De OESO, de organisatie van de welvarende economieën, heeft een stand van zaken opgemaakt van het Belgische milieubeleid. Ook de maatregelen om de klimaatdoelstellingen te bereiken werden geëvalueerd. Een ding is zeker: België zit in een benarde positie.
De OESO zegt dat België sinds het vorige rapport van 2007 resultaten heeft geboekt op vlak van milieubeheer. Zo zijn de uitstoot van broeikasgassen en lucht- en waterverontreiniging afgenomen. Tot zover de goede punten.
België heeft op veel andere gebieden de doelstellingen voor 2020 niet gehaald en zal deze naar verwachting ook niet halen in 2030. De luchtverontreiniging is nog steeds erg indrukwekkend, vooral wat betreft stikstofdioxide. In Brussel ligt het niveau nog steeds boven de limieten van de Europese Unie.
De toestand van het water is ook een grote rode stip in het OESO-rapport. Slechts 2 procent van het oppervlaktewater (rivieren en meren etc.) is gezond. Als rekening wordt gehouden met het grondwater, voldoet slechts 37 procent van het water aan de OESO-criteria. Er worden twee belangrijke oorzaken genoemd: bevolkingsdichtheid en het gebruik van pesticiden in de landbouw. België zal moeten proberen oplossingen te vinden om de Belgische wateren te beschermen.
De Belgische energiemix gaat helemaal in tegen de Europese Green Deal. Hoewel de kernuitstap al in 2003 werd gestemd, is er nooit sprake geweest van een echt vervangingsbeleid. Vandaag, enkele jaren voor de sluiting van de centrales, is de enige oplossing die België heeft gevonden het bouwen van gascentrales. Hierdoor wordt onze energiemix een van de meest vervuilende in Europa.
Belgische samenwerking
Het OESO-rapport belicht ook de Belgische werkpunten, zaken die moeten veranderen om een doeltreffend milieu- en klimaatbeleid te bekomen. Zo wordt er gewezen naar de politieke puzzel van ons land. De verschillende machtsniveaus – federaal, gewesten, gemeenschappen en gemeentes – werken onvoldoende samen om het milieu te beschermen. Er is een nationaal energie- en klimaatplan waarin de federale en regionale bijdragen aan klimaatdoelstellingen zijn vastgelegd. ‘De versnippering van bevoegdheden en het ontbreken van een onafhankelijke coördinerende instantie belemmeren de ontwikkeling van een gemeenschappelijke langetermijnvisie en de implementatie van samenhangend beleid’, aldus het rapport.
Dat kon de federale minister van Milieu Zakia Khattabi (Ecolo) vanmorgen alleen maar bevestigen in de uitzending van La Première. ‘Aan Vlaamse kant is het debat vervuild door een nationalistische agenda die niet wil laten doordringen dat we nog kunnen samenwerken.’
Elke regio gaat in zijn eigen tempo en neemt verschillende maatregelen. Een bedrijf dat over het hele grondgebied opereert, moet zich aanpassen aan de richtlijnen van zowel Wallonië, Brussel als Vlaanderen. Dit helpt de bedrijven allesbehalve op weg naar schonere productie.
De coronacrisis heeft bewezen dat onze overheden in staat zijn om een samenwerking tot stand te brengen tussen de verschillende machtsniveaus – op enkele uitzonderingen na, zoals de avondklok. De ministers van de gewesten, de gemeenschappen en de federale overheid kwamen meerdere keren per week samen om te beslissen over de te nemen maatregelen. Dit is dus mogelijk voor het klimaat.
Maar daarvoor, en om de doelstellingen voor 2030 te halen, zou milieu en klimaat prioritair moeten worden in België. ‘Tot nu toe zijn milieukwesties altijd in de marge van het beleid gebleven. Eerst moesten er groei en banen komen, om dan de negatieve effecten op het milieu en het klimaat te verzachten. Nu moeten ze centraal komen in het beleid’, zei Hans Bruyninckx, directeur van het Europees Milieuagentschap, tegen Le Soir. Voor hem zijn de klimaatdoelstellingen haalbaar als ze de prioriteit worden van de verschillende Belgische regeringen.
Belasten
In de aanbevelingen om het milieubeleid te verbeteren, stelt de OESO voor om nieuwe belastingen in te voeren. De organisatie adviseert onder meer om het belastingbeleid op zware vrachtwagens uit te breiden naar lichte voertuigen. De auto’s van particulieren en bedrijven zouden dus worden belast op basis van hun massa, hun uitstoot van schadelijke stoffen en de afgelegde kilometers.
Een ander idee zou zijn om bedrijven die niet toetreden tot het koolstofhandelssysteem zwaarder te belasten. Ter herinnering: dit Europese systeem geeft een bepaald quotum aan CO2-uitstoot aan een grote meerderheid van bedrijven, vooral autofabrikanten. Als deze bedrijven hun quota overschrijden, moeten ze emissierechten terugkopen van andere bedrijven, die veel minder CO2 hebben uitgestoten dan toegestaan. Op deze manier betalen vervuilende bedrijven om te vervuilen. Maar niet alle bedrijven zijn in dit systeem opgenomen en betalen dus niet voor hun uitstoot. De OESO stelt daarom voor om een belasting in te voeren om dat evenwicht tussen bedrijven te herstellen.
Naast belastingen stelt de organisatie ook voor om de steun voor vervuilende sectoren te verminderen. België is bijvoorbeeld een van de landen die de voorkeur geven aan bedrijfswagens. Het zou daarom interessant zijn om deze subsidies te verlagen. De federale overheid heeft al beslist om vanaf 2026 nieuwe bedrijfswagens met thermische motoren te verbieden, alleen elektrische of waterstofauto’s zullen worden toegelaten. Een goed initiatief maar er moet nu gehandeld worden om de doelstellingen te behalen, volgens de OESO.
Al dit geld dat via belastingen en verminderde subsidies wordt opgehaald, moet uiteraard opnieuw worden gebruikt om in het milieu te investeren. Dit varieert van hernieuwbare energie tot duurzaam openbaar vervoer, inclusief het verbeteren van de energie-efficiëntie van Belgisch vastgoed.
Biodiversiteit
Nog een werkpunt waar de OESO op wijst is het beheer van de biodiversiteit in België. In België wordt 33 procent van de maritieme soorten, 30 procent van de vogels en 20 procent van de planten en zoogdieren bedreigd. Dit is een van de slechtste resultaten in Europa, volgens de OESO.
België moet erin slagen om tegen 2030 de natuur op 10 procent van zijn grondgebied te beschermen. Maar volgens de krant Le Soir voldoet slechts 1 procent van het Waalse grondgebied en 2 procent van het Brusselse en het Vlaamse grondgebied aan de criteria. Met de intensieve landbouw en de bevolkingsgroei wordt het voor ons land moeilijk om zo’n aanzienlijke verschuiving te realiseren, ondanks alle Natura 2000-gronden die rond de eeuwwisseling zijn opgelegd.
België moet dus echt een bocht van 180 graden maken als het nog kans wil maken om over 9 jaar de doelstellingen van de Europese Unie te bereiken en een positiever rapport te ontvangen in de volgende OESO-analyse.
(tb)