Vrijdag vergaderen de staatshoofden en regeringsleiders van de EU. Op de agenda 2 onderwerpen: de post-Brexit handelsrelatie en het door de EC voorgestelde herstelplan van 750 miljard euro. Merkel zal op de videoconferentie aankondigen inzake het laatste onderwerp nog voor het zomerreces tot een akkoord te willen komen. Berlijn neemt per 1 juli het EU-voorzitterschap over en wil zijn volle gewicht in de schaal leggen om snel tot een akkoord te komen.
Tijdens de videoconferentie zullen andermaal de ‘vrekkige vier’ tegenover de rest van de EU komen te staan. Het gaat om Nederland, Oostenrijk, Denemarken en Finland. Zij zijn wel bereid leningen toe te staan aan de zuiderse landen van Europa, die hardst door de coronacrisis werden getroffen (met Spanje en vooral Italië als vragende partij). Maar ze willen daarbij niet weten van mutualisering van schulden.
In een bijdrage aan de Franse krant Les Echos werpt Dominique Strauss-Kahn een interessante kijk op het parcours van Italië binnen de eurozone. Waarbij de eeuwige discussie tussen Noord en Zuid centraal staat.
Strauss-Kahn is de voormalige chef van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Hij werd in 2011 gedwongen tot ontslag nadat hij was gearresteerd voor de vermeende verkrachting van een personeelslid van het Sofitel in New York. Hij verbleef toen een tijd in de gevangenis van Rikers Island, alvorens hij een akkoord sloot met het dienstmeisje.
‘DSK’, zoals hij in Frankrijk bekend staat, werd aan het hoofd van het IMF vervangen door zijn landgenote Christine Lagarde. Zij staat ondertussen aan het hoofd van de Europese Centrale Bank. Voor Strauss-Kahn zelf betekende ‘de affaire Sofitel’ het einde van zijn politieke carrière.
Volgens hem is het nooit eindigende debat tussen ‘de vrekkige vier’ en het financieel onverantwoordelijke Italië veelal gebaseerd op onzin.
DSK geeft daarbij twee voorbeelden.
1. Op budgettair vlak heeft Italië van niemand lessen te krijgen
DSK: ‘Tussen 1995 en 2019 heeft Italië – met uitzondering van 2009 – jaar na jaar een begrotingsoverschot geboekt (zie grafiek Ameco onder). Met andere woorden heeft de Italiaanse overheid jaar na jaar meer geld binnengekregen dan het heeft uitgegeven. Indien de interestbetalingen worden uitgesloten, weliswaar. In dezelfde periode boekte Duitsland budgettekorten in 1995-1996, 2001-2005 en 2009-2010. Nederland deed het nog slechter. Zelfs in 2012-2013, in volle eurocrisis, kon de regering van Mario Monti een overschot van 2 procent van het bbp voorleggen. Dat alles terwijl de besparingspolitiek volgens Monti zelf ‘de binnenlandse vraag vernietigde en de crisis uitdiepte’.
2. De vaak vermelde hoge staatsschuld van Italië (133 procent van het bbp) verbergt een ander fenomeen
Hier moet volgens DSK ook de schuldgraad van de gezinnen mee in de berekening worden opgenomen. Die schuldgraad ligt veel hoger in de landen van de zogenaamde ‘vrekkige vier’ dan in Italië. Er moet dus wel degelijk een onderscheid worden gemaakt tussen de openbare schulden en de schulden die de gezinnen torsen. Maar uiteindelijk is het de som van beide schulden die weergeeft hoeveel een land meer uitgeeft dan het produceert.
Wanneer enkel naar de schulden van de gezinnen wordt gekeken scoort Italië veel beter dan Finland, maar vooral Nederland en Denemarken, die alle privé-schulden torsen die een pak hoger liggen dan die van de Italiaanse gezinnen (zie grafiek Les Echos).
Worden zowel de schulden van de overheid als die van de gezinnen samengeteld, dan torsen de ‘vrekkige vier’ een schuld van gemiddeld 260 procent van het bbp, terwijl de zuiderse landen een schuld van 220 procent van het bbp hebben. De spaarzaamste landen zijn dus niet degene die er graag voor doorgaan.
Strauss-Kahn besluit door te stellen dat er slechts twee opties overblijven: ofwel groeien de landen van de eurozone naar elkaar toe, ofwel houdt de euro op te bestaan.