dit de politieke invloed van Rusland vergroot. Dit beleid wordt gesteund door de Groenen in beide landen, die fel gekant zijn tegen kernenergie. Het is eigenlijk ook altijd geweest waar internationale conferenties zoals COP26 op hebben aangedrongen: geen gas, geen olie, geen steenkool of bruinkool, geen kernenergie, maar hernieuwbare energiebronnen. Ondanks alle overheidssteun zijn hernieuwbare energiebronnen echter nog steeds slechts een marginale energiebron. De zogenaamde “transitie” kan dus veel langer duren dan beloofd.
In 2019 was slechts 11% van de wereldwijde energie afkomstig van hernieuwbare technologieën. Die omvatten waterkracht, zonne-energie, windenergie, geothermische energie, bio-energie alsook golf- en getijdenenergie. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen energie en elektriciteitsopwekking. Bij dat laatste doet hernieuwbaar het iets beter, maar de elektriciteitssector is slechts goed voor slechts 17% van het totale globale energieverbruik.
In de afgelopen decennia is de wereldwijde uitstoot van CO2-emissies blijven stijgen, ondanks COP26 -achtige bijeenkomsten en de bijna sektarische aandacht voor fenomenen zoals Greta Thunberg. Terwijl er in het Westen wel een bescheiden vermindering van de CO-uitstoot was, pompten de opkomende economieën steeds grotere hoeveelheden CO2 in de atmosfeer.
Buitensporige aandacht voor zonne- en windenergie biedt weinig soelaas
Kortom, pogingen om CO2 te verminderen zijn tot nu toe op een mislukking uitgelopen. De buitensporige aandacht voor zonne- en windenergie – aangezwengeld door beleidsmakers in internationale instellingen – heeft hier weinig soelaas geboden. Het bestempelen van kernenergie – wat de EU nu eindelijk lijkt te overwegen – als een nuttige energiebron om de CO2-uitstoot te verminderen, is eigenlijk niets meer dan het erkennen van de realiteit.
Wind- en zonne-energie hebben steeds een soort “back-up” nodig wanneer de wind niet waait en de zon niet schijnt, gezien de beperkte capaciteit van batterijen. Daarvoor zijn er eigenlijk drie opties: steenkool, gas en kernenergie. Van die drie vermijdt enkel kernenergie ook CO2-uitstoot. Kortom, men kan zich moeilijk zorgen maken over CO2-emissies zonder kernenergie als mogelijke oplossing te onderzoeken.
Voorstanders van de nucleaire industrie worden enkel toegelaten in de “Blauwe Zone” van de bijeenkomst
Ondanks de hysterie, zoals de secretaris-generaal van de VN die op COP26 verklaarde dat landen “hun eigen graf delven” door fossiele brandstoffen te gebruiken en dat “falen een doodvonnis is”, schuiven de organisatoren van COP26 de optie “kernenergie” nadrukkelijk terzijde. Voorstanders van de nucleaire industrie worden enkel toegelaten in de “Blauwe Zone” van de bijeenkomst, in plaats van in de openbare “Groene Zone”, waar bedrijven meer zichtbaarheid genieten.
Rafael Mariano Grossi, directeur-generaal van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA), zei ook het volgende over de vorige klimaatconferentie: “Tijdens COP25 waarschuwde men mij om niet eens aanwezig te zijn.” Dit alles ondanks oproepen van onder meer de “American Nuclear Society”, die 10.000 nucleaire ingenieurs, wetenschappers en technologen vertegenwoordigt, om kernenergie niet te bevoordelen maar gewoon te behandelen “op een gelijk speelveld met andere schone energietechnologieën”.
De olie-industrie is nog een nog minder aantrekkelijk lot beschoren. De organisatoren van COP26 legden oliebedrijven zoals Equinor, Shell en BP een volledig verbod op om een actieve rol te spelen op de VN-conferentie, die zij hadden aangeboden te helpen sponsoren. Het is eens te meer een bewijs van de sektarische stemming op dit soort conferenties, wanneer bedrijven die de nucleus van ons energiesysteem vormen, buiten het debat over het CO2-vrij maken van de economie worden gehouden.
COP9
Het ziet er niet veel beter uit op een andere, vergelijkbare internationale conferentie, “COP9” genaamd – georganiseerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), ditmaal in Den Haag. Deze zogenaamde “negende zitting van de conferentie van de partijen” (COP9) bij het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (WHO FCTC) vindt plaats in de marge van de tweede zitting van de vergadering van de partijen (MOP2) bij Protocol tot uitbanning van illegale handel in tabaksproducten. De bedoeling is te bespreken hoe roken kan worden bestreden, hoe de groeiende illegale tabaksmarkt aan te pakken en hoe om te gaan met nieuwe, opkomende alternatieven voor schadelijke tabak, zoals “e-sigaretten”, oftwel “vaping”.
De WHO heeft niet bepaald een geweldige staat van dienst als het gaat om volksgezondheid en meer in het bijzonder als het gaat om de aanpak van de Covid-19-crisis. Kortom, het heeft levens op het spel gezet en tegelijkertijd ernstige economische schade veroorzaakt.
Taiwan staat volledig buitenspel
Ondanks het feit dat Taiwan eind december 2019 waarschuwde dat er een nieuwe ziekte was opgedoken in de Chinese stad Wuhan, bleef de Wereldgezondheidsorganisatie de stellingen van China herhalen dat er niet veel aan de hand was. De vice-president van Taiwan, Chen Chien-jen, zelf epidemioloog, wees er daarbij op dat “geen van de door de [door] ons land gedeelde informatie wordt geplaatst” op de website van de WHO bestemd voor de uitwisseling van gegevens over epidemieën. Het Franse dagblad Le Monde onthulde dat China en zijn bondgenoten met succes bij de WHO wisten te lobbyen in januari 2020 om Covid-19 niet tot wereldwijde pandemie uit te roepen. China wist er dus niet enkel in te slagen Taiwan uit te sluiten van de WHO, maar wist de internationale organisatie ook te betrekken bij pogingen om informatie over de uitbraak van Covid19 te onderdrukken. Dit ondanks het feit dat China slechts 0,21% bijdraagt aan de financiering van de WHO.
In mei 2020 betreurde microbioloog Herman Goossens, coördinator van het EU-platform voor epidemieën, de aanpak om de aanbevelingen van de WHO op te volgen, door te stellen: “We hadden naar andere landen moeten kijken. Naar Taiwan of Zuid-Korea. Landen die het virus onder controle hebben gehouden, dankzij een beleid van onmiddellijk en gericht testen, in combinatie met doorgedreven contactonderzoek en de isolatie van besmette personen. Taiwan plaatste begin januari al besmette personen systematisch in quarantaine. Maar het is geen lid van de WHO en stond niet op onze radar. Wanneer we hier over enkele maanden op terugkijken, zullen we verzuchten: jongens toch, we hadden die lockdown kunnen voorkomen.”
Liever geen dissidente stemmen
Net als COP26 staat de COP9 conferentie van de Wereldgezondheidsorganisatie niet bepaald open voor dissidente stemmen, laat staan voor “stakeholders” die het debat zouden kunnen informeren. In 2016 werden tijdens de vorige conferentie, COP7 in India, protesterende tabaksboeren, die alleen maar om transparante besluitvorming vroegen, opgepakt en ver weg gebracht van de plaats waar de conferentie plaatsvond.
Net als in Glasgow op COP26, zal op COP9 de industrie niet welkom zijn. Niet alleen tabaksboeren of -fabrikanten, maar ook vertegenwoordigers van de kleinhandel of toeleveringsindustrie worden buitengesloten. In feite gaan beleidsmakers vooral tegen zichzelf praten, met inbreng van NGO’s wel om de echokamer te voeden.
Geheimdoenerij en uitsluiting door de WHO
In een artikel uit 2018 voor “Fordham International Law Journal” neemt Gregory Jacob, die betrokken was bij de onderhandelingen over het WHO-kaderverdrag over tabak, als adviserend advocaat van het Amerikaanse ministerie van Justitie, “geheimdoenerij en uitsluiting” door WHO bij de uitvoering van dat kaderverdrag onder de loep. Hij merkt op:
“Men kan zich nauwelijks voorstellen dat men probeert vakbonden (of zakelijke belangen) uit te sluiten van deelname aan de Internationale Arbeidsorganisatie (“ILO”), alleen omdat zij een economisch belang hebben bij de zaken die worden besproken. Economische belangen moeten natuurlijk steeds op transparante wijze worden bekendgemaakt, zodat belangenconflicten kunnen worden opgespoord en in overweging genomen bij het uitstippelen van beleid, maar het is onzinnig als beleidsmakers zich volledig afsluiten van nuttige bronnen van gegevens en informatie”.
Daarbij herinnert hij er ook aan hoe Dr. Vera da Costa e Silva, een leidende figuur tijdens de vorige COP conferentie in Delhi, kleine tabakstelers “boosaardig” noemde, waarbij Jacob erop wees dat “zelfs dergelijke benadeelde groepen recht op participatie en vereniging hebben, die worden gegarandeerd door (onder meer) de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens”.
Last but not least, vermeldt hij ook dat “het voor de meest extreme voorstanders van de tabaksbestrijding niet voldoende was om aan de tabaksindustrie gelieerde groepen het zwijgen op te leggen, zodat zij hun stem in beleidsdebatten niet meer konden laten horen. Deze voorstanders (…) eisten (vaak met succes) dat zelfs iedere regeringsfunctionaris of internationale organisatie die op enigerlei wijze contact heeft met de tabaksindustrie moet worden gemeden, geïsoleerd, en uitgesloten van deelname aan de procedures”.
Stelt u zich de verontwaardiging eens voor als bijvoorbeeld Vietnam en Pakistan, echte centra voor textielproductie, zouden worden uitgesloten van besluitvorming over internationale arbeidsnormen. Het is daarom misschien niet verwonderlijk dat de WHO – met deze nogal bedenkelijke aanpak van democratische besluitvorming – zo dicht bij het autoritaire China staat.
Ook Interpol wordt geweerd
In het verleden werd zelfs Interpol verhinderd om input aan te leveren aan de COP-conferenties van de WHO over de bestrijding van de illegale handel in tabaksproducten. Nochtans is dat nu wel een onderwerp waarover Interpol wel wat expertise heeft, maar kennelijk was samenwerking met de tabaksindustrie over opsporing van smokkel de motivatie om Interpol te weren.
Een andere verontrustende kwestie is dat – volgens Jacob – de conclusies van de beraadslagingen in COP9 en de daaraan voorafgaande internationale topconferenties “geen informatie geven over welke organisaties of delegaties de belangrijkste drijfveren waren voor het beleid dat uiteindelijk werd aangenomen, wat de ondersteunende redenen waren, wie dissidente standpunten naar voren bracht, of waarom die standpunten niet werden weerhouden”.
Vaping
Ook als het gaat om het beleid op vlak van vaping, kiest de WHO voor een eenzijdig negatieve benadering. Op zich is dat een intellectueel verdedigbaar standpunt, maar de afkerige houding ten opzichte van dissidente stemmen binnen het beslissingsproces van de organisatie speelt hier allicht een rol. Anders gaat het er alleszins aan toe in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, waar voorstanders en tegenstanders beide veel meer ruimte krijgen. Alles verbieden wat ook maar in de verste verte op roken lijkt, mag dan intellectueel aantrekkelijk lijken voor een kind, in de echte, complexere wereld is dat misschien niet de beste aanpak om het aantal rokers te verminderen.
Het heeft er in ieder geval toe geleid dat door de meer empirisch onderbouwde aanpak, het Verenigd Koninkrijk nu waarschijnlijk het eerste land ter wereld zal worden waar vaping zal kunnen worden voorgeschreven als middel voor rokers om te stoppen met roken, dit als resultaat van grondig onderzoek naar de voor- en nadelen. Misschien zal de Britse aanpak uiteindelijk verkeerd uitpakken, maar het is tenminste het resultaat van een fatsoenlijk debat, niet van een besluit dat genomen is in een eenzijdige echokamer van een schimmige internationale organisatie zoals de WHO.
Helaas lijkt de aanpak van de Europese Unie, net zoals dat het geval is voor het klimaatbeleid, dichter bij de eerder sektarische benadering van de WHO te liggen. Zo werd het adviescomité van de EU dat zich over vapingbeleid moet uitspreken al beschuldigd om selectief om te gaan met bewijsmateriaal en bijvoorbeeld bagatelliseert hoe vaping mensen helpt om te stoppen met roken. Het mag niet verbazen.