Hoe protectionistisch is het Europese milieubeleid?

De Europese Commissie kwam de afgelopen jaar met steeds meer klimaat- en milieubeleid op de proppen, waarbij voorzitter Ursula von der Leyen en haar vice-voorzitter Frans Timmermans zich ontpopten als ware groene zeloten. Het is echter maar de vraag of al die maatregelen wel zo effectief zijn en ook of ze niet eerder neerkomen op het creëren van steeds meer handelsbarrières, om zo een dam op te werpen tegen buitenlandse concurrentie. 

Zo is er het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS), waarbij ondernemingen hun recht om CO2 uit te stoten kunnen verhandelen. In de praktijk komt dit neer op een Europese klimaattaks, die uiteindelijk door de consument wordt betaald. Een kniesoor die opmerkt wat dit zal kosten. Voldoen aan de strenge CO2-reductiedoelstellingen van het internationale klimaatakkoord van Parijs zal vanaf 2030 immers jaarlijks 1 à 2.000 milard kosten, maar de temperatuurstijging slechts met 0,027 °C zou verminderen, aldus de Deense econoom Björn Lomborg. Hij is van mening dat de schaarse middelen beter kunnen worden gebruikt voor hulp aan slachtoffers van natuurrampen, en wat betreft preventie, is de CO2-neutrale energiebron kernenergie uiteraard een evidentie.

In plaats daarvan breiden de Europese regeringen nu echter de feitelijke Europese klimaattaks uit. Vorige maand stemde het Europees Parlement om de ETS-regeling uit te breiden tot de bouw- en transportsector. Die waren voorheen vrijgesteld. Huishoudens zullen dit rechtstreeks voelen.

Vlaams Parlementslid Maurits Vande Reyde, een eenzame liberale stem bij Open VLD, stelt hierover: “De nieuwe Europese Timmertaks op verwarming en autorijden kost de Vlaming 250 euro per jaar. Gaat rechtstreeks naar nieuwe overheidsuitgaven. Het wervend Europees economisch project van vroeger wordt steeds meer een belastingsdrama met nog meer overheidsbeslag. Niet mijn Europa.» 

Dit nieuwe beleid bevat bovendien ook maatregelen om de consumenten te compenseren voor deze door de EU zelf veroorzaakte kosten. Er zal een “sociaal klimaatfonds” van 87 miljard euro worden opgericht, dat diezelfde EU-consumenten in hun hoedanigheid van belastingbetalers zullen moeten ophoesten.

Het Franse Europarlementslid Pascal Canfin, de voorzitter van de milieucommissie van het Parlement, noemde de uitbreiding van het ETS aanvankelijk een “politiek suïcidaal” voorstel, maar steunde het vervolgens toch. Veelzeggend allemaal, zeker vanwege iemand die nu wel in de fractie van Macron zit maar oorspronkelijk uit de groene beweging komt.

Protectionisme ter compensatie van falend beleid

Een andere compensatie voor de uitbreiding van de Europese klimaatbelasting van de EU, is nieuw Europees protectionisme. Met een nieuwe klimaatheffing op imports – het zogenaamde “Carbon Border Adjustment Mechanism” of CBAM – die in 2026 van kracht wordt, wil de EU de Europese industrie compenseren voor het concurrentievermogen dat zij dankzij de Europese heffingen op CO2 verliest. Ondanks protesten van de handelspartners van de EU dat dit in strijd is met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), gaat men er gewoon mee door.

Dit beleid komt voort uit hetzelfde economische beleidsmatige analfabetisme dat ten grondslag ligt aan het experimentele energiebeleid van Europa. Dit houdt in dat de binnenlandse productie van fossiele brandstoffen geleidelijk wordt stopgezet zonder dat er een betrouwbaar en kosteneffectief substituut voor wordt gevonden. Samen draagt dit bij tot het risico van Europese “deïndustrialisatie“. 

Daarbovenop zijn er nog voorbeelden van EU-klimaatbeleid dat wordt gebruikt voor protectionistische doeleinden. De onlangs voorgestelde «Net Zero Industry Act» van de EU, bijvoorbeeld, moet ervoor zorgen dat de belangrijkste groene technologieën tegen 2030 een lokaal marktaandeel van 40% veroveren. Het beleid is deels een reactie op de Inflation Reduction Act van de regering Biden – wetgeving die, met bepaalde uitzonderingen, fiscale steun voor “groene” investeringen voorbehoudt aan Noord-Amerikaanse mijnbouwers en fabrikanten. Het ene kwaad maakt het andere natuurlijk niet goed. 

Volgens Francisco Beirão, hoofd van EU Government Affairs bij een bedrijf dat zonneprojecten ontwikkelt en beheert, is het Europese voorstel “zeer protectionistisch” en ingegeven door angst voor concurrentie van de VS en China. Ook de voormalige Zweedse premier Carl Bildt heeft gewaarschuwd dat de reactie van de EU dreigt uit te monden in “grof protectionisme en dirigisme”. En zelfs Bruegel, een EU-beleidsdenktank met nauwe banden met de Europese Commissie, veroordeelde dit voorstel van de EU als “ongegeneerd protectionistisch” aangezien “het doel is de invoer van specifieke industrieproducten op vrij grote schaal te vervangen”.

Bloomberg-columnist David Fickling merkt daarenboven op dat het groene protectionisme van de EU uiteindelijk “het tempo van de overgang naar hernieuwbare energiebronnen zal vertragen, door de kosten voor ontwikkelaars van hernieuwbare energiebronnen en kopers van elektrische voertuigen op te drijven”, en dat alles “in een poging om kleinschalige Europese industrieën voor de productie van groene energie te beschermen”. Met andere woorden, de groene revolutie eet haar eigen kinderen op.

Steeds meer bureaucratie voor imports naar de EU

Enigszins onder de radar gebleven zijn ook de nieuwe EU-regels om ontbossing tegen te gaan, net goedgekeurd door het Europees Parlement. Die verplichten bedrijven ervoor te zorgen dat in de EU verkochte producten niet tot ontbossing hebben geleid. In de praktijk betekent dit in de eerste plaats voor importeurs van palmolie uit Zuidoost een heleboel extra bureaucratie. De maatregel wekt er dan ook veel woede op, en brengt zelfs de handelsbetrekkingen in gevaar. 

In wezen heeft de aanpak weinig zin. Palmolieproducenten in landen als Maleisië en Indonesië hebben net al veel vooruitgang geboekt op vlak van ontbossing, althans volgens het World Resources Institute, een in 1982 opgerichte internationale NGO die zich met het project “Global Forest Watch” hierop richt. Certificeringsregelingen, bedoeld om ervoor te zorgen dat de palmolieproductie duurzaam is, zijn er al goed ontwikkeld. Een recent voorbeeld van dergelijke inspanningen is hoe ’s werelds grootste producent van gecertificeerde duurzame palmolie, het Maleisische bedrijf Sime Darby, zich ertoe heeft verbonden een gebied van 400 hectare in het land te herbebossen, als onderdeel van een duurzaamheidsprogramma.  

Anderzijds blijft ontbossing in andere delen van de wereld, zoals Brazilië, wel degelijk een probleem, maar de oorzaak is daarvoor te vinden bij het ontbreken van een goede bescherming van eigendomsrechten. Het opleggen van nieuwe bureaucratie kan er simpelweg toe leiden dat bijvoorbeeld Maleisië zijn palmolieproducten – die dus al aan duurzaamheidseisen worden onderworpen – niet meer naar de EU exporteert, iets waarmee Maleisië heeft gedreigd, terwijl in het geval van Brazilië de kern van het probleem niet wordt aangepakt. 

Volgens de Financial Times gaat het gerucht dat Europese producenten van oliezaden achter deze nieuwe EU maatregel zitten. De EU legde eerder ook al antidumpingtarieven op aan Indonesische biodiesel, voordat een WTO-panel deze illegaal verklaarde, alsook op andere producten die van palmolie zijn gemaakt. Dit alles ondanks het feit dat palmolie minder land nodig heeft dan veel van de alternatieven.  

Groene dogma’s onder druk? 

Een belangrijke recente ontwikkeling is dat de centrumrechtse Europese Volkspartij in het Europees Parlement nu wel haar steun voor sommige van de zogenaamd “groene” beleidsmaatregelen van de EU-Commissie van Ursula von der Leyen opgeeft, ondanks het feit dat zij zelf tot de EVP behoort. Een van de redenen is de bezorgdheid dat zaken zoals de voorgestelde Europese «natuurherstelwet» – ook in Vlaanderen zwaar gecontesteerd – maar liefst 10 procent van de landbouwgrond in de EU uit productie zou nemen. Dit alleen al bewijst hoe sterk de Europese Commissie onder de invloed staat van de – vaak door diezelfde Europese Commissie gefinancierde – groenlinkse lobby. 

Ook interessant dat in Duitsland, de grootste EU-lidstaat, de stemming aan het keren is. Zoals een commentaarstuk op TheRepublic.de, een opiniemedium dat nauw aanleunt bij de centrum-rechtse CDU het stelt: 

«De laatste maanden zijn er tekenen dat de stemming in het land verandert. De hoogdagen van de Groene Partij in de federale en deelstaatregeringen lijken voorlopig voorbij; in sommige peilingen liggen de Groenen al achter op de AfD. Ook de populariteit van [de groene Minister van Milieu en Energie] Robert Habeck keldert, en de burgers trekken zich steeds meer terug uit het door extreem links aangevoerde klimaatdebat.»

Ook in ons land doen de groene partijen het steeds minder goed in de peilingen en lijken de verkiezingen in 2024 op een afstraffing uit te draaien. Niettemin wordt op Europees niveau groen beleid uitgetekend dat de bakens voor jaren uitzet. De ervaring met het stikstofdossier leert dat men de invloed van het Europees regelgevend kader enkel kan onderschatten. Met de nieuwe groene regels die er aan komen, dreigt Europa bovendien onze vitale export- en importsector te treffen. Dat het maar snel 2024 is.


Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer