Het centrum van de wereldwijde olieraffinage verschuift steeds verder naar Azië. De coronacrisis heeft die trend nog versneld. Dat zeggen analisten van het persbureau Thomson Reuters, eraan toevoegend dat die verschuiving onder meer in de Verenigde Staten en Europa tot een toenemend aantal sluitingen heeft geleid.
Er is volgens de analisten sprake van een dubbel fenomeen. Enerzijds is er een verschuiving van de raffinagecapaciteit van Noord-Amerika en Europa naar Azië. Daarnaast is er echter ook de vervanging van oudere, kleinere raffinaderijen door moderne mega-infrastructuur met een hogere verwerkingscapaciteit.
Financiële crisis
‘Het resultaat van deze evoluties is een golf van sluitingen,’ aldus Thomson Reuters. ‘In eerste instantie duiken daarbij problemen op bij raffinaderijen die de vorige sluitingsgolf in de uitloop van de financiële crisis meer dan een decennium geleden slechts ternauwernood overleefden.’
‘Sinds de financiële crisis twaalf jaar geleden stagneert of daalt het brandstofverbruik – als gevolg van efficiëntieverbeteringen – in het grootste deel van Noord-Amerika, West-Europa en Japan,’ merken de analisten op. ‘Raffinaderijen in deze regio’s vechten om hun aandeel in een krimpende markt te beschermen.’
‘Daardoor wordt echter hun winstgevendheid ondermijnd. Het probleem van de overcapaciteit kon tijdens periodes van sterke economische groei nog worden gemaskeerd, maar elke economische dalperiode bracht de knelpunten steeds opnieuw aan de oppervlakte.’
‘In Azië is de brandstofconsumptie de voorbije tien jaar daarentegen sterk gestegen,’ betogen de experts. ‘De Golfregio, India en China hebben zich daarbij als de drie centrale clusters opgeworpen. Deze regio’s waren de voorbije tien jaar verantwoordelijk voor meer dan twee derde van de wereldwijde groei in de olieconsumptie.’
‘Azië en het Midden-Oosten vertegenwoordigen inmiddels 43 procent van de wereldwijde raffinagecapaciteit. Dat komt nagenoeg overeen met het aandeel van 44 procent dat deze markten in de wereldwijde olieconsumptie hebben. Op het einde van de voorbije eeuw lagen die percentages rond 33 procent.’
Meerwaarde
De Aziatische raffinaderijen in Azië hebben in het algemeen een sterker concurrentievermogen. Omdat de installaties dichter bij sterke groeimarkten liggen, kunnen ze ook op grotere volumes worden voorzien, terwijl ze tevens met meer moderne en verfijnde apparatuur zijn uitgerust. Dat biedt aanzienlijke schaalvoordelen op.
In de jaren zestig en zeventig van de voorbije eeuw werden raffinaderijen voorzien op een verwerkingscapaciteit van minstens 100.000 vaten per dag. Sinds de eeuwwisseling is dat minimumvolume opgetrokken tot 300.000 vaten.
Nieuwe megaraffinaderijen worden bovendien vaak gebouwd met geïntegreerde petrochemische eenheden, waardoor ze ook meer activiteiten met een hogere toegevoegde waarde aankunnen. Hierdoor kunnen ze uit dezelfde grondstoffen tegen lagere kosten een groter pakket waardevolle producten halen.
Daardoor kunnen de Aziatische raffinaderijen hun concurrenten in Noord-Amerika en Europa uit de markt duwen. De oudste, kleinste en minst complexe raffinaderijen zijn hierdoor onrendabel geworden. Het resultaat is een golf van sluitingen van raffinaderijen. Vaak wordt een deel van de installaties – aanlegsteigers, tankparken en pijpleidingen – tot importterminals omgebouwd.
De meeste sluitingen van raffinaderijen vonden de voorbije jaren plaats in Noord-Amerika en Europa, maar ook kleinere, oudere installaties in andere delen van de wereld – waaronder Australië en de Filippijnen – werden getroffen.