De Nederlandse verkiezingsuitslag is een laatste waarschuwing voor de Europese Unie 

De overwinning van de Nederlandse “boerenpartij” BoerBurgerBeweging (BBB) bij de Provinciale Statenverkiezingen was nog groter dan verwacht. Volgens de laatste zetelprojecties zou de partij vanuit bijna niets zo maar even 17 van de 75 zetels veroveren in de Nederlandse Eerste Kamer, meer dan tweehonderd jaar geleden opgericht op vraag van de Belgische adel.

De finale samenstelling van de Eerste Kamer kennen we pas in mei. Het zijn immers de Provinciale Statenleden die dan de samenstelling bepalen. Soms stemmen zij strategisch op coalitiegenoten, om zo meerderheden te behouden, en die meerderheden zullen nu worden gevormd.

Ook al heeft de Eerste Kamer minder macht dan de Tweede Kamer, en zij bijvoorbeeld geen wetsvoorstellen kan amenderen, is de instelling toch nodig om wetten goed te keuren. Het kabinet-Rutte IV – bestaande uit de centrumrechtse VVD van Premier Mark Rutte, het centrumlinkse D66 van Sigrid Kaag, de Christendemocratische CDA en de Christenunie – had sowieso al geen meerderheid in de Eerste Kamer, maar met 32 zetels had het wel uitzicht op de minimale meerderheid van 38, waarbij het niet zo moeilijk was om steun te verwerven vanuit de oppositie. 

Het einde van Rutte IV?

Volgens een aantal projecties zou het kabinet nu terugvallen op 22 tot 23 zetels, waarbij de sociaal-democratische PVDA en de groenen 14 tot 15 zetels zouden binnenhalen. Beide partijen – binnenkort misschien zelfs gefuseerd – hebben al aan Rutte voorgesteld om hem – mits concessies –te ondersteunen in de Eerste Kamer, maar het wordt dus heel krap om eventueel op die manier nog tot maart 2025 voort te doen, wanneer de volgende verkiezingen voor de Tweede Kamer zich aandienen. 

Met wat politiek gesjacher met de provinciale coalities slaagt Rutte er misschien nog wel in om een zetel of twee extra binnen te halen, en wie weet benut hij ook de twee zetels van het Eurofederalistische partijtje Volt, maar dit worden stilaan Belgische toestanden, waarbij alle verliezers samen in de regering gaan om toch maar niet naar het signaal van de bevolking te moeten luisteren. Mark Rutte zelf uitte voor de verkiezingen al twijfel of zijn coalitie de rit uitdoet, en heel wat waarnemers verwachten dat dit problematisch wordt. 

Verzet tegen technocratie

Het is in elk geval duidelijk dat in Nederland het “anti-establishment” sentiment in opmars is sinds 20 jaar. In 2002 scoorde de formatie van Pim Fortuyn een 17 procent, Geert Wilders overtuigde een 15 procent van de kiezers in 2010, en in 2019 stemde meer dan 20 procent van de Nederlanders voor ofwel Wilders ofwel de partij van Thierry Baudet. Die laatste had in 2019 evenwel een meer gematigd centrum-rechts profiel, en verloor nu heel wat kiezers.

Indien men de scores van die twee laatste partijen op 15 maart optelt bij de score van de Boerenpartij en die van het centrum-rechtse JA21, ziet men dat bij deze verkiezingen een derde van het kiezerkorps voor anti-establishmentpartijen stemde die radicaal tegenstander zijn van het huidige technocratische, vaak vanuit de EU afkomstige beleid, met zijn stikstofmaatregelen, gigasubsidies om landbouwbedrijven te doen stoppen, peperdure nieuwe energievereisten voor woningen en – niet te vergeten – een bijzonder beperkend Verdragskader voor asielbeleid, dat op minder en minder steun van de bevolking kan rekenen.

In een interview met VRT nieuws stelde de leider van de Boerenpartij, voormalig landbouwjournalist Caroline van der Plas – ook wel gekend als “Lientje” – dat haar partij niet enkel op basis van het verzet tegen het stikstofbeleid was verkozen, maar in de eerste plaats omwille van de tegenstand tegen “technocratisch beleid” allerhande, waarmee ze dus duidelijk doelde op het genoemde beleid op vlak van milieupolitiek en migratie. 

Stikstofdossier naar Brussel

Zoals ik in een vorige bijdrage op BusinessAM duidelijk maakte, zou het fout zijn om het stikstofdebacle eenzijdig in de schoenen van de Europese Unie te schuiven – nationaal werden er ook enorm veel fouten gemaakt – maar fundamenteel is een omslag op EU-beleidsniveau wel de noodzakelijke voorwaarde om een einde te maken aan het al te strikte stikstofkader. 

De natuurgebieden die lidstaten op basis van EU-regels omschreven, zijn immers “definitief en onherroepelijk” vastgelegd. Het is bijzonder moeilijk om een gebied de status van Natura 2000-gebied terug af te nemen. Het Europees Hof van Justitie geeft slechts onder twee voorwaarden toestemming om natuurgebieden af te voeren: wanneer er een wetenschappelijke fout is gemaakt bij de toewijzing van een gebied of wanneer een gebied niet meer kan bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de vogel- en habitatrichtlijn, omdat het bijvoorbeeld is opgeslokt door de zee. 

In 2020 al pleitte voormalig Nederlands Minister van Buitenlandse Zaken, Maxime Verhagen, toen voorzitter van de Nederlandse bouwsector, ervoor dat premier Rutte naar Brussel zou gaan om het over de Natura-2000 gebieden te hebben, waarbij hij stelde: “Natuurgebieden moeten robuuster en minder kwetsbaar” en “Zet je veto in”. 

Ook ‘Stikstofprofessor’ Jan Willem Erisman van Universiteit Leiden suggereerde reeds iets in die zin afgelopen zomer. Hij zei: “Op korte termijn heb je gewoon te voldoen aan je Europese verplichtingen om natuur in stand te houden, en daar hoort rigoureus stikstofbeleid bij. Maar voor de langere termijn moet je in Brussel de discussie aangaan: welke natuur is essentieel? Over de Waddenzee zal niemand twijfelen. Maar een klein gebied in de buurt van Duitsland, met soorten die over de grens in veel grotere aantallen te vinden zijn, moet je dat ten koste van álles overeind houden?”

Halfslachtige pogingen van de Nederlandse regering om voor meer flexibiliteit te pleiten bij de Europese Commissie in Brussel zijn op een njet gestoten, vorige herfst. De politieke realiteit is dat Mark Rutte helemaal geen zin heeft om ruzie te gaan maken in Brussel, niet enkel omdat het steeds links-groener wordende D66 dat niet wil, maar omdat Nederland dan ook toegevingen zal moeten doen aan de andere EU-lidstaten op andere dossiers, die deze Nederlandse eisen natuurlijk maar al te graag zullen gebruiken in een onderhandelingsspel. 

Het moet een goede les zijn om voortaan niet te snel “ja” te zeggen bij EU-beleidsvorming in Brussel, en om ambtenaren en politici scherp in het oog te houden wanneer zij allerlei zaken overeenkomen met collega’s uit andere EU-lidstaten, die dan voor jaren “vastgelegd” zijn in een EU-kader. 

Een democratisch mandaat

In de eerste plaats moet het hele stikstofdossier nu echter voor eens en voor altijd worden opgelost, en dat kan enkel door de koe bij de horens te grijpen en desnoods een grote crisis op EU-beleidsniveau uit te lokken hierover. Zowel Nederland als ons land zijn netto-betaler tot de EU-begroting, en de kost van stikstofpolitiek lopen bijzonder hoog op. Dan mag men niet enkel kijken naar de reeds gigantische 25 miljard die Nederland vrijmaakte of de 5 miljard euro die de Vlaamse belastingbetaler zal mogen ophoesten. Volgens het Algemeen Dagblad “zal de uiteindelijke schadepost veel hoger zijn. Het Transitiefonds is namelijk niet het enige geld dat besteed kan worden aan maatregelen. Daarnaast blijven de kosten voor de Nederlandse economie, bijvoorbeeld door uitgestelde woningbouw, oplopen.” Als men nu geen actie onderneemt op EU-niveau, moet men het nooit doen.

De opkomst bij de Nederlandse verkiezingen lag met meer dan 60 procent op het hoogste peil in 30 jaar, dus de Nederlandse kiezer gaf een bijzonder sterk democratisch mandaat om orde op zaken te stellen. Ook de Vlaamse regering kan zich nu beter bezinnen, en CD&V en Open VLD kunnen bijvoorbeeld eisen dat de federale regering een eventueel Nederlands EU-initiatief op dit vlak onvolkort steunt. Tenzij Mark Rutte zich dus krampachtig tot het einde van zijn loopbaan sleept. (ddw)


Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer