Achter de stormloop op de staatsbon schuilt een ontnuchterende waarheid: de Belg blijft bereid om aan koopkracht in te boeten, zolang hij zijn geld ergens veilig kan parkeren.
De essentie: Het overweldigende succes van de staatsbon toont aan dat de Belg nog altijd veiligheid bovenop rendement verkiest. Door te kiezen voor veiligheid boeten de Belgen aan koopkracht in.
In cijfers: De staatsbon brengt meer op dan eender welk spaarboekje, maar dat betekent nog niet dat je koopkracht voldoende wordt beschermd. De overheidsobligatie gaat gepaard met een rente van netto 2,81 procent. De Belgische inflatie daarentegen bedroeg in juli 4,14 procent. Dat betekent dus dat het reële rendement, bij een ongewijzigde inflatie, uitkomt op -1,33 procent. Per 1.000 euro die je belegt in de staatsbon, verlies je dus 13,3 euro aan koopkracht.
Risico’s nemen om koopkracht te beschermen
Oplossing: Wie zijn koopkracht wil beschermen, moet andere horizonten opzoeken. Op lange termijn kan je dat doen door te beleggen in aandelen, ETF’s of beleggingsfondsen. Al staat niet iedereen te springen om een deel van zijn geld te beleggen. De Belg blijft van nature risicoschuw. Maar ook de overheid treft schuld.
- België moedigt met de eenjarige staatsbon de Belg aan om geen risico’s te nemen, en zichzelf dus te verarmen. Zo heeft Vincent van Peteghem (cd&v), minister van Financiën, de roerende voorheffing op de staatsbon tijdelijk verlaagd van 30 naar 15 procent.
- “Het is goed dat de minister van Financiën de banken kietelt met een staatsbon met hogere rente. Maar het versterkt de risicoloze cultuur en de verschraling van de financiële sector”, schrijft econoom Geert Noels in een column voor De Tijd.
- Ook sparen wordt fiscaal aangemoedigd. Zo moet je op de eerste 980 euro (op de gereglementeerde spaarboekjes) aan interesten geen roerende voorheffing betalen. Op alles boven dat plafondbedrag ben je de fiscus een belasting van 15 procent verschuldigd, wat dus – net zoals bij de eenjarige termijnrekening – een gunsttarief is.
- Voorts schrikt de complexe fiscaliteit van de beleggingsproducten ongetwijfeld heel veel potentiële beleggers af. Zo moet je rekening houden met allerhande belastingen, waaronder taks op beursverrichtingen en de Reynders-taks bij beleggingsfondsen.
Ironisch genoeg wil de minister de fiscaliteit net vereenvoudigen. In de blauwdruk voor een fiscale hervorming, die Van Peteghem in de zomer van 2022 heeft voorgesteld, lezen we dat hij alle vermogensinkomsten wil belasten, dus ook de spaaropbrengsten. Daar staat tegenover dat hij de fiscale vrijstelling, die nu enkel is voorbehouden voor de gereglementeerde spaarboekjes, wil uitbreiden naar alle vermogensinkomsten. In die blauwdruk sprak de minister van een vrijstelling tot 6.000 euro.
- Die fiscale hervorming is weliswaar op niets uitgedraaid. Bedoeling was om die voor het zomerreces klaar te hebben. Het is dus nog maar de vraag of er effectief nog een vereenvoudiging van de fiscaliteit van de vermogensinkomsten komt.
- Sinds een aantal jaar kunnen aandeelhouders wel een deel van de roerende voorheffing op de dividenden terugvorderen. Je kunt tot 240 euro van de betaalde belastingen terugkrijgen, oftewel hetgeen je betaalt op de eerste 800 euro aan dividenden.
- In tegenstelling tot de fiscale vrijstelling van het spaarboekje gebeurt dat niet automatisch. Je moet vrijstelling voor de dividenden aanvragen via de personenbelasting.
(evb)