De Europese automarkt heeft het zwaar: de verkoop blijft ver achter bij de verwachtingen. Vooral elektrische auto’s vinden minder gretig aftrek dan gehoopt, met als gevolg dat meerdere fabrieken inmiddels hun deuren moesten sluiten.
Toch blijft de verkoop van elektrische auto’s gestaag groeien. Volgens ACEA-cijfers haalden batterij-elektrische modellen in de eerste acht maanden van 2025 al een marktaandeel van bijna 16%, tegenover 12,6% een jaar eerder. Europa wordt dus steeds elektrischer. En dat is logisch, want fiscale voordelen maken EV’s aantrekkelijker en steeds meer steden weren auto’s met een verbrandingsmotor (soms zelfs zeer abrupt). Tussen januari en augustus 2025 werden 1.132.603 nieuwe elektrische auto’s geregistreerd, goed voor 15,8% van de markt. Opvallend: 62% van die verkoop van auto’s met tractiebatterij zit geconcentreerd in slechts drie landen, met Duitsland (+39,2%), België (+14,4%) en Nederland (+5,1%) als koplopers.
Ook vertragingen
Andere landen hinken achterop in deze transitie, vaak door een zwakkere economie of doordat automobilisten de technologie nog wantrouwen. Dat geldt voor Griekenland, Portugal en… Italië. Al kan het in dat laatste geval snel omslaan: de regering trekt namelijk geld uit voor aankoopsteun, zij het uitsluitend voor kleine modellen.
In Italië kosten instapmodellen van elektrische auto’s tegenwoordig nauwelijks meer dan een topfiets. Zo zakt de prijs van de Dacia Spring – normaal 17.900 euro – dankzij de nationale premie en een fabriekskorting naar slechts 3.900 euro. De Leapmotor T03, een compacte EV van het Chinese merk dat onder Stellantis valt, gaat van 18.900 naar 4.900 euro. Een bijna onwaarschijnlijk scenario dat doet denken aan vijftien jaar geleden, toen België aankoopsubsidies gaf voor kleine auto’s met lage CO₂-uitstoot: modellen als de Nissan Pixo of Suzuki Alto waren toen ook voor rond de 5.000 euro te koop. Alleen waren dat geen elektrische auto’s, waardoor het Italiaanse plaatje vandaag nog spectaculairder oogt.
Complex mechanisme
Deze twee modellen zijn de eerste die volop profiteren van het nieuwe Italiaanse programma om het wagenpark te vernieuwen. Het plan richt zich op het vervangen van meer dan tien jaar oude, vervuilende auto’s en moet de overstap naar volledig elektrisch versnellen. Tegelijk hoopt de regering wellicht dat Italianen zo de fabrieken van Stellantis op eigen bodem draaiende houden. Alleen wringt daar meteen het schoentje: zowel de Spring als de T03 rollen niet van Italiaanse, maar van Chinese productielijnen.
Maar hoe kan de prijs zó belachelijk laag uitvallen? Dat komt door een overheidssubsidie van 11.000 euro, maar die geldt enkel onder strikte voorwaarden: gezinnen moeten minder dan 30.000 euro per jaar verdienen, in een stad van minstens 50.000 inwoners wonen én een auto van Euro 5 of ouder laten slopen. Voor huishoudens met een inkomen tot 40.000 euro bedraagt de premie tot 9.000 euro.
En dat is nog niet alles: bovenop de overheidssubsidie komen ook kortingen van de fabrikanten zelf. Dacia geeft 3.000 euro extra korting op de Spring, terwijl Leapmotor zijn catalogusprijs met hetzelfde bedrag verlaagt – nog vóór de premie wordt toegepast. Zo ontstaan prijsniveaus die West-Europa nooit eerder heeft gezien voor emissievrije auto’s.
Straks een prijzenoorlog?
Leiden deze stuntaanbiedingen tot een prijzenoorlog in Italië? Waarschijnlijk niet. Andere merken lijken weinig zin te hebben om mee te trekken in de strijd. Fiat biedt zijn in Turijn gebouwde 500e weliswaar aan vanaf 9.950 euro in plaats van 23.900 euro, maar dat tarief geldt alleen bij een lening met een rente van 12,9%. Daardoor oogt de kleine Italiaan meteen een stuk minder aantrekkelijk dan de spotgoedkope concurrenten van Dacia en Leapmotor.
De Europese merken zijn natuurlijk argwanend voor een neerwaartse prijsspiraal die hun marges zou aantasten (precies wat eerder in China gebeurde tijdens de prijzenoorlog). Ondertussen profiteren de Spring en de T03 van hun lagere productiekosten dankzij hun Chinese wieg. Leapmotor zet er nog een schepje bovenop met provocatieve slogans als: ‘Goedkoper dan een fiets’. Daarmee speelt het merk rechtstreeks in op het gevoelige thema van koopkracht, dat de laatste maanden niet alleen in Italië hoog is opgelopen.
Italiaanse markt blijft achter
Wat wordt de impact van dit initiatief van de regering-Meloni? Met een marktaandeel van amper 5,2% in 2025 blijft Italië ver achter bij het EU-gemiddelde. De regering trekt 597 miljoen euro uit om de transitie te versnellen. Lijkt dat wat aan de magere kant? Is het ook. Het programma loopt slechts tot juni 2026 en zou volgens schattingen hooguit 60.000 extra inschrijvingen opleveren, een schijntje tegenover de 1,55 miljoen auto’s die in 2024 in Italië werden verkocht. Toch fungeert dit plan ongetwijfeld als proefproject, dat door andere Europese landen met argusogen zal worden gevolgd.

