Ruim dertig kilometer ten noordoosten van de hoofdstad Pyongyang ontwikkelt het technologiecentrum Pyongsong zich steeds meer tot het Sillicon Valley van Noord-Korea. Dat zegt Philippe Pons, correspondent van de Franse krant Le Monde in Japan. De stad, die inmiddels 280.000 inwoners telt, lijkt een broeikas van een nieuwe Noord-Koreaanse economie en de wieg van een nieuwe kaste handelaars en ondernemers te worden.
Pyongsong is volgens Pons – dankzij de combinatie van een concentratie aan onderzoeksinstituten en een nieuw platform voor distributie – uitgegroeid tot een wetenschappelijk centrum en een draaischijf van een nieuwe economische ontwikkeling in het land, waarbij geprobeerd wordt om het centraliserende Noord-Koreaanse beleid met marktmechanismen te combineren.
Nieuwe socialisme
“Pyongsong is een van de speerpunten van het nieuwe Noord-Koreaanse socialisme,” beklemtoont Pons. De stad werd door voormalig partijleider Kim Il-Sung – de grootvader van huidig heerser Kim Jong-Un – gekozen als thuisbasis van de National Academy of Sciences en het Energy Research Center.
Deze instituten hebben in hun spoor een uitgebreide reeks onderzoeksinstellingen gecreëerd. Op die manier kan Pyongsong zonder meer het Noord-Koreaanse Silicon Valley worden genoemd. Al deze entiteiten zouden op een dag moeten samenwerken met speciale economische zone Unjong, gewijd aan technologisch innovatie, die enkele kilometer verder wordt opgetrokken.
“Deze organisaties stellen meer dan zesduizend mensen tewerk,” benadrukt Pons. “In Pyongsong was ook een centrum voor de assemblage van ballistische raketten gevestigd. Daar werd de Hwasong-15 gebouwd, een intercontinentale raket die anderhalf jaar werd gelanceerd vanaf een locatie in de buurt van de stad.”
“Deze langeafstandsraket was de jongste toevoeging aan een wapenarsenaal waarmee Noord-Korea zichzelf tot een kernmacht kon uitroepen. Het assemblagecentrum werd in juni vorig jaar echter ontmanteld. Net zoals in Pyongyang zijn ook in Pyongsong de propagande-affiches niet langer meer gewijd aan de strijd tegen het Amerikaanse imperialisme, maar aan de economische toekomst.”
Groothandelsmarkt
Pyongsong is sinds het midden van de jaren negentig ook de groothandelsmarkt van Pyongyang geworden. Er worden met vrachtwagens en treinen allerlei goederen aangevoerd. Maar er zijn ook venters die met de trein uit de Chinese stad Dandong komen om hun goederen in Noord-Korea te verkopen.
Onder meer levensmiddelen, cosmetica, luxegoederen en huishoudelijke apparaten worden in Pyongsong verkocht. Men vindt er ook producten uit Zuid-Korea, waarbij de plaats van herkomst onleesbaar is gemaakt. Hoewel Pyongsong al vier jaar toegankelijk is voor buitenlanders, blijven de groothandelsmarkt en magazijnen voor bezoekers verboden terrein.
De economische activiteit heeft in Pyongsong een nieuwe kaste van handelaars en ondernemers gecreëerd. Op die manier is een micromanagement ontstaan in sectoren zoals handel, transport, diensten en lichte industrie. De stad ligt dicht bij Pyongyang en is gemakkelijk bereikbaar. Terwijl binnenlandse reizen gereguleerd blijven, is het relatief eenvoudig geworden om naar Pyongsong te reizen. Hierdoor is de stad een contactpunt geworden tussen de groothandel en hun vertegenwoordigers in Pyongyang, die vrij naar Pyongsong heen en weer kunnen reizen.
Pyongsong is volgens sommige Zuid-Koreaanse media een zetel geworden van transportbedrijven, die enigszins als particuliere entiteiten kunnen worden beheerd. “Rijke ondernemers hebben in Noord-Korea en China een netwerk voor financiële transfers uitgebouwd. Velen hebben in de buurt van hun onderneming ook een eigen woning gebouwd,” aldus Pons.
“Dit zou verklaren waarom de prijzen van onroerend goed in de regio sterk zijn gestegen. De lokale burgemeester zegt in dat kader alleen dat de toenemende bevolkingsdichtheid problemen creëert voor de watervoorziening en het afvalbeheer.”
Een deel van de bevolking van Pyongsong vertegenwoordigt een embryonale middenklasse, die op een fatsoenlijke levensstandaard kan terugvallen. Daarnaast is er een nieuwe rijke elite.
Deze vermogende bevolkingsgroepen kunnen ook terecht in vestigingen van de apothekersketen PyongSu Pharma, die in het begin van de eeuw door de Zwitserse farmagroep Paracelsus werd opgericht en inmiddels filialen heeft in Pyongyang, Pyongsong, Hamhung en Nampo. De rest van de Noord-Koreanen heeft nauwelijks toegang tot geneesmiddelen. Zij moeten zich behelpen met Chinese medicijnen, die vaak namaak blijken, of met traditionele lokale geneeswijzen.