Onderzoekers maken tijdsschema voor uitfasering olie en gas: “Rijke landen dienen snelst te stoppen met productie”

Rijke landen moeten over twaalf jaar stoppen met de productie van olie en gas om de wereld 50 procent kans te geven een verwoestende klimaatverandering te kunnen voorkomen. Arme naties zouden tot het midden van de eeuw de tijd moeten krijgen om dezelfde ingrepen te doen. Dat is de boodschap van een onderzoek van het Tyndall Center for Climate Change Research van de Manchester University, in opdracht van het International Institute for Sustainable Development.

Deze balans zou volgens de studie, uitgevoerd in achtentachtig landen die samen 99,97 procent van de wereldwijde productie van olie en gas vertegenwoordigen, de eerlijkste manier vormen om met het gebruik van fossiele brandstoffen te stoppen.

Enorme verschillen

“Het is inmiddels duidelijk dat er snel een einde moet worden gemaakt aan de economie die op fossiele brandstoffen is gebaseerd”, merkt onderzoeksleider Kevin Anderson, professor klimaatverandering aan de Manchester University, op.

“Tegelijkertijd is het echter van essentieel belang dat deze stappen op een eerlijke en billijke manier gebeuren. Er zijn enorme verschillen in het vermogen van landen om de productie van olie en gas te beëindigen, terwijl ze toch een levendige economie kunnen behouden en een rechtvaardige transitie voor hun burgers kunnen organiseren.”

Uit het rapport bleek dat veel armere naties door een snelle uitstap uit de productie van olie en gas economisch en politiek verlamd zouden raken. Rijkere landen zouden het zich daarentegen kunnen veroorloven de productie van fossiele brandstoffen stop te zetten en toch relatief welvarend te blijven.

“in de Verenigde Staten vertegenwoordigen de opbrengsten uit de productie van olie en gas 8 procent van het bruto binnenlandse product”, verduidelijken de onderzoekers. “Maar ook zonder die inkomsten zou het Amerikaanse bbp per hoofd van de bevolking nog altijd ongeveer 60.000 dollar bedragen.”

“Dat zou nog altijd het tweede hoogste niveau van de hele wereld zijn. Anderzijds zijn landen zoals Zuid-Soedan, de Republiek Congo en Gabon slechts kleine producenten van olie en gas, maar ze hebben weinig andere economische inkomsten en zouden door een snelle transformatie dan ook worden verwoest.”

Weinig actie

“In vele rijke landen wordt klimaatrechtvaardigheid echter alleen verbaal ondersteund”, waarschuwt Anderson. “Er wordt nagenoeg geen enkele ernstige poging ondernomen om dat concept ook in praktijk toe te passen.”

Om de wereldwijde opwarming van het klimaat tegen midden deze eeuw tot maximaal 1,5 graad Celsius te beperken, moeten volgens het rapport negentien landen, die samen 35 procent van de wereldwijde productie olie en gas vertegenwoordigen, die activiteit al over twaalf jaar volledig stoppen.

Landen in deze categorie zijn onder meer de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Canada, Australië en de Verenigde Arabische Emiraten. Vervolgens zouden verschillende categorieën landen de daaropvolgende jaren geleidelijk de ontginning en verwerking van fossiele brandstoffen moeten beëindigen.

Dat hele proces zou tegen het midden van deze eeuw moeten afgerond wanneer ook de laatste vijfentwintig landen, die samen 11 procent van de wereldwijde productie vertegenwoordigen, de industrie zouden stilleggen. Naties in deze groep zijn onder meer Irak, Libië, Angola en Zuid-Soedan.

“Uit de studie bleek dat armere landen, zelfs met dit tijdschema, financiële steun nodig zouden hebben om de overgang te maken als ze een enorme economische en politieke omwenteling willen voorkomen”, stippen waarnemers echter aan.

“Een snelle en rechtvaardige uitfasering van olie en gas is met de tijdschema’s die in dit rapport worden voorgesteld nog steeds mogelijk, op voorwaarde dat rijke landen aanzienlijke financiële, technische en politieke steun bieden en de schulden van arme naties kwijtschelden.”

(evb)

Meer