Bijna drie op de vier Belgische werknemers wil vakantiedagen opsparen voor later in hun loopbaan. 56 procent wil dit zogenaamde ‘loopbaansparen’ gebruiken om vroeger met pensioen te gaan. Dat blijkt uit een bevraging van hr-dienstenbedrijf Acerta bij 2.000 werkende Belgen.
De wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk creëerde een wettelijk kader voor loopbaansparen. Het laat werknemers toe om extralegale verlofdagen en overuren op te sparen om die later in de loopbaan als verlof op te nemen. Dat geeft hen bijvoorbeeld de gelegenheid om langere adempauzes in te lassen of iets eerder met pensioen te gaan.
Loopbaansparen is een mogelijke oplossing voor werknemers die door de coronacrisis heel wat overuren gepresteerd hebben, of die er niet in slagen om al hun extra vakantiedagen vóór het einde van het jaar op te nemen. Zo moesten veel Belgen volgens Acerta eind vorig jaar nog veel verlofdagen verplicht dat jaar opnemen, met operationele problemen voor de bedrijven in kwestie tot gevolg.
73 procent van de 2.000 ondervraagde werkende Belgen zou graag loopbaansparen. Meer dan de helft (56%) van wie erin geïnteresseerd is, wil de opgespaarde tijd gebruiken om de pensioendatum te vervroegen.
Nog niet mogelijk in de zorg
In de zorg, de sector die tijdens deze coronacrisis het zwaarst op de proef gesteld wordt, is loopbaansparen nog niet mogelijk. Volgens Acerta moet in 2021 nagedacht worden of het ook daar niet kan geïmplementeerd worden. In het regeerakkoord formuleerde de regering al een oproep richting sociale partners om loopbaansparen voor elke werknemer toegankelijk te maken.
De sectoren waarin het loopbaansparen momenteel al is geactiveerd en waarin ondernemingen een ondernemings-cao kunnen sluiten, zijn onder meer de scheikundige nijverheid, de petroleumnijverheid en het paritair comité 200, de aanvullende sector voor de bedienden. Die laatste categorie omvat een kwart van alle bedienden in België.