Key takeaways
- De G7-landen bespreken het verlagen van het prijsplafond voor Russische olie.
- De Europese Unie en Groot-Brittannië leiden de inspanningen om het plafond te verlagen van 60 dollar naar 45 dollar per vat.
- De positie van de Verenigde Staten blijft onzeker: sommige senatoren pleiten voor een lager plafond, maar minister van Financiën Scott Bessent is sceptisch.
Er zijn besprekingen gaande tussen de G7-landen over een mogelijke verlaging van het prijsplafond voor Russische olie. In de oorspronkelijke overeenkomst werd de limiet vastgesteld op 60 dollar per vat, maar de dalende wereldwijde olieprijzen hebben dit niveau grotendeels ondoeltreffend gemaakt. De Europese Unie en Groot-Brittannië nemen het voortouw om het plafond te verlagen, mogelijk tot 45 dollar per vat, met steun van andere Europese G7-leden en Canada.
Positie van de Verenigde Staten
De positie van de Verenigde Staten blijft onzeker. Sommige Amerikaanse senatoren, waaronder Lindsay Graham, pleiten voor een lager prijsplafond en meer sancties tegen Rusland, maar minister van Financiën Scott Bessent is sceptisch over de noodzaak van een verandering. De uitkomst van deze discussies zal van cruciaal belang zijn wanneer de G7-leiders op 15-17 juni in Canada bijeenkomen.
Inspanningen van de EU
Ondanks de onzekerheid over de betrokkenheid van de VS, geloven de EU en haar bondgenoten dat ze effectief een lager prijsplafond kunnen afdwingen. De dominantie van Groot-Brittannië in wereldwijde scheepvaartverzekeringen en de invloed van de EU op tankers die zich aan de westerse regels houden, zorgen voor een hefboomeffect. Bovendien beginnen de huidige inspanningen om de Russische schaduwvloot van tankers aan te pakken een impact te hebben op de inkomsten van Moskou, wat een terugkeer naar handel binnen de vastgestelde prijsplafonds zou kunnen stimuleren.

