Een ernstige pensioenhervorming is één van de belangrijkste opdrachten voor de huidige federale regering. De financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel veilig stellen, moet daarbij een cruciaal element zijn. Totnogtoe lijkt er evenwel amper aandacht daarvoor.
Nu corona terug alle aandacht opeist, dreigt het structurele beleidswerk opnieuw ondergesneeuwd te raken. Een van de belangrijkste werven voor deze federale regering blijft de al veel langer noodzakelijke hervorming van de pensioenen. Al van bij de start kondigde deze regering een grote pensioenhervorming aan. Minister van pensioenen Lalieux pakte in september uit met haar plannen, maar die vielen zodanig licht uit dat premier De Croo het pensioendebat meteen uitstelde tot december. De vraag wordt ondertussen of er nog iets in huis komt van een ernstige pensioenhervorming.
Noodzakelijke hervorming
Dat ons pensioenstelsel bijgestuurd moet worden, daar is al geruime tijd weinig discussie over. Er rammelt wel wat:
- De Belgische pensioenen zijn gemiddeld genomen niet genereus, maar evenmin overdreven laag. Volgens de OESO ligt het gemiddelde netto-pensioen op 66 procent van de netto-inkomsten voor pensioen. Dat is duidelijk lager dan bijvoorbeeld in Nederland (80 procent) of Oostenrijk (90 procent), maar hoger dan het Europese gemiddelde (63 procent). Wel zijn er in België grote verschillen tussen de verschillende pensioenstelsels.
- Tussen de verschillende pensioenstelsels zijn er enorme verschillen. In 2019 was het gemiddelde bruto-pensioenbedrag voor zelfstandigen 941 euro per maand, voor loontrekkenden 1.324 euro en voor statutaire ambtenaren 2.795 euro. Die historisch gegroeide verschillen vallen vandaag niet meer te verantwoorden.
- Het pensioendossier gaat vandaag over een budget van 55 miljard euro. Door de veroudering van de bevolking komt daar tegen 2050 nog eens 13 miljard in euro’s van vandaag bij in een optimistisch scenario. Ter illustratie: dat komt overeen met het huidige budget voor defensie, openbare orde en veiligheid en huisvesting. Als het wat tegenvalt met de toekomstige economische groei kan de extra pensioenfactuur dubbel zo hoog oplopen.
- Gemiddeld stoppen we in België nog altijd te vroeg met werken. Volgens de OESO ligt de gemiddelde effectieve pensioenleeftijd op 61 jaar. Dat is bij de laagste onder de industrielanden. In Nederland is dat 64 jaar, in Zweden 66 jaar. Dat relatief vroeg stoppen wordt meer en meer een probleem voor de financiële houdbaarheid van het hele systeem.
De financiering op langere termijn is vandaag niet gegarandeerd, en zou dus een cruciaal element moeten zijn van elke (poging tot) pensioenhervorming.
Verkeerde richting
De beslissingen van deze regering in het pensioendebat waren totnogtoe gericht op het uitbreiden van de pensioenrechten: hoger minimumpensioen en hogere pensioenen voor zelfstandigen. Ook de voorstellen van Lalieux gingen verder op die weg, o.m. het recht op een minimumpensioen vanaf tien gewerkte jaren. Voor de financiering verwees de minister enkel naar de federale beleidsdoelstelling om de werkzaamheidsgraad op te krikken tot 80%. Dat is extra cynisch omdat deze regering totnogtoe amper maatregelen nam om ook effectief meer mensen aan het werk te krijgen.
Ook binnen het pensioenstelsel is bijsturing mogelijk om rechten en plichten beter op elkaar af te stemmen, zoals het rationaliseren van de vrijgestelde periodes (periodes waarin niet gewerkt wordt, maar toch pensioenrechten opgebouwd worden), het harmoniseren van de verschillende pensioenstelsels (via het aftoppen van de hoogste ambtenarenpensioenen) en het versterken van kapitalisatie in de pensioenfinanciering. Daarnaast moet het pensioenstelsel er ook op gericht zijn om meer mensen langer aan het werk te houden. Het louter verhogen van de officiële pensioenleeftijd zal op dat vlak niet volstaan.
Met combinaties van dat soort maatregelen kan de financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel op langere termijn versterkt worden. Helaas kwamen dat soort maatregelen in de pensioenplannen van deze regering nog niet aan bod. De federale regering dreigt op die manier één van haar belangrijkste zelfgekozen doelstellingen, met name een ernstige pensioenhervorming, te laten liggen.
De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten