De wereldwijde offshore windenergie zal het volgende decennium een gemiddelde groei met 16,2 procent per jaar laten optekenen. Eind vorig jaar had de sector 23,2 gigawatt offshore windenergie geïnstalleerd, maar dat zal tegen eind volgend decennium oplopen tot 142 gigawatt. Dat blijkt uit een rapport van het onderzoeksbureau GlobalData.
Tijdens de volgende jaren zal de sector, die zich momenteel in belangrijke mate in West-Europa concentreert, verder over de hele wereld uitzwermen.
Hornsea
Groot-Brittannië is momenteel wereldwijd marktleider in offshore windenergie. Het land heeft op dit ogenblik een marktaandeel van 35 procent. Zeven van de tien grootste offshore windturbineparken bevinden zich dan ook in Britse wateren. Deze zeven locaties nemen bovendien meer dan 74 procent voor hun rekening van de capaciteit die de tien grootste sites kunnen leveren.
De top vijf bestaat verder uit Duitsland (28 procent), China (19 procent), Denemarken (6 procent) en België (5 procent). Deze vijf landen vertegenwoordigen momenteel samen bijna 93 procent van de geïnstalleerde offshore windkracht..
Het grootste offshore windmolenpark van de wereld is het Britse Hornsea Project One (1.029 megawatt) voor de kust van Hull. Daarna volgen de Walney Extention (659 megawatt) en de London Array (630 megawatt).
Het Nederlandse Project Gemini (600 megawatt) is het grootste offshore windmolenpark dat geen Britse vlag draagt. De top tien eindigt met de parken Binhai Beiqu in China (500 megawatt) en Borkum-Riffgrund II (465 megawatt) in Duitsland.
China
Tegen eind volgend decennium zal die rangschikking volgens GlobalData echter een sterke verschuiving kennen. Dan zal China het marktleiderschap hebben overgenomen, gevolgd door Groot-Brittannië, Duitsland, de Verenigde Staten en Nederland.
‘De offshore windenergie begint zich tot een wereldwijde industrie te ontwikkelen,’ zegt Ankit Mathur, energiespecialist bij GlobalData. ‘Onder meer landen zoals Taiwan, Zuid-Korea en de Verenigde Staten zullen de volgende jaren belangrijke investeringen laten optekenen.’
De groei wordt volgens Mathur gedragen door verdere technologische ontwikkelingen, een sterkere logistieke ondersteuning, de verbeterde toegang tot investeringen en de aanhoudende kostenverlagingen.